dinsdag 27 december 2016

Afsluiting

Het jaar leek een beetje als een nachtkaars uit te gaan. Met een paar dips was ineens de vaart eruit. Maar gelukkig op het eind toch nog een geslaagde twitch: witkopgors te Loodmansduinen op Texel. Vorige week nog misgelopen bij Lieshout, Noord-Brabant, maar nu dus wel. We hebben nog een week te gaan dus het is wellicht wat voorbarig, maar het zou een mooie afsluiting zijn van 2016.
Het ging overigens, zoals wel vaker, niet van een leien dakje, nee, het kostte weer eens uren zoeken. Het woei hard, misschien dat-ie zich daarom zo spaarzaam liet zien. Maar geelgorzen zaten wel geregeld open en bloot in de struikjes langs het akkertje aan de rand van de camping, dus waarom witkopgors niet? Ik was al anderhalf uur aan het zoeken toen ik eindelijk een korte glimp van de vogel opving. Te kort, te vluchtig, te slecht in beeld ook al zag ik voldoende van de koptekening voor een zekere determinatie. Ik was nog niet klaar hier.
Wat koperwieken, veel groenlingen en vinken, verderop flinke groepen holenduiven, geelgorzen natuurlijk en toen, we waren alweer anderhalf uur verder en we waren inmiddels met diverse vogelaars aan het zoeken, toen kwam-ie ineens aanvliegen en ging in een nabij struikje zitten. Hij verdween weliswaar al gauw naar het binnenste maar daar was-ie toch nog redelijk vrij zichtbaar en vijftig keer vergroot zag-ie er geweldig uit! We keken hem op de rug maar als-ie even de kop draaide, was prachtig het markante koppatroon zichtbaar, met de witte wang en de witte kruinstreep afgezet tegen warm kastanjebruine kleuren. En toen-ie ging verzitten en kop en borst naar ons toe richtte, toen waren we volmaakt gelukkig.

En daarmee beschouwen we, onder enig voorbehoud, het ongekend goede 2016 voor afgesloten. Ongekend goed, ja. De grotemensenwereld mag zich dan ook afgelopen jaar weer van zijn lelijkste kant hebben laten zien, voor mij als vogelaar was 2016 onvergetelijk. Ja, ik heb ook soorten gemist dit jaar, en niet de minste (alpenheggenmus, steppekievit, bergheggenmus, bruine lijster), maar elke keer kon ik dat met een brede glimlach ondergaan want wat ik allemaal wel gezien heb dit jaar, dat was formidabel. Successen en missers wisselen elkaar ieder jaar af, zo is het altijd en zo was het ook dit jaar, maar dit jaar was de lijst successen vele malen langer dan de bepaald imposante lijst met missers. Dertien lifers! en voor het eerst 300+ soorten in Nederland: ze maakten voor mij dit jaar, in weerwil van alle ellende in de wereld, Trump, de wereldwijde populistische revolte, Aleppo, nog meer bloedige aanslagen en al die overleden popiconen (maar zo is er elk jaar wel wat), tot een subliem jaar.

Dertien lifers. Een opsomming is saai maar kan niet achterwege blijven. Roodkeelnachtegaal, heilige graal voor vogelend Nederland, wekenlang in Noord-Hollandse burgermanswijk. Amerikaanse tafeleend, door sommigen afgedaan als nep maar wel de eerste voor Nederland, in een door populieren omzoomd winters kanaal in de Groninger ommelanden. Forsters stern, balkankwikstaart en grote kanoet op Texel in die magische voorjaarsweken toen ik in vijf weken zeven lifers scoorde. Met daarnaast westelijke baardgrasmus op het terrein van de Wageninger landbouwuniversiteit, flarden van zang van zwartkoprietzanger in de Ooyse graaf, steltstrandloper in noord Limburg en rode rotslijster op een akker in de Achterhoek. In de nazomer en herfst nog zwartkopgors langs de Noord bij Ridderkerk, marmereend bij een Brabants ven en in één weekend provençaalse grasmus en kroonboszanger, en we hebben alle dertien goed. Het kon niet op. En allemaal hebben ze hun eigen verhaal. Sommige heb ik schitterend van dichtbij gezien, andere waren iets minder gewillig. Sommige waren een makkie en meteen in beeld, andere gaven zich pas na lang wachten of na lang zoeken bloot. Sommige na een waar avontuur, sommige zelfs pas in de tweede poging.
En dan waren er nog al die andere, geen lifers maar toch memorabel. Omdat het mijn tweede ooit was, voor het eerst sinds jaren (blauwstaart op Texel) of eindelijk de superwaarneming die ik de vorige keer was misgelopen (rosse waaierstaart op de Maasvlakte). Omdat het na vele jaren eindelijk mijn derde ooit was (bonapartes strandloper Dannemeer), omdat het mijn beste ooit was (kleine topper Den Oever), omdat ik ze na jaren eindelijk weer eens prachtig te zien kreeg (bruine boszanger Kijkduin, dwerggors Noordwijk) of omdat het los van enige statistiek gewoon geweldige waarnemingen waren (vale gieren in de Alblasserwaard, roodpootvalken in de Amsterdamse waterleidingduinen). Of omdat het een unieke lokale gebeurtenis was: de kwartelkoningen van de Wetering, Leidsche Rijn, die ik zelfs te zien kreeg! Dat was me nooit eerder gelukt.
Natuurlijk moet ik ook de recordaantallen bladkoningen noemen, waaronder enkele van mijn mooiste ooit, enkele zelf ontdekt gevallen in de Utrechtse regio, een zingende vogel op Texel en een overwinterende vogel in Utrecht. Met als bonus een fraaie humes op Brabants vakantieparkje. En dan laat ik nog zoveel (bijna) onvermeld. Diverse ijsduikers (meer dan ooit). Twee kleine geelpootruiters. Taigaboomkruiper in Castricum. Draaihals bij Weesp. Grote grijze snip in (ook al) de Alblasserwaard. Bijeneters in noord Limburg. Witwang- en witvleugelsterns in het Groningse Dannemeer. Ralreiger in de Flevo. Griel in een weiland in Gelderland, duinpieper bij Ridderkerk, woestijntapuit en hop op Texel, weer eens fraaie pestvogels (in IJmuiden), kleine burgemeester in een Amsterdamse gracht, waterspreeuw bij Zutphen en in Zuid-Limburg mijn mooiste grauwe gorzen ooit in elk geval in Nederland. En ook nog een leuke vlindertwitch dit jaar: in Meijendel fraaie keizersmantels.
Vogels, vogels en nog eens vogels dus. Een kritische lezer zal wellicht opmerken dat dit een erg twitch-getint overzicht is geworden. Dat kan ook bijna niet anders: voor de meeste vogelaars geldt nou eenmaal dat verreweg de leukste soorten die ze zien, getwitcht zijn. Natuurlijk ontdek je ze liever zelf. Natuurlijk worden we liever verrast. Maar helaas komen de meeste van ons op die manier niet veel verder dan de dagelijkse standaard-soorten. Het zeldzaamste dat ik dit jaar zelf gevonden heb waren die blako's, zeker, ook leuk maar dit jaar geen prestatie van betekenis. En soms wil je ook eens iets anders. En intussen laten we ons ook tijdens het twitchen natuurlijk graag verrassen. Het een sluit het ander niet uit. Hoe dan ook brachten ze me op de mooiste plekjes van Nederland, al die getwitchte soorten. Het Zuid-Limburgse heuvelland, het coulisselandschap van Twente en van de Achterhoek, de Brabantse bossen en velden, de Hollandse duinen, de veenweiden en laagveenmoerassen in het westen en de hoogvenen in het oosten van het land. Of in de mooiste stadjes: Schiedam, Zutphen, Hoogwoud. Heerlijk was het ook om zomaar een lang weekend in het vroege voorjaar op Schiermonnikoog te verblijven. Om in de zomervakantie twee weken op een camping midden in Drenthe door te brengen en het Drentsche land in al haar facetten te ondergaan. En om in het hart van de herfst een volle week op Texel te verblijven en daar de herfst mee te maken, met al haar vogels, sommige zeldzaam, sommige overvloedig aanwezig. Vogels dus, toch weer vogels: het waren er Te Veel Om Op Te Noemen dit jaar!

24 december 2016

woensdag 21 december 2016

Buizerd

De winter, tot nu toe nogal scheutig met zijn gaven deze winter, had afgelopen nacht toch even uitgepakt: het was feest vanmorgen. Een dun laagje rijp kleefde aan ieder takje en aan ieder sprietje en had de Gagelpolder geschilderd tot een sprookjeslandschap dat van een beetje kleur werd voorzien door een roodborstje hier en een koolmees elders tussen al die witte twijgjes. In een fotoboek of op een schilderij noemen we dat kitsch en halen er de neus voor op, maar in de koude werkelijkheid buiten … prachtig. Een grote zilverreiger was nog witter dan de omringende wereld. In een bosje een winterse rietgors en in het veld honderden kolganzen. Ze vlogen af en aan, luidruchtig als kolganzen zijn, gedreven door een onrust die ze zelf vermoedelijk ook niet begrepen.
In een boom verderop een brede gestalte. Ik zag wit aan de borst: dat ging waarschijnlijk een buizerd worden, schatte ik. De verrekijker maakte er inderdaad een buizerd van. Wat het natuurlijk altijd al was geweest, bedacht ik, het is niet dat het pas een buizerd werd op het moment dat ik dat vaststelde. (Of wel? Oceanen van gedachten, van filosofische hoogstandjes, van wetenschappelijke exercities laat ik even voor wat ze zijn.) En het zou ook altijd een buizerd blijven. Nou ja, niet altijd natuurlijk. Er komt een moment dat die buizerd ophoudt een buizerd te zijn. Eerst wordt-ie een dode buizerd, dan is het nog een buizerd, maar daarna zijn er nog slechts de resten van een buizerd en kun je die nog wel buizerd noemen? En tenslotte zelfs dat niet meer.
Dat geldt allemaal uiteraard niet alleen voor die buizerd.

20 december 2016


Meer uit het Utrechtse: Roodstuitzwaluwen in de Gagelpolder



zondag 11 december 2016

Achterweg

Het was weer zo’n gebeurtenis die je op een of andere manier gaat bijblijven, die een herinnering gaat achterlaten. Waarom? Niet om het weer. Dat was grauw, grijs, mistig, miezerig en kil. Een normaal mens zou er depressief van worden. Om de plek dan? Dat stukje niemandsland waar je struikelt over de woekerende braamstrengen, dat van niemand is of van iemand die allang vergeten is dat-ie het had? Iets van vroeger, iets dat ooit geweest is maar waarvan nog slechts een ongeordende verzameling braamstruwelen, stekelig struikgewas, een paar coniferen en een paar kale boompjes resten. Plus een vervallen schuurtje, een verwilderd akkertje en wat weggegooid tuinmeubilair. Een half tuinbankje lag in het gras, een paar van die oude witte tuinstoelen lagen diep in het braamstruweel. Die liggen daar langer dan de bramen er staan; die zijn daar later massaal overheen gegroeid. Ultieme lelijkheid: wat heeft een mens daar te zoeken? Waarom op zo’n sombere dag die reis ondernomen, met trein en vouwfiets van Utrecht helemaal naar die sombere plek aan de Achterweg bij Noordwijk?
Dat ging ‘m natuurlijk weer om een vogel. Wat anders? Of twee vogels, om precies te zijn, al was ik met een van beide ook best tevreden geweest. Om twee dwerggorzen, schattige maar tamelijk zeldzame beestjes die al enkele weken op deze tot voor kort vergeten maar de laatste tijd opmerkelijk druk bezochte plek verblijf houden. In de ultieme grijsheid van deze dag was ik op zoek naar iets dat in deze context bijna onbestaanbaar is: naar kleur, naar de warm oranje-bruine wangetjes van dwerggors.
Aanvankelijk geen spoor van beide. Het zag er al naar uit dat ik op deze grauwe, grijze, mistige, miezerige en kille middag genoegen moest nemen met deze ongeordende verzameling braamstruwelen, stekelig struikgewas, een paar coniferen en een paar kale boompjes en ik had me daar al bijna mee verzoend toen, na anderhalf uur zoeken, ineens twee vogeltjes roepend van pal voor mijn voeten opvlogen naar het braamstruweel naast het vervallen schuurtje. En daar kreeg ik, diep in het struikgewas maar op slechts enkele meters afstand, enkele keren vrijwel geheel vrij zicht op de warm oranje-bruine wangetjes van dwerggors. Twee dwerggorzen, scharrelend tussen de twijgjes en de blaadjes en schuilend voor de inmiddels neer zeikende motregen. Ik heb nog een tijdje afgewacht of ze in een van de kale boompjes wilden gaan poseren, zoals ze de afgelopen weken voor diverse fotografen hadden gedaan, maar dat zat er met dit weer niet meer in. Dus maar weer terug naar Leiden gefietst.

10 december 2016




zondag 4 december 2016

300

Ik ben ervoor naar de Tichelgaten van Windesheim geweest, stille wateren met eenden en meerkoeten omgeven door wat karige bossigheid, in een context van herfst en motregen en af en toe zelfs echte regen. (Woorden zijn zo ontoereikend, in elk geval de mijne, maar ik kan u verzekeren, het was er mooi. En wat meer is: het heeft een herinnering nagelaten.) Maar geen witoogeend. Dus een week later stond ik tussen de pakhuizen en kantoorgebouwen in Schiedam aan een oude kade met zicht op nog meer oude kades en pakhuizen, en kraaninstallaties en schepen tot in de verte en na enig zoeken op een mooie witoogeend tussen de tafeleenden. Op een mistige middag ben ik ervoor naar Zutphen geweest, heb daar rondgefietst door ternauwernood zichtbare bossen en velden van de Achterhoek tussen Warnsveld en Vorden en heb een uur doorgebracht bij een waterspreeuw bij een stuw in de Berkel. Op een zonovergoten ochtend ben ik naar het Limburgse heuvelland rond Sittard geweest waar de laatste restjes herfst prachtig kleurden in de glooiingen terwijl ik stond te kijken naar een stuk of tien grauwe gorzen. En aan een oud grachtje omgeven door grootstedelijke nieuwbouw in Amsterdam stond ik te zoeken naar een kleine burgemeester. Alles voor de 300!
Allemaal geen straf natuurlijk.
En tenslotte vandaag naar een winters, verlaten vakantieparkje in de buurt van Rosmalen geweest. Een mooie, heldere late herfst- of vroege winterdag. Wat laatste, verdorde restjes kleur aan de bosranden maakten het nog een beetje herfst, de meest al kale bomen en het helderkoude weer juist meer winter. Hoofddoel was vandaag de humes bladkoning die al enkele dagen verblijft in vakantiepark Vinkeloord bij Vinkel, waar nog een enkele bladblazer blies maar de meeste vakantiehuisjes donker en gesloten achter hun coniferenhagen lagen. Dit moest mijn 300e soort van dit jaar worden, maar aanvankelijk zag het daar nog niet naar uit. Zoekende mensen maar geen spoor van de vogel en niemand die hem al gezien had en wist waar te zoeken. Zag er vrij kansloos uit maar soms vallen die dingen bij nader inzien wel mee: na een half uurtje zoeken was ikzelf de gelukkige die hem terugvond, roepend vanuit een hoge, zeer dichte conifeer. Hij liet zich niet zien en tegen de tijd dat andere vogelaars waren gearriveerd, deed-ie er weer het zwijgen toe. Maar na een tijdje begon-ie weer te roepen en nu kregen we hem wel te zien, hoog boven ons, af en toe vrij tussen wat kale takken en op zeker moment nog net herkenbaar.
Later en wat verderop kregen we hem veel beter te zien. Geruime tijd foerageerde hij aan beide zeiden langs de centrale hoofdweg door het park, af en toe fanatiek roepend, geregeld goed zichtbaar en even zelfs op slechts enkele meters afstand in het lage, kale kreupelhout langs het weggetje. 300 dus. Ik beloof het er verder niet meer over te zullen hebben, daarvoor is het natuurlijk veel te onbelangrijk.
Hier ook nog onder andere een mooie boomklever op een metalen hekwerk, niet zeldzaam natuurlijk maar wel het aanzien en dus het noemen waard. Waarna, om het af te maken, nog een fijn stukje gefietst door het Brabantse land. Langs velden en halfkale akkers, boomlanen, bosranden, ach, het idee dat je die woorden al zo vaak gebezigd hebt maar mooi was het (idem), en lekker bijtijds terug in Rosmalen. Een zeer geslaagde twitch, zo heb ik ze graag.

3 december 2016




maandag 28 november 2016

300

Sommige mensen willen er 7000, al hebben die daar wel de hele wereld voor nodig. Ik neem genoegen met 300. 300 soorten vogels in één jaar, in Nederland: een bescheiden ambitie. Er zijn ook mensen die president van de Verenigde Staten willen worden, of Olympisch kampioen 100 meter hardlopen. Dat is maar weinigen gegeven, maar die 300, dat kan iedereen.
Ik moet er wel bij zeggen dat die ambitie pas de kop opstak, toen ik er al bijna was. Nog bescheidener dus, die ambitie. Maar nou wil ik het halen ook. Dus afgelopen weekend lekker wezen jaarsoorten sprokkelen. Te beginnen gisteren naar Zutphen, vanwege waterspreeuw bij een stuw in de Berkel tussen Warnsveld en Almen. In Utrecht scheen de zon, een prachtige herfstdag lag in het verschiet. In Zutphen was het grijs en mistig en waterkoud en werd het desondanks een prachtige herfstdag. Aan alles, ook aan het meest alledaagse, kleeft mystiek op zo’n dag. Schimmen van bosranden en boomgroepen die opdoemen uit de nevels, het weggetje dat, geflankeerd door bomen als olifantpoten, oplost in het niets, bosranden die vage flarden van herfst dragen en het nevelige, door bosschages en grasweiden omgeven landhuis van Het Waliën.
De waterspreeuw was overigens gauw gevonden, en liet zich weer erg mooi zien. Dat is trouwens bij de meeste waterspreeuwen het geval, geen erg lastige soort. Behalve dat-ie ook weleens een paar dagen zoek schijnt te zijn. Maar vandaag niet. Vandaag zat-ie afwisselend te badderen in het water rond de in de stroom aangebrachte stenige barrières die hem ongetwijfeld aan zijn geboortegrond deden denken, of te zingen op de stuw alsof het lente was.

Vandaag was het veel minder koud. Minder mistig ook. Aanvankelijk wel weer tamelijk grijs maar later kwam zelfs af en toe heel dunnetjes de zon erdoor zodat de laatste flarden herfst aan de bosranden, gisteren nog zo vaag, ineens helder opflakkerden. In een context van glooiende velden en ruige akkers die zich wellustig in de schoot van het heuvelland vleiden tot aan de bosranden beneden, op zoek gegaan naar de grauwe gorzen die sinds enkele jaren overwinteren in het noordelijk Limburgs heuvelland rond Puth, Doenrade en Windraak, minder bekend dan Valkenburg, Schin op Geul en Berg & Terblijt maar net zo mooi en veel stiller. Eerst was ik bij Puth, waar ze meestal worden gezien en waar ik ze de afgelopen paar jaar zelf ook gevonden heb. Daar was het echter stil, behalve wanneer een van de diverse jagende blauwe kiekendieven van alles uit de akker joeg, rietgorzen, veldleeuweriken, duiven, maar geen grauwe gorzen. Dus ‘omhoog’ naar Windraak en naar de andere kant van de N276, waar ze de laatste dagen ook af en toe gevonden worden. Daar, langs een onverhard weggetje dat langs wat bosjes en losse boompjes omlaag het dal in hobbelt, eerst een man sperwer die vlak langs me heen achter een klein vogeltje aan joeg. Daarna een mooie man geelgors. En tenslotte grauwe gorzen. Een paar zaten er hoog in een hel vergeelde boom verderop, prachtig in de telescoop, en toen ze op- en een tijdje klikkend rondvlogen bleken het er dertien te zijn. Later zag ik ze weer in die boom, zo dichtbij, zo mooi in het zonnetje inmiddels en zo vol in de telescoop dat zelfs ik met mijn armzalige apparatuur een herkenbaar fotootje van ze kon maken. In Nederland zag ik ze zo nooit eerder.
Daar stond ik dus, helemaal in mijn eentje met een stel grauwe gorzen in de telescoop, die als je ze zo in beeld hebt helemaal niet saai meer zijn, en het fraaiste Limburgse heuvelland om me heen, glooiend naar de laagtes waar het versleten herfstkleed nog om de bosranden heen geslagen hing. Er zijn minder prettige manieren om je zondagmiddag door te brengen.
En jawel: 298 vandaag, en daar ging het natuurlijk allemaal om.

27 november 2016













zaterdag 19 november 2016

Schiedam

Een mens moet zich af en toe een doel stellen in het leven, nou ja, dat vindt men toch? Of niet? En zo had ik bedacht dat ik dit jaar maar eens de 300 soorten moest gaan halen. Kort geleden nog maar, overigens, pas toen het er opeens op ging lijken dat die mijlpaal haalbaar was. Een paar pijnlijke missers de afgelopen tijd, de een (bruine lijster in Groningen) wat pijnlijker dan de ander (witoogeend afgelopen weekend op een regenachtige middag te Windesheim bij Zwolle), bracht mijn doel enigszins aan het wankelen dus ik dacht: vandaag maar eens naar Schiedam want die witoogeend daar, dat is toch een niet te missen inkoppertje, of niet?
Maar aangekomen bij de Wilhelminahaven geen witoogeend. Meerkoeten, tafeleenden, een mengseltje van wilde en soepeenden, grote gele kwikstaart over, maar van witoogeend geen spoor. Heb ik weer! Kan ik dat wel weer gaan relativeren, zoals ik meestal en wellicht tot vervelens toe doe, maar voor mijn streven naar 300 soorten dit jaar dreigde opnieuw een knauw. En daarvan kan ik me er ook weer niet al te veel veroorloven.
Omgereden en het haventje van de andere kant geprobeerd, wat slechts zeer beperkt zicht gaf op een deel van dezelfde tafeleenden en meerkoeten. Weer terug en nog even een ander zijhaventje geprobeerd maar dat bleek toch echt de verkeerde plek. Nog even aan de Maas gestaan en terug op wat toch echt de goede plek moest zijn. En daar: witoogeend! Nu wel. Heerlijk, dat gevoel van opluchting en voldoening, ook al betreft het slechts een witoogeend. Wel een mooie witoogeend, een adulte vogel, mooi op kleur en met witte kont tussen de tafeleenden waar-ie zojuist niet tussen had gezeten. Hoera! Toch weer een stapje op weg naar de 300. Nog vier te gaan.
Dit alles in een context van oude havenwerken, grauwe kades, hijskranen, gesloten pakhuizen en een roodbuikige sleepboot. Waarna Schiedam nog een verrassend mooie oude binnenstad bleek te bevatten.

18 november 2016






Pluk riet

Een klassieker, vanmorgen in de Gagelpolder. Langs de oever van een sloot, tegen de rietrand aan, dat was een pluk riet toch? Ja, dat was een pluk riet. Toch even de verrekijker erop, voor de zekerheid. En inderdaad …, hoewel, nee: roerdomp!
Open en bloot, prachtig vrij zichtbaar op de slootkant. Fijn begin van de dag, we kunnen er weer tegen vandaag.

15 november 2016


Meer uit het Utrechtse: Buizerd

zaterdag 12 november 2016

Terugkeer

Of ik nou zojuist de triomf heb gevierd van een zeldzame vogel die ik heb binnengehaald, of de deceptie heb moeten ondergaan van urenlang vergeefs rondsjouwen in een Groningse buitenwijk, telkens keer ik daarna weer terug naar de Gagelpolder. Dat product van Randstedelijk natuur-en-recreatiebeleid om de hoek, past me als een tweede huis, of eerder: als een tweede tuin. Met zijn stukje nieuwbouwbos met op open plekken houten speeltoestellen tussen de jonge boompjes, zijn stukje oud broekbos met duistere poelen in de schaduw van els en berk, zijn open velden en zijn houtkades en boomsingels. Daar loopt inmiddels de herfst alweer bijna op zijn eind. Aan de meeste bosranden rest nog slechts een laatste laagje vuilgeel en vuilrood, al bijna bruin eigenlijk, al bijna winter, nog slechts een schim van de kleurenpracht die nog amper een week geleden de bosranden sierde.
In een boomtop zitten een paar appelvinken, met hun kolossale snavels snoepend van het laatste restje groen dat nog aan de bomen hangt. Een paar kleine zwanen over, een zilverreiger hoog koersend terwijl tegelijkertijd twee ter plaatse in het veld. Een flinke groep kramsvogels ook en nog een laatste veldleeuwerik op weg naar het zuiden. De trek is inmiddels grotendeels tot stilstand gekomen, al kunnen morgen zomaar weer de ganzen vliegen, met honderden soms, of wat groepjes zwanen, of wie weet, met heel veel geluk, een paar kraanvogels. Maar daar staat eigenlijk de wind niet naar, dat zal ook deze herfst wel weer een wensdroom blijven. Voorlopig neem ik genoegen met die paar appelvinken, die paar kleine zwanen, die zilverreigers en die eenzame veldleeuwerik.
De winter staat alweer voor de deur. Je merkt dat aan de stilte in het bos en aan de leegte boven je hoofd waar nog slechts af en toe een eenzame graspieper of lijster doorheen vliegt. Aan de kaalte die alweer aan de bomen ontluikt. Aan het zilverachtige vernisje van rijp dat de kou van afgelopen nacht heeft achtergelaten. Het is de gang der seizoenen die je op zo’n moment ervaart, die voortdurende cirkelgang van de natuur, jaar na jaar, het klappen van de zweep, het malen van de molens en in een bredere context uiteindelijk natuurlijk de voortgang van de tijd, van het leven zelf, en op zo’n moment verzoen je je weer met alles waarmee je je maar verzoenen kunt. Met je eigen middelmaat, immers de standaard, de mensheid bestaat grotendeels uit middelmatigen, de wereld draait op middelmaat, dat is bijna een wiskundig principe. De briljante types die je zo vaak op televisie ziet, zijn in het dagelijks leven hoge uitzondering.
Het is eerlijk gezegd best een troostrijke gedachte.

11 november 2016


Meer uit het Utrechtse: Pluk riet



donderdag 10 november 2016

Beijum

Ach, vergeleken met de wereldramp Trump is het natuurlijk klein leed. Van al die uren dat ik bij een al ijzig aanvoelende herfstkou vergeefs door het Groningse Beijum heb gekuierd, dat ik met tientallen anderen keer op keer elk tuintje, elk bosje, elk veldje binnenstebuiten heb gekeerd, keer op keer vergeefs, daarvan zal de wereld niet vergaan. Nou ja, door Trumps presidentschap hopelijk ook niet, al is de kans daarop wel ietsje groter. Maar het was, hoe dan ook, geen feestdag vandaag. Niet voor mij, niet voor de wereld, hooguit voor de tientallen die vanmorgen wel vanaf zonsopgang aanwezig waren en er dus op tijd bij waren.
Het werkt wel een beetje louterend, zo’n dag, drukt je met de neus op de feiten. Wat is de lol nog, als je de vogel niet ziet? Twitchen wordt werken, zwoegen, en als het resultaat uitblijft, dan blijft het daarbij. Zeker op zo’n alledaagse plek. Dan werk je, dan zwoeg je voor niets. En zoals het zien van de gewenste vogel op raadselachtige wijze je bestaan voor minstens enkele dagen kan vervullen met een warme gelukzaligheid, zo kan het missen ervan op een gegeven moment een gevoel van kille leegte teweegbrengen en de vraag oproepen: waartoe zijn wij dan op aarde?
Natuurlijk, overdreven, maar toch, de wetenschap zonder, in dit geval, bruine lijster op zak huiswaarts te moeten keren en de volgende dag weer de dagelijkse sleur te moeten ondergaan zonder de herinnering aan die bruine lijster, die stemt niet echt vrolijk. Hoe gezellig het af en toe in Beijum ook was, met lotgenoten (de meeste toch?) onder elkaar. En als vogelen je al niet gelukkig maakt, wat rest er dan nog?

Waarom vogels? vraag ik me weleens af. Hadden het niet net zo goed postzegels kunnen zijn? Of vliegtuigen? Dan had ik mijn dagen doorgebracht op een parkeerplaatsje bij Schiphol, in plaats van gewapend met verrekijker en telescoop in een buitenwijk van Groningen. Succes gegarandeerd, want die vliegtuigen, die vliegen toch wel, misschien af en toe met wat vertraging maar na uren wachten in de kou komen ze toch voorbij.
Dat vogels in zekere mate mijn leven hebben gered, is evident. Ze maakten het de moeite waard als het dat even niet leek te zijn en sleepten me door periodes dat verder alles even niets leek te betekenen. Maar hadden postzegels of vliegtuigen dat niet evengoed gedaan kunnen hebben? Ik kan van alles bedenken. Om te beginnen zijn vogels natuurlijk de mooiste schepsels op aarde, misschien na de mens, voor zover van het vrouwelijke type. Zie toch die vormen, zo zacht, zo rond, zo vloeiend, altijd elegant, nou ja bijna altijd. Zie die kleuren: soms kleurrijk, soms ook niet maar altijd subtiel, altijd geraffineerd. Zie hoe ze (nou ja, de meeste) zich verheffen, hoe ze moeiteloos de zwaartekracht trotseren en oeroude natuurwetten naast zich neerleggen. Maar had ik niet net zo goed dergelijke dingen kunnen bedenken met betrekking tot postzegels of vliegtuigen? Is het uiteindelijk niet gewoon toeval? Gewoon omdat alweer zo’n vijftig jaar geleden mijn oude oom en tante me meenamen?
Maar wat nu, als je die vogel mist? Ook al zijn er natuurlijk altijd andere vogels, die net zo mooi van vorm zijn en net zo de wetten van de zwaartekracht van zich afwerpen, die kunnen toch niet teweegbrengen, wat die ene teweeg zou hebben gebracht. Die ene die zo jammerlijk afwezig was vandaag en daarmee dat sombere, lege gevoel teweegbracht in plaats van die warme gelukzaligheid van dat ene moment dat-ie er, al was het maar heel even, wel was geweest.
Maar inderdaad, vergeleken met de wereldramp Trump is het natuurlijk klein leed.

9 november 2016


Meer dips: Totaal onbelangrijk
Meer Urban Birding: Alphen a/d Rijn
Meer Beijum: Beijum
Meer bruine lijster: Lijster

maandag 7 november 2016

IJmuiden, 6 november 2016

Het was een geweldige herfstdag vandaag. Zo’n heerlijke combinatie van op het ene moment felle zon en even later al even felle buien, die vooral de herfst af en toe in petto heeft. En hoewel die felle buien af en toe wel tot enig ongemak leidden, had ik ze niet willen missen. Want die luchten! Blauwe luchten die botsten op aardedonkere wolkenpartijen, het zonlicht dat door gaten en kieren sijpelde, majestueuze regenbogen: dan maar een nat pak af en toe.
Elk weer is mooi weer. Sommig weer is alleen wat minder praktisch.
Doelsoort vandaag was de kleine alk die sinds een paar dagen gezien wordt aan de IJmuider zuidpier. Het was alweer vijf jaar geleden dat ik die voor het laatst zag, ja, af en toe kan zo’n soort er bijna ongemerkt jarenlang tussendoor glippen dus het was wel weer eens tijd. Maar ik begon met de pestvogels die zich dezer dagen ophouden langs de Heerenduinweg in IJmuiden zelf: veel minder lang geleden maar altijd een geweldige soort, altijd een soort om naar uit te kijken in periodes dat ze weer eens wat talrijker zijn. Het ziet ernaar uit dat we weer zo’n periode hebben: op vele plaatsen in het land duiken deze juweeltjes weer met tientallen op. Ook in IJmuiden, waar hen weer de gebruikelijke, massale adoratie ten deel viel. Vooral van fotografen. Ik was zo ongeveer de enige zonder fototoestel, afgezien van mijn eenvoudige mobieltje, ik wordt nog een zeldzame minderheid. Of dat ben ik eigenlijk al. Ook zonder fototoestel was het heerlijk om de dag te beginnen met hun hoge gerinkel en hun acrobatische capriolen aan rijk beladen bessenstruiken. Eigenlijk kan je dag niet meer stuk als je een half uur of langer in het herfstzonnetje hebt staan genieten van hun meestal onbekommerde gedoe dat ze in hun argeloosheid af en toe op nauwelijks twee meter afstand van de toeschouwers bracht.
Toen ik later bij IJmuiden aan Zee afdaalde naar de oeverlanden van het Kennemermeer, viel intussen de eerste bui van mijn wandeling. Een lage zon die als het ware onder de bui doorscheen, een dubbele regenboog, pure magie! Later, op de pier, scheen de zon alweer. Tientallen drieteenstrandlopers op het strand, op de pier de gebruikelijke steenlopers, paarse strandlopers en een paar oeverpiepers en toen ik een groep vogelaars intensief op het water zag neerkijken vond ik ook de kleine alk, als een badeendje, ik ben lang niet de eerste die die vergelijking maakt maar hij is dan ook zeer treffend, als een badeendje dobberde hij op de golven. Niet naast de pier, maar door de telescoop toch erg fijn in beeld. Met een vrouw zwarte zee-eend en een vrouw eider.
Een stevige bui maakte een einde aan het feest. We lieten de vogel los, ik haastte me naar het vuurtorentje op de punt van de pier waar ik me voorlopig in de luwte begroef, en zelf heb ik de vogel daarna niet meer teruggezien. Een tijdje was het intussen behoorlijk heftig, met golven die hoog opspatten en zeewater dat tot een halve decimeter hoog over de pier stroomde. Je kon je afvragen of dit nog wel verantwoord was, vooral toen een golf hoog over het gebouwtje heen spatte, maar opvallend genoeg vond ik het eigenlijk helemaal zo hard niet waaien. De bui leek intussen eindeloos en het zwart aan de hemel reikte tot aan de horizon, maar uiteindelijk naderden toch opklaringen en volgde een uurtje met zon en hingen de meest duistere wolkenvelden windafwaarts. Tijd om weer even te vogelen. Tijdje over zee staan kijken maar veel vloog er niet, ondanks de noordwestenwind. Een paar roodkeelduikers, één zeekoet, wat zwarte zee-eenden. Terug over de pier vond ik nog ijseend en kuifaalscholver. Nieuwe buien, nieuwe zonneschijn, en op het Kennemermeer weer een ijseend. Dezelfde of een tweede? Nog meer prachtige luchten, nog even van de pestvogels genoten en daarna de bus terug naar Amsterdam.

6 november 2016









maandag 31 oktober 2016

Lentevreugd in de herfst

Tijdens het trektellen vanmorgen vooral voor ons doen behoorlijke aantallen houtduiven. Een paar flinke groepen en in totaal enkele honderden stuks: maakt vooral nieuwsgierig naar hoeveel ze er hadden op de oostelijke telposten. Verder onder andere enkele mooie groepen aalscholvers koersend door de blauwe lucht, een appelvink, keep, havik, een mooie sperwer laag over, wat waterpiepers en twee boomleeuweriken.
Twee uur later stond ik weer eens te wachten op een vogel die niet kwam. Urenlang wachten, wanneer heb ik dat ook alweer eerder meegemaakt? Oh ja, gisteren nog. Variaties op een thema: wij vogelaars hebben blijkbaar inderdaad niets beters te doen. Vandaag op Lentevreugd, bij Wassenaar, vanwege juveniele steppekiekendief die zich daar in de buurt al enige tijd ophoudt. Mooi weer met volop zon en prachtige, kleurrijke herfsttaferelen rondom. Oranjegele rietvelden, geelbruine of zelfs roodbruine boompartijen in het aangrenzende duinland, mooie vluchten van bij elkaar honderden kramsvogels over ons heen, baardmannetjes in de buurt, krijsende waterrallen, een late citroenvlinder, nee, we stonden ons niet te vervelen. En ineens een fraai vrouwtje blauwe kiekendief jagend boven het veld. Die leidde uiteraard tot de nodige verwarring; diverse mensen meenden eindelijk de step te hebben, ik ook, heel even, maar het was echt gewoon maar een blauwe. Ook mooi zat natuurlijk, maar niet de soort waarop we stonden te wachten.
Toen, over vieren al, na urenlang wachten op de vogel die maar niet kwam, toen zat-ie ineens, wie weet hoe lang al, op een halfkale duinhelling achter Lentevreugd. Nogal ver maar door de telescoop toch leuk te zien. En onmiskenbaar natuurlijk. Zie de rossig bruine kleur, de ongetekende onderdelen, de boa. Hadden we die maar wat eerder ontdekt, dat had ons heel wat tijd bespaard. Na een tijdje kroop hij (!) voetje voor voetje door het duinzand, iets wat ik geen enkele kiekendief ooit eerder heb zien doen, en verdween achter een duindoornstruikje. Verder werd vooralsnog niets meer van hem vernomen. Ik kon naar huis.

29 oktober 2016



vrijdag 28 oktober 2016

Brubo

Effe heen en weer naar Duindorp voor een bruine boszanger. Nou was dat ‘effe’ natuurlijk wensdenken en bleek de praktijk weerbarstig. Zoals te verwachten was. Signalen uit het veld waren duidelijk genoeg. Door heel wat mensen is de vogel dan ook slechts als ‘roepend’ ingevoerd. En het is er natuurlijk ook de soort niet naar. Dus duurde ‘effe’ ruim twee uur, staand aan dat grindpaadje randje Duindorp en turend in een ondoordringbare wirwar van takjes en twijgjes en doornig hout en vergeelde blaadjes, geen doorkomen aan, voor misschien tien tellen dat ik de vogel in beeld had, en daar mocht ik dus niks over klagen. Effectieve tijdsbesteding, efficiënt gebruik van je schaarse beschikbare uren, dat is iets waar wij vogelaars nog weleens een boompje over kunnen opzetten. Liefst een boompje met bruine boszanger. Maar die tien tellen, die waren die uren wachten en zoeken en luisteren of je misschien ergens een zacht, binnensmonds ‘tsjak’ hoorde, ruimschoots waard. Dat luisteren, door het geruis van de zeewind en het gekraak van het struweel heen, een langsfietsende vader met bakfiets met krijsend dochtertje, af en toe een passerende hondenuitlater en af en toe het kabaal van de trams verderop, dat lukte trouwens nog verrassend goed: al vrij gauw klonk een paar keer het zo vurig gewenste roepje uit de diepte van het stekelwoud. Daarna was het echter langdurig stil, wat brubo betreft. Die gaf geen teken van leven meer. Het leek een kansloze affaire. Maar na geruime tijd toch weer af en toe dat stille gesmak, ergens uit de nabijheid. En toen ineens zag ik ‘m, scharrelend door de lage restanten van begroeiing op de bodem van een betrekkelijk open plek in het duinstruweel. En enige tijd vol in de kijker, kruipend over een takje, even een kort stukje fladderend, even half verzonken tussen eeuwenoude bladeren op de grond en toen weer omhoog een takje op klauterend, als een muisje, veel meer is het niet, nauwelijks de moeite om twee uur of meer aan te besteden, maar wel met een fijn snaveltje, met een opvallende wenkbrauw- en oogstreep en verder vooral erg bruin, van boven meer nog dan van onderen, en dat alles maakte dit mormel tot een bruine boszanger, zeldzaamheid uit het verre Siberië of daaromtrent. Toen die na een stuk of tien tellen (en dan hoefde ik niet eens al te hard te tellen) weer uit beeld was, was mijn missie geslaagd en kon ik terug naar de tram, amper honderd meter verderop.
Voor een OV-vogelaar dus een uitstekende bestemming.

28 oktober 2016





maandag 24 oktober 2016

422 / 423: To see or not to see

Ben je net terug uit Texel en dringend toe aan een paar rustige dagen thuis, krijg je zó’n weekend! Dat begon al op vrijdag en dat was eigenlijk een dag te vroeg, had graag gehad dat het een dag later was gebeurd want toen op de Maasvlakte die bergheggenmus werd ontdekt, eerste voor Nederland, toen zat ik nog op Texel. Die bleek voor mij die dag niet meer haalbaar. Nou zijn er mensen die dat beest zelfs vanaf Vlieland of Schier nog gehaald hebben, maar daartoe ontbreekt mij toch iets. In de eerste plaats natuurlijk een auto, maar dat niet alleen. We waren druk met vertrekken van Texel: opruimen, inpakken, nog een beetje schoonmaken, ik pikte nog net even een mooie hop mee, vliegend over het veld bij Dorpzicht, en die heggenmus was intussen alweer uren onvindbaar. Toen die tegen half 1 eindelijk werd teruggevonden, was het te laat. Het is toch iets met prioriteiten die niet altijd even scherp staan afgesteld.
Dan vernauwt zich dus je hele bestaan tot die ene vogel, tot die ene vraag: krijg ik ‘m te zien of krijg ik ‘m niet te zien? To see or not to see, om een oude Engelse meester te parafraseren.
Niet, dus. Was zaterdag helaas onvindbaar. Toen ook nog eens de eerder gevangen kroonboszanger te Castricum werd teruggevonden, terwijl wij op de Maasvlakte vruchteloos naar een bergheggenmus liepen te zoeken en slechts goudhaantjes vonden die als een ware plaag door elk bosje en tussen alle graspollen kropen, zag ik de bui al hangen: dit ging een historisch rampweekend worden.
Maar toen deed zich een prettige ontsnappingsroute voor: provençaalse grasmus. Wel niet helemaal hetzelfde als bergheggenmus maar wel pas de negende voor Nederland en voor mij evengoed een nieuwe soort. Zou ik mee kunnen leven. Dus met de auto langs de zeedijk gesneld tot waar we andere auto’s en vogelaars zagen en ons in de achtervolging gestort. Het was weer hectisch, er deden zich weer taferelen voor van het soort dat leidt tot verhitte discussies op de daartoe geëigende internetfora en hilariteit aan de lunchtafel op het werk. Want de vogel maakte het ons niet gemakkelijk, hield zich meest schuil, vloog af en toe een stukje maar dook dan steevast gauw weer in een volgend struikje of een volgende helmpol en verplaatste zich zo honderden meters langs de dijk. Zodat wij er met zijn allen over de weg achteraan holden. Maar uiteindelijk kreeg ik ‘m bevredigend te pakken. Eerst zag ik ‘m mooi dichtbij langs vliegen en daarna ging-ie een paar tellen lang open en bloot op het prikkeldraad zitten. Het was een meer dan redelijke compensatie voor het missen van de bergheggenmus, vond ik.
Ook nog een poging gedaan tot kroonboszanger, want als je dan toch aan het autotwitchen bent, dan ook maar goed. Dat was echter teveel gevraagd: een uurtje gestaan bij het bosje in de duinen bij Castricum waar de vogel af en toe gezien was, maar niet meer gezien dan opnieuw wat goudhaantjes. Dat de vogel een half uurtje na ons vertrek toch nog door enkele mensen gezien was, dat mocht de pret niet drukken: een dag waarop je een lifer ziet, is een gelukkige dag. Hoeveel je er ook dipt.

Mocht ik dan zondag eindelijk genieten van een rustige dag thuis? Nee, want toen al vroeg in de ochtend de kroonboszanger werd gemeld, begon het toch weer te kriebelen. Castricum moest het worden. Effe heen en weer, hoopte ik, al weten we allemaal hoezeer dat ook anders kan lopen. Maar dit keer niet. Ik stond er nog maar net toen ik de vogel prachtig in beeld kreeg, even vrij zichtbaar tussen de bladeren. Groenig van boven, grijswit van onderen, vage vleugelstreep en zeer markante koptekening: bingo! Die was binnen. Twee uit drie: een superweekend. Bergheggenmus? Ach, bergheggenmus, wat zou het. Provençaalse grasmus en kroonboszanger: twee lifers in twee dagen, dat is wat telt.

23 oktober 2016


Meer: Blauwe rotslijster

zondag 23 oktober 2016

Van ver

Het was een fijn weekend hoor, het Dutchbirding vogelweekend op Texel. Lekker gevogeld, veel vogels, een paar toffe soorten, allemaal goed voor mekaar. Alle lof voor de organisatie. Maar een moeite dat het af en toe kostte! Het was ook een weekend van veel zwoegen, van eindeloos zoeken, van uren maken en van lang niet altijd loon naar werken. Zo holden we op zaterdagmiddag met zijn allen over smalle bospaadjes of zelfs dat niet op zoek naar de 23e blauwstaart voor Nederland, de vierde voor Texel (en pas mijn tweede, na negen jaar), die zojuist gevonden was in een krap bemeten stukje bos bij De Koog. Het was een klassieke, onvergetelijke megatwitch waarbij we elkaar met 300 man voortdurend voor de voeten liepen en struikelden over elkaars telescooppoten die als een soort ledematen aan ons lichaam hingen. In blinde paniek renden we keer op keer naar de plek waar het beestje volgens de rondzingende geruchten zojuist gezien zou zijn, maar waar die bij aankomst meestal net weer vertrokken was of anders wel onzichtbaar achter de ruggen van mijn gewaardeerde medevogelaars. Uren heeft dat gekost, met als resultaat niet meer dan een paar tellen dat ik de vogel enigszins herkenbaar in beeld had.
De volgende ochtend ging dat overigens een stuk beter: met een bescheiden groepje stonden we rustig te wachten langs het fietspad waar de vogel af en toe langs kwam. Een paar keer kreeg ik de vogel mooi te zien.
Kende dit verhaal uiteindelijk nog een happy end, dat gold niet voor bijvoorbeeld de draaihals die zich moest ophouden in de bosjes bij het NIOZ-complex in het Horntje. Ook daar hebben we aardig wat tijd aan besteed. Drie keer hebben we er gestaan en drie keer was het niks. Of voor de pallas boszanger die ik diverse keren op diverse plekken heb lopen zoeken: voor mij onvindbaar. Over de bruine boszanger wil ik het niet eens hebben: die is door bijna niemand gezien. En die kleine vliegenvanger, in hetzelfde stukje bos als de blauwstaart: drie keer lopen zoeken met als resultaat een vogeltje hoog in een boomkruin, door anderen iets beter gezien en bovendien gehoord dus het zal ‘m heus wel geweest zijn, en een dag later enkele keren een heel zacht rateltje. Het goede geluid, de goede plek: moet je ‘m nog gaan tellen ook.
Nou was het ook weer niet altijd zo moeizaam. Sommige zeldzaamheden werden ons als het ware in de schoot geworpen. Woestijntapuit bijvoorbeeld, toch niet de minste: zat netjes voor ons klaar op een akkertje ten zuiden van De Cocksdorp. Grote pieper: vloog zomaar over ons heen toen we aan het zoeken waren naar kleine vliegenvanger. Pestvogel: vloog op een onbewaakt moment over me heen in ons tuintje in de Krim (al was dat feitelijk het weekend niet meer). En bladkoning: kun je dat nog wel een zeldzaamheid noemen, dezer dagen? Mijn mooiste was het vogeltje dat midden op de Krim fanatiek zat te roepen en toen ineens overging op zang! Zingende bladkoning in Nederland: voor Texelaars misschien gesneden koek, maar voor mij een regelrechte sensatie. Toen-ie ook nog even mooi vrij zichtbaar was, was dit blako-momentje helemaal af.
En vlak voor ons vertrek kon ik ook nog net even een hop meepikken. Dus inderdaad: een paar toffe soorten, allemaal goed voor mekaar.

Nou zijn dit natuurlijk allemaal buitenstaanders, zelfs die blako. Verre reizigers die, in de meeste gevallen, ergens een verkeerde afslag hebben genomen. Behalve misschien die blako’s want daar komen er tegenwoordig zoveel van langs dat je misschien al moet spreken van reguliere doortrekkers. Ecologisch irrelevant: ze zeggen niets over hoe het ervoor staat met natuur en met vogels in Nederland (behalve misschien die blako's …). Maar het is natuurlijk wel oktober: vrijwel alles wat we op het eiland tegenkwamen, was passant, was reiziger. De roodborstjes die af en toe met tientallen langs de bosrand scharrelden, dat waren andere dan die zich van de zomer in onze tuinen ophielden. De talloze goudhaantjes die af en toe tot op een paar meter naderden op hun zwerftocht door het stekelig duinstruweel, die kwamen echt niet allemaal (allemaal niet, vermoedelijk) uit de dennenbossen op onze zandgronden. De koperwieken en de zanglijsters die af en toe met tientallen het veld bevolkten, de graspiepers die af en toe de lucht vervulden met hun schrille piepjes, het sperwertje dat over de akker schoot en alles in wilde paniek de lucht in joeg en de jonge slechtvalk die met krachtige slagen voor ons langs over het strand schoot: allemaal afkomstig van ver. De roodborstjes en de goudhaantjes evengoed als de blauwstaart en de woestijntapuit.

21 oktober 2016


2017: Meer lezen? Texel






zondag 9 oktober 2016

Jacobssteeg

Vanmorgen weer wezen trektellen aan de Jacobssteeg. Zoals bijna elke zaterdagochtend van half augustus tot half november. In principe staan we vanaf zonsopkomst twee en een half uur te tellen. Geen gejacht, geen gehaast, gewoon twee en een half uur stilstaan en met enkele Goede Vogelvrienden wachten op wat er komen gaat, op wat er over ons heen komt. Soms, als de trek dat toestaat, worden er ervaringen en herinneringen uitgewisseld, over vogels meestal, vogelaars onder elkaar immers. Soms wordt gezwegen en geconcentreerd geluisterd en gespeurd in die enorme hemelkoepel boven ons waarin je zoveel missen kunt. Zo zie je niet alleen de vogels zelf, maar ook de verschillende fases waarvan die vogels deel uitmaken over je heen komen. Als een soort periodiek systeem zie je in de loop van die drie maanden de soortsamenstelling veranderen. Eerst de gele kwikstaarten en pas als die zo goed als op zijn de eerste grote gele kwikstaarten. We hebben een rustige telpost: pas in de loop van september komt het met de graspiepers een beetje op gang. Daarna volgen de zanglijsters. Inmiddels zijn we toe aan de eerste koperwieken, waarmee voor de meeste vogelaars de herfst pas echt begonnen is. Zonder koperwieken (korfduiven, voor sommigen) geen herfst. Intussen passeren ook al de eerste vinken en veldleeuweriken, waarvan de hoofdmacht later in oktober passeert. De eerste groepen ganzen hebben we ook al gehad. Het wachten is nog op de eerste kramsvogels, daarna hopelijk af en toe wat zwanen en dan, als we heel veel geluk hebben, misschien kraanvogels. Meestal komen die niet zo westelijk en als ze wel zo westelijk komen, dan meestal niet bij ons.
Vanmorgen was het rustig op de telpost. Wat groepjes graspiepers, af en toe een grote gele kwikstaart, wat lijsters en een groepje kruisbekken. En groepen grauwe ganzen die alle kanten opvlogen, daar kun je niet zo veel mee. Tussendoor ook een paar groepjes kolganzen, die wel strak naar zuid vlogen. Er is weleens geopperd dat je de soort kunt herkennen aan de richting waarin ze vliegen. Zou handig zijn voor het vele zwijgzaam en hoog overvliegende kleine spul maar wetenschapsfilosofisch zitten daar natuurlijk wel wat haken en ogen aan. Dus maar niet gedaan.
Eerlijk gezegd is het meestal rustig op onze trektelpost. Met een flinke dosis jaloezie zien we telkens weer de resultaten langskomen van beter gesitueerde telposten, sommige ook dicht in de buurt. De verleiding is dan weleens groot … Maar ‘een telpost verplaatst men niet licht’, schreef ik ooit. Dat ging over onze vorige locatie, de renbaan op de Uithof, die we uiteindelijk noodgedwongen moesten verlaten toen uiteindelijk ook de renbaan zelf verdween. Dus nu staan we hier, aan de Jacobssteeg bij het bruggetje over de Biltse Grift, tussen De Bilt en de Uithof in. Zicht op de bosranden van Beerschoten, Vollenhove en Oostbroek in de verte, en op onder andere het provinciekantoor waarop soms net de slechtvalk herkenbaar is. Als in de verrekijker de punt op de i er wat langgerekt uitziet, richt dan de telescoop.
Intussen tikken de roodborsten erop los en roepen er nog wat tjiffen, hoewel veel minder dan een paar weken geleden. De roodborsten juist veel meer. Ook trek. Trek die je niet als zodanig waarneemt, die je niet registreert, die niet in onze annalen terechtkomt, maar ze komen van ver, die roodborsten, en die tjiffen, die moeten nog ver.

8 oktober 2016




dinsdag 4 oktober 2016

Blako-time

Gisteren waren er al onwaarschijnlijke aantallen gezien op de Waddeneilanden. Dat moest ook in het binnenland iets kunnen opleveren, hoopte ik tegen beter weten in. Maar zie, vanmorgen vond ik mijn tweede en mijn derde, en misschien ook wel mijn vierde eigen bladkoning deze herfst, en allemaal gewoon in mijn eigen, onvolprezen Gagelpolder, onder de rook van Utrecht.
Eerst hoorde ik in de westelijke Gagelpolder, op wat lokale vogelaars kennen als de roerdompenplek, een paar keer een verdacht roepje van het soort dat je eerst denkt van hé, was dat er niet een? gevolgd door een hardnekkig zwijgen zodat je het maar weer vergeet en verder fietst waarop de vogel toch weer roept zodat je toch weer denkt van hé, was dat er niet een? Aanvankelijk dacht ik ‘m maar te moeten negeren maar in het licht van de gebeurtenissen een half uurtje later anderhalve kilometer verderop, toch maar aan de annalen toegevoegd. Want een half uurtje later vond ik in de oostelijke Gagelpolder, in de bosjes tussen het stukje oude natuur daar en het bedrijventerreintje aan de Overvechtkant, maar liefst twee bladkoningen. De een riep enige tijd fanatiek en aanhoudend, de ander af en toe tussendoor uit een andere richting. Na een tijdje helaas allebei stil.
Mijn blako’s stonden niet op zichzelf. Er werd er vandaag nog een gevonden in Utrecht stad (terwijl ook de beide vogels van Bloeijendaal nog aanwezig waren), drie in Houten, een in Amersfoort, een in Vianen, een in Zeist en een aan de Lek bij Jaarsveld. Ongekende aantallen voor de provincie. De influx heeft blijkbaar het binnenland bereikt. Heerlijke soort, bladkoning, en heerlijk om daar mijn deel van mee te maken.


Verder vandaag alweer een groepje koperwieken over en al wat veldleeuweriken: allebei niks te laat. Ook alweer wat sijzen, een grote gele kwikstaart en een paar mooie groepen aalscholvers. Hoofdrol was er voor de graspiepers, niet voor niets de winnaar van de eurobirdwatch afgelopen zaterdag. Ik wist trouwens niet dat daar een wedstrijd aan verbonden was. Hoe dan ook, de herfst schrijdt voort.

3 oktober 2016





maandag 3 oktober 2016

Zee

Het was helaas een kansloze missie. Een vruchteloze poging om nog iets mee te pikken van de tamelijk spectaculaire zeetrek die onze kust afgelopen woensdag zomaar uit het niets getroffen had. Want waar kwamen ze ineens vandaan, al die grauwe pijlen, na een nazomer zonder wind van betekenis? Hoe dan ook, ik was weer eens een paar dagen te laat, zoals zo vaak: de stroom was opgedroogd, over zee nog slechts een handvol jan van genten. Nou zijn jan van genten altijd prachtig en thuis zie ik die niet dus laat ik niet al te hard klagen. En een weliswaar vrij verre maar toch herkenbare grote jager. En enkele imposante groepen lepelaars over zee, vele tientallen lepelaars op weg naar het verre zuiden. De eerste al toen ik net de bus uitstapte en nog niet eens wist dat de stroom pijlen was opgedroogd. Op het strand een mooie adulte geelpootmeeuw. En intussen een forse stroom graspiepers over ons heen naar zuid. Dat waren zo’n beetje de hoogtepunten van een ochtendje Katwijk aan Zee. Voor een binnenlander als ik helemaal zo gek nog niet maar het valt natuurlijk in het niet bij wat er een paar dagen eerder aan zee allemaal gezien was. Het blijft zoeken naar die ene perfecte dag aan zee, die ene dag dat je er wel bij kunt zijn.

Het is zeevogelen ten voeten uit. Ofwel er vliegt niks en je staat urenlang vruchteloos over een lege zee te turen, ofwel er staat een lekkere noordwester en je mist meer dan de helft van de vogels die worden omgeroepen. Vind je eindelijk eens iets, verdwijnt het binnen een paar tellen weer in een golfdal, vaak om nooit meer te worden teruggevonden, voor altijd onbekend. Soms vind je zo’n vogel tientallen meters verder weer terug, waarna zich meestal hetzelfde afspeelt. De tijd om er een fatsoenlijk etiketje op te plakken, krijg je nauwelijks. Soms vraag je je af, waar doe je het eigenlijk voor? Wat is daar nou de lol van?

Twee dagen later spoed ik me hals over kop naar Camperduin. Berichten over noordwest 5 tot 7 in de loop van de dag aan zee, bieden een onverwachte herkansing. De eerste uren daar vliegt er echter helemaal niks. Nou ja, wel grote sterns natuurlijk, en geregeld jan van genten en die zijn zoals gezegd altijd prachtig, maar het is niet waar je op gehoopt had, niet waarvoor je je hals over kop naar Camperduin had gespoed. En als eindelijk de wind behoorlijk is aangewakkerd, worstel ik zoals altijd met die zeevogels die temidden van die immense zee aan golven vaak zo ontzettend moeilijk te vinden zijn. Een kleine jager die wordt omgeroepen kan ik niet vinden. Een zwartkopmeeuw die wordt omgeroepen krijg ik ook al niet te pakken. En de eerste grauwe pijl van de middag: gemist. Maar intussen vind ik zelf een kleine jager die zich aan de horizon in een jacht op een paar meeuwen stort. En de volgende kleine jager die wordt omgeroepen krijg ik wel in beeld: een donker beest dat zich niet al te ver weg en aardig zichtbaar naar zuid spoed. Dan vind ik warempel zelf een grauwe pijl, af en toe zichtbaar als een soort kromgebogen spleet in het universum die zich tussen de golven door beweegt. Hij is al voorbij als ik ‘m oppik en al bijna uit beeld als ik me realiseer waar ik naar sta te kijken. En de volgende grauwe pijl die wordt gemeld krijg ik ook te pakken, even zichtbaar boven de golven, donker, spitse vleugels, gegoten in dat vliegbeeld dat al sinds on­heuglijke tijden de oceanen trotseert.
Dat is dus waarvoor je het doet. Het zijn die zwervers van de wereldzeeën die je een beetje deelgenoot maken van de mythe van de oceaan. Van die gren­zeloze onbekendheid van achter de horizon, waaraan ook de modernste communicatietech­no­logieën in we­zen geen eind hebben kunnen maken. Overal op land kun je, hoe ver ook, naar de horizon toe. Aan zee niet meer. Daar is achter de horizon een wereld die ons niet meer toe­behoort. En met zo’n grauwe pijl, of met zo’n jan van gent of kleine jager, geeft zich iets van die we­reld bloot, iets dat vrij is en onafhankelijk en zich niet in een kooitje of een rijtjeshuis laat stoppen. En dat daarmee een klein stukje van oeroude jongensdromen verwerkelijkt.

2 oktober 2016


Meer aan zee: Haat en liefde

zondag 25 september 2016

421: Slechtvalken

Hoogtepunt tijdens de trektelling vanmorgen op de Jacobssteeg was de slechtvalk die geruime tijd dichtbij rond joeg boven en voor een nabij maïsveld en op het laatst nog even vlak over ons heen vloog. Schitterend! Verder onder andere de wekelijkse ijsvogels, een stuk of twee roodborsttapuiten, een dodaars, de eerste twee kolganzen van het seizoen en een grote zilverreiger over. En alweer voor ons doen aardige aantallen graspiepers over.
Waarna ik samen met Hans de trein naar Tilburg nam en de vouwfiets naar Huis ter Heide, voor een kleine verplichting aan onze hobby: marmereend. De plek was mooi, met wat ruigtevelden, wat drassig land, een plasje, schrale weilanden, bosranden en een gefatsoeneerde vuilnisbelt tegenover die met enige fantasie oogde als een stukje Limburgs heuvelland. Het weer was mooi: helder, zonnig en warm. Na de herfstige frisheid vanmorgen op de telpost was het vanmiddag weer volop zomer. De lucht was mooi en blauw en herbergde af en toe een paar buizerds. En die beide slechtvalken die elkaar lawaaierig achterna zaten boven het weiland achter ons, alweer slechtvalken! waren ook mooi.
En de marmereend? Die sliep meest, lag half zichtbaar en nauwelijks als zodanig herkenbaar ineengedoken onder een forse pol pitrus en riep aldus weer de gebruikelijke vragen op naar het waarom toch van deze idiote hobby. Weinig aan zo maar hopelijk was het voldoende om me in het vervolg nooit meer verplicht te hoeven voelen om een marmereend te gaan twitchen. Af en toe hief hij zijn kop en keek je toch tegen een stukje marmereend aan. En na zowat een uur wachten ging hij eindelijk twee keer even staan, als om zich uit te rekken, om daarna gauw weer te gaan liggen maar intussen was-ie toch korte tijd goed te zien geweest en bleek het warempel toch een mooi eendje. Apart, anders, en nooit eerder.
Maar de soort van de dag was vandaag natuurlijk de slechtvalk.

24 september 2016

donderdag 22 september 2016

Rosse waaierstaart

Een groepje van nog slechts enkele vogelaars stond in het eerste ochtendlicht bijeen langs de Noordzeeboulevard op de Maasvlakte. Hadden ze hem al, of waren ze nog naarstig aan het zoeken?
Het was nog zowat nacht geweest toen we, Erik, Jeroen, Janneke en ik, uit Utrecht vertrokken waren en bij het eerste nog wat grauwe licht hadden we de Maasvlakte bereikt. Er waren nog geen meldingen maar het was nog vroeg en alles kon nog goedkomen. Spannend, dus. We reden door naar een parkeerplaats een kleine twee kilometer verderop. Parkeren langs de weg was verboden, waren we gewaarschuwd; er werd gecontroleerd. De kleine twee kilometer die we moesten teruglopen, langs halfkaal duinland, langs uitlopers van de haventerreinen en onder een ontluikende herfst, waren natuurlijk geen straf. Maar de drukte aan vogeltjes om ons heen kreeg nog niet de aandacht die die wellicht verdiende. Heggenmussen die hun schrille roepjes uit zowat alle bosjes lieten klinken, putters en kneuen die in zwermen om ons heen vlogen, wat zanglijsters of graspiepers over ons heen, er had zomaar een grote of een roodkeelpieper tussen kunnen zitten maar we liepen haastig door naar de plek, een kilometer verderop, waar gistermiddag een rosse waaierstaart was ontdekt. Tweede voor Nederland en tweede ook voor mij, na een waarneming drie jaar geleden die voor verbetering vatbaar was. Zou een heerlijke soort zijn. En de eerste melding was inmiddels binnen, het zou vast goedkomen!
Ter plaatse een stuk of tien belangstellenden, verrekijkers, telescopen, telelenzen. ‘Is-ie in beeld?’, luidt dan altijd de traditionele openingsvraag. 'Ja hoor, luid en duidelijk’, was het zeer welkome antwoord. Het was even zoeken maar daar was-ie dan, foeragerend aan de voet van het dijktalud, en zoals altijd gaat er dan een schok door je heen. Rosse waaierstaart! Af en toe half verscholen maar af en toe, terwijl de fototoestellen ratelden, volkomen vrij zichtbaar op amper tien meter afstand! Dit was de rosse waaierstaart zoals ik ‘m drie jaar geleden gezien had willen hebben.

Drie jaar geleden dook bij een oude manege nabij Camperduin de eerste rosse waaierstaart van Nederland op. Ik herinner me hoe we elkaar toen verdrongen op het smalle weggetje om tussen een paar gebouwen door een blik te kunnen werpen op de vogel die af en toe zichtbaar foerageerde op een erf achter die gebouwen. Ik heb weleens nog meer mensen bij een twitch meegemaakt, maar meer dringen dan die keer was het nooit. Met enige moeite, balancerend boven de slootkant, had ik ‘m in beeld gekregen, herkenbaar en voor dat moment afdoende. Euforisch was ik, want wat een soort! Maar foto’s maakten later duidelijk hoe men de vogel daarna had gezien: vrij foeragerend op slechts enkele meters afstand. Toen was ik al onderweg geweest naar de Maasvlakte, samen met Pim die me een lift had aangeboden die ik niet wilde afslaan, naar de op dezelfde dag ontdekte arendbuizerd aldaar: de tweede lifer op één dag! Ongekend; ík maak dat in Nederland tegenwoordig niet meer mee. Maar een klein beetje spijt dat ik niet een uurtje langer bij die waaierstaart was gebleven, heb ik altijd gehouden.
Dat is nu dus rechtgezet. Want deze liet zich geweldig zien. Het was de perfecte twitch die al het moeizame gehannes van de afgelopen weken in één klap deed vergeten: hij was meteen in beeld en daarna kregen we uitgebreid de gelegenheid om de vogel in detail te bekijken. Het was een behoorlijk gesleten beestje met bijvoorbeeld rafelige uiteinden van de staart, wat wees op een adulte vogel. Dat is op zich niet zo gunstig: de meeste dwaalgasten die hier verzeild raken, zijn jonge vogels. Maar verder was er weinig dat aan een kooivogel deed denken en ik heb daar ook nog niemand over gehoord. En hij gedroeg zich tijdens onze aanwezigheid voorbeeldig. Hij scharrelde, hij wroette, trok eens een worm of een rups tevoorschijn, of iets anders dat hij telkens even onderzocht en dan telkens weer terzijde legde om het daarna toch weer op te pakken. Verdween af en toe vrijwel geheel in de toch schaarse vegetatie maar dook daarna steeds weer op en was vaak langdurig open en bloot op korte afstand zichtbaar, scharrelend en wippend met de staart. Allemaal fantastisch. Het was een heerlijk uurtje daar langs de Noordzeeboulevard. Teruglopen naar de auto was daarna een feest. Overal heggenmussen, overtrekkende zanglijsters, graspiepers en spreeuwen, de eerste kepen van de herfst en al die tijd die waaierstaart nog in gedachten, de onbetwiste hoofdprijs van de dag. We hebben daarna nog een tijdje ons best gedaan, vonden nog bruine kiekendieven, vele tapuiten, een sijs en meer, maar een tweede of derde prijs was ons niet meer gegund. Daar konden we mee leven.

21 september 2016




maandag 19 september 2016

Texel zonder bairds rpt

De aanhouder wint! Zaterdag had ik de keus uit drie bairds strandlopers: eentje op Texel, eentje in de Biesbosch en eentje in de Ezumakeeg. Hopend op tijdig nieuws had ik mijn vertrek zo lang mogelijk uitgesteld maar toen dat nieuws uitbleef, werd het toch maar weer Texel. Op zondag bleek er echter van de drie niet een terug te vinden: keus uit nul bairds strandlopers dus. Ik had, zou je kunnen zeggen, niet eens de verkeerde keus gemaakt en dat is een hele troost. Of het zou de keus moeten zijn om sowieso een bairds strandloper te gaan zoeken. Inderdaad misschien beter van niet. Dat getwitch altijd maar …
De zon scheen, de zuidooster woei, het eiland lag er prachtig bij en tientallen mensen onderweg genoten met volle teugen. Dat laatste verdiende natuurlijk navolging dus vooruit. Paapje, diverse tapuiten, goudplevieren, kanoet, paar jan van genten boven zee, genoeg om later nog eens met plezier aan terug te denken. Smelleken die over de polder snelde en over de dijk uit zicht verdween: dat was zelfs nog een nieuwe jaarsoort en in september is zoiets meer waard dan in januari. Sowieso een echte herfstgebeurtenis, zo’n moment van dynamiek die het jaargetijde soms zo kenmerkt. Hoewel op andere momenten de tijd roerloos kan zijn. Zoals vandaag bij Dijkmanshuizen waar vrijwel niets bewoog in het goeddeels uitgedroogde terrein. (Maar goeddeels uitgedroogd was het gisteren natuurlijk ook al en toen zat er wel een bairds.)
Onderweg nog even de gestreepte strandloper langs de Staart aangedaan en die zat er weer net zo fraai bij als vorige week. In een poging zelf iets moois te ontdekken, heerlijk lopen struinen door de duinen van De Muy, al leverde dat niet veel meer op dan een paar meesjes, een roodborsttapuit en een fitis. Geen bosgors zoals op Vlieland vandaag, geen kleine spotvogel zoals op de Maasvlakte, nee, Texel is mij dezer dagen even niet erg gunstig gezind. Maar ach, het eiland heeft afgelopen voorjaar, met onder andere forsters stern, balkankwikstaart en grote kanoet, krediet opgebouwd voor jaren en als ik daar maar genoeg aan terugdenk valt hier wel weer een weekje mee te leven en red ik het net tot volgend weekend.

In de trein terug las ik een oudje van good old Koos van Zomeren: ‘… En mocht een roerdomp opdoemen, dan wordt het een dag die je altoos zal heugen’. Ik had dan wel geen roerdomp vandaag, maar wel een smelleken. En trouwens, die roerdomp had ik afgelopen vrijdag. En een visarend. Dan mag je niet zeuren, lijkt me. Het is altijd goed om een en ander in perspectief te zien. En in de krant las ik over de activiteiten van Boko Haram in Nigeria. Roven, verkrachten, moorden, vernietigen, over perspectief gesproken … Maar jammer blijft het, van die bairds. De aanhouder wint blijkbaar niet altijd. Had ik natuurlijk kunnen weten.

18 september 2016

maandag 12 september 2016

Texel zonder bairds

In de trein op weg naar Alkmaar voor een rondje Camperduin e.o. melding van een bairds strandloper op Texel: ik bleef nog maar even zitten. Nog voor Den Helder werd-ie alweer afgemeld: vogel sinds de ontdekking niet meer teruggevonden. Er wordt gezocht, wordt er dan altijd bij gezegd, en je stelt je de mensen voor die met steeds minder geloof in de goede afloop elk hoekje in de nabije en de minder nabije omgeving binnenste buiten keren. Ach, een dagje Texel is sowieso geen straf, bairds of geen bairds. Na een grijs en miezerig begin werd het weer steeds mooier en op Texel scheen de zon. Ik maakte geen haast om richting bairds te gaan, kon ook niet want niemand wist waarheen dat was. Vogel was nog altijd niet terug gevonden. Dus rustig langs de Petten en de Mokbaai (goudplevieren, bonte strandlopers, paar lepelaars, paar pijlstaarten, onder andere) en langs de duinrand richting Westerslag. Tijdje aan zee gezeten, wat precies opleverde wat je bij een matig windje als vandaag, uit onbestemde richting, kunt verwachten. En da’s niet veel. Toch was ik met die paar jan van genten best gelukkig, want jan van genten zijn en blijven machtig om te zien. Nog wat gestruind door het open duinland van de Bleekersvallei, wat ook al niets opleverde van alle dingen waar je op hoopt op zo’n mooie septemberdag op een Waddeneiland (wel roodborsttapuiten en een zingende fitis). Het was rustig boven zee, het was stil in de duinen en het was leeg in de lucht boven het eiland. Hoezo herfst?
Dan maar weer wezen twitchen. Dat heerlijke jagen, als een terriër op zoek naar die ene soort, eerst met behulp van google maps (tegenwoordig) en uiteindelijk met je eigen ogen, met behulp van verrekijker en telescoop. Waarna bij een goede afloop (lang niet altijd) die ontlading volgt, van extase, van pure vreugde, ook al betreft het ‘slechts’, bijvoorbeeld, een gestreepte strandloper in de natte graslandjes langs De Staart. Die was gauw gevonden en liet zich mooi zien temidden van de kemphanen en een paar bontjes met op de achtergrond een slechtvalk op het molentje. Of ‘slechts’ een morinelplevier, in de akkers langs de waddendijk bij Oost. Die kostte heel wat meer tijd en heel wat meer zweet. Uitvoerig speuren tussen de goudplevieren leverde slechts goudplevieren op maar uiteindelijk vond ik de vogel zijdelings van de goudplevieren in zijn eentje op de akker. Een mooie juveniele vogel, misschien niet zo oogverblindend als de adulten die we hier in het voorjaar zien maar zeker zo interessant. Hij liet zich goed zien en juveniele morinel was alweer best lang geleden voor me.
Ook nog geprobeerd om zelf een mooie zeldzaamheid te vinden maar het is slechts voor weinigen weggelegd om vaker dan heel incidenteel zelf een zeldzaamheid te vinden. Voor mij in elk geval niet. Ook vandaag weer vruchteloos gespeurd tussen de toch al weinig talrijke trekkertjes op het eiland. Vruchteloos geluisterd naar de geluidjes van de weinige vogels die over me heen kwamen. Gestruind in de duinen, getuurd over het wad, Wagejot afgespeurd, Ottersaat gecheckt maar verder dan wat gele kwikstaarten, een paar tapuiten en massa’s goudplevieren kwam ik niet. Het zal dan wel weer een andere keer worden.

11 september 2016

dinsdag 6 september 2016

420: Slechte tijden, goede tijden

Twee en een halve week geleden toog ik naar Berkel en Rodenrijs voor een waterrietzanger in de Nieuwe Droogmakerij aldaar. Toen ik arriveerde was-ie al een paar uur uit beeld en ook de verdere dag is-ie niet meer teruggevonden. Een paar dagen daarna stortte ik me in het avontuur van noordwest Friesland in een poging de bonapartes strandloper in beeld te krijgen die zich af en toe vertoonde op het wad bij Westhoek. Trein naar Leeuwarden, dik uur stoeien met de zuidwester en de talrijke buien die die met zich meebracht, maar bij Westhoek geen bona. Oh, er was genoeg moois te zien hoor, prachtige groepen kleine en krombekstrandlopers, een grauwe franjepoot, zilverplevieren, noem maar op en alles gedreven door het getij. Dus ik klaag niet al te hard maar toch …
Vorige week deed ik verwoede pogingen om de steppekievit van Linden e.o. te pakken te krijgen. Zaterdag was ik te laat: vogel was om een uur of half 11 vertrokken, voor mij een half uurtje te vroeg, en werd de verdere dag niet meer teruggezien. Een patroon dat zich, zo bleek, al een aantal dagen afspeelde. Was fijn geweest als ik dat vooraf alvast had uitgepuzzeld. Maandag, toen ik met Arian kon meerijden, waren we vroeg genoeg: om een uur of 8 waren we ter plaatse. Maar de vogel liet zich die dag, en ook de dagen erna, niet meer zien.
Dit alles om aan te tonen dat het ook vogelaars soms meezit en soms ook tegen. Nou ja, voor wie geldt dat niet? Maar hoewel we tussen mijn beide steppekievitendips met vogelwacht Utrecht nog wel een mooie duinpieper opstreken te Hendrik-Ido-Ambacht, was ik wel weer eens toe aan een geslaagde twitch. Daarom gisteren na twee uurtjes trektellen op de Jacobssteeg (rustig, grijs met een klein beetje zon tussendoor, af en toe een gele kwikstaart, af en toe de ijsvogel in de buurt en één keer een roepje dat verdacht veel op duinpieper leek maar één keer, dat is eigenlijk te weinig voor een zekere duinpieper, hoewel het er verdacht veel op leek), de trein naar Groningen genomen, met de vouwfiets de ommelanden in richting Slochteren, langs oude hoeven als landhuizen, sommige statig, andere wat vervallen en alle omgeven door oude bosschages, en op de Slochtermeentweg gespeurd naar steltjes in het Dannemeer. Bezweet van 15 kilometer fietsen met rugzak met telescoop op de rug maar inmiddels scheen de zon en al gauw kreeg ik loon naar werken: bonapartes strandloper. Een van mijn topdips van de afgelopen weken teniet gedaan. En de vogel liet zich geregeld prima zien. Was ook vaak zoek want de groep steltjes hier was nogal vliegerig, maar werd steeds ook weer teruggevonden en vaak op heel acceptabele afstand. Mooi! En leerzaam, want zo vaak zag ik bona nog niet. Het was een al vroeg naar winterkleed geruide vogel, overwegend betrekkelijk saai grijsbruin met wit, maar de belangrijkste karakteristieken waren ook bij dit kleed prima vast te stellen. Vooral de langgerekte bouw viel af en toe erg op, met lange vleugels die ver voorbij de staartpunt staken. Het verschil met omringende kleine en bonte strandlopers was niet te missen. In grootte en in snavelmaat zat-ie tussen die beide in. Duidelijke wenkbrauwstreep en donkere vlekjes in de bovendelen; af en toe was de witte stuit zichtbaar en bij goed licht ook de fijne vlekjes langs de flanken: een vogel uit het boekje!
Tientallen kleine strandlopers, wat krombekken, een drieteenstrandloper, bosruiters, tientallen kemphanen en een mooie zwarte ibis droegen nog bij aan de feestvreugde. Toch werd die een klein beetje getemperd want al onderweg in de trein, ergens nabij Assen, kwam de melding van een zwartkopgors in de Crezéepolder bij Ridderkerk. Eerst denk je ‘het zal wel’. Het was te laat om mijn plannen te wijzigen vond ik, als ik daar al zin in had gehad. Maar aan het eind van de dag wel alweer zowat 200 meldingen op Waarneming.nl en diverse jaloersmakende foto's: ja ja, soms zit het tegen.
Dus toen het tamelijk apocalyptische weer zoals dat voor vandaag was voorspeld, in de middag toch weer mee leek te gaan vallen (voor de middag was zelfs volop zon voorspeld) en enkel Appgenoten aankondigden een poging te gaan wagen, kon ik niet langer thuisblijven. Trein naar Rotterdam, trein naar Zwijndrecht, op de fiets langs snelwegen en verkeerspleinen naar Ridderkerk (dat was om, er ging iets niet helemaal goed met Google Maps): het was me weer een onderneming. Maar uiteindelijk bevonden we ons in de Crezéepolder, waar een mistroostig groepje vogelaars vergeefs naar rietvelden en ruigtes stond te turen. Al meer dan een uur, werd ons verteld: zag er niet best uit. Het woei ook te hard, was de gedachten. Kan de zon wel schijnen, maar daar heb je dan weinig aan. En toen zagen we hem vliegen, boven het riet: een forse gorsachtige vogel met lange staart en ongetekende kop, zandbruin van kleur en vrijwel zonder streping op de onderzijde. Zwartkopgors binnen: +1!
Even later, na nog even wachten en turen, vloog-ie ineens voor ons op uit de vegetatie en ging vrij zichtbaar hoog in een rietstengel zitten. Daar was-ie minuten lang prachtig in beeld. Zodat ook deze queeste weer naar volle tevredenheid was volbracht. Ja, soms zit het mee.

4 september 2016