maandag 30 april 2018

Vogelreis Extremadura april 2018

Het is nog vroeg in de ochtend als we nabij Trujillo op de steppe staan. De zon komt net boven de horizon uit. Een grote bal van vuur die de laatste mistflarden wegblaast die op de steppe rustten, afijn, men kent dat wel, al oogt dat in de Hollandse polder toch altijd wat alledaagser. Een stevige, nogal frisse wind maakt dat het koud aanvoelt. Maar! Overal zingende kalanderleeuweriken, zo talrijk als bij ons de veldleeuweriken allang niet meer zijn. Dichtbij baltsende kleine trappen, boven het veld een jagende grauwe kiekendief, in de verte roepende hop. We zijn op zoek naar zwartbuikzandhoen, twee dagen terug gemist en voor mij een lifer: nooit eerder gezien. Uiteindelijk vinden we er twee, ver weg in het veld. Dan verschijnt er een vos ten tonele en ineens vliegen er een stuk of vijftien zwartbuikzandhoenders voor ons boven de steppe. Ook zwartbuikzandhoen gelukt! Zoals vrijwel alles gelukt is deze week. En dan, we horen ze achter ons aankomen: witbuikzandhoen! Een stuk of zeventig liefst vliegen laag over ons heen! Ja, het is een magische ochtend. Even later vinden we ook nog twee zwartbuiken een stuk dichterbij in het veld, en op de terugweg vanuit de auto een stuk of dertig vale gieren, op korte afstand rustend en met één monniksgier erbij. Het maakt de ochtend, het maakt in feite deze week in Extremadura helemaal af.

Het was onze laatste ochtend in Extremadura en die was wel enigszins exemplarisch voor deze vogelreis. We waren een week op stap met BirdingBreaks en deze week lukte vrijwel alles. Ik heb er de papieren nog even op nageslagen die we voorafgaand aan de reis toegestuurd hadden gekregen. Daarin ook een dagprogramma met de soorten die we mochten verwachten. Wat we daarvan gemist hebben? IJsvogel. Nou ja, ijsvogel … Overwinterende alpenheggenmus maar dat was een foutje want het is natuurlijk allang geen winter meer. De enige relevante soort die we niet hebben kunnen vinden was steenarend. Daar kunnen we mee leven want daartegenover stonden bijvoorbeeld wel vier spaanse keizerarenden, endemisch op het Iberisch schiereiland. Vier spaanse keizerarenden en ik weet echt niet welke daarvan de meeste indruk maakte. De eerste, een juveniele vogel onderweg vanuit de auto, omdat het de eerste was? De tweede, een adulte vogel ver weg in vlucht toen ik met Peter naar kleine torenvalken stond te kijken bij de stierenarena in Trujillo, omdat het de zelf ontdekte was? De derde omdat die er zo indrukwekkend bij zat, hoog in een boom in Monfragüe? Of toch de vierde, omdat het misschien wel de mooiste was: een adulte vogel die heel rustig dichtbij langs vloog?
Het was de perfecte reis, dat kan niet vaak genoeg gezegd worden. Perfect gezelschap, perfecte begeleiding (Godfried wist alles, zag alles en kende alles), perfect weer (de week voor onze aankomst had het nog volop geregend en de zaterdag na ons vertrek werden weer buien verwacht. Wij hadden welgeteld één dag met wat lichte regen) en perfecte vogels. Het was een vogelreis, daarover geen twijfel, dus vogels waren de hoofdzaak. Over vogels gaat het hier in de eerste plaats en wie dat saai vindt kan beter vertrekken. Maar ook de oude stad van Trujillo die hoog boven de vlakte verrees, kreeg onze aandacht, met smalle straatjes die vanaf fraaie pleinen omhoog voeren tussen oeroude, uit grove steen gemetselde muren en bogen en torens en oude kerken naar het oude kasteel op de top van de heuvel, dat uitziet over de wijde omgeving. En ook het oude Romeinse aquaduct van Merida kreeg onze aandacht. En niet alleen omdat daar ooievaars op broedden. Niet alleen vanwege de fantastische kleine torenvalkjes die rondvlogen boven het oude Trujillo. Niet alleen vanwege de zwarte spreeuwen die ik zag vanuit het raam van mijn luxe tweepersoons hotelkamer voor mij alleen, zwarte spreeuwen zingend met wapperende vleugels op de antennes op de daken aan de overkant van het smalle straatje. Niet alleen daarom, al wil ik het wel even gezegd hebben.















Vraag me wat me van deze reis het meest is bijgebleven en ik zal denk ik de grote trappen noemen. Eindelijk grote trap: iconische soort van de ongerepte Europese steppen maar zeldzaam geworden omdat die ongerepte steppen in Europa zo zeldzaam zijn geworden omdat daar in de moderne landbouw eigenlijk geen plaats meer voor is. Maar in Extremadura heb je ze nog volop, de eindeloze golvende half natuurlijke, half verwilderde vlaktes waar de kalanderleeuweriken zingen, waar overal de grauwe gorzen en de kuifleeuweriken en waar af en toe bendes gieren de velden afstruinen op zoek naar overleden have. Waar af en toe het rotsgesteente door de overigens grazige oppervlakte breekt en waar in de verte de besneeuwde toppen zweven van de Sierra de Gredos. In die steppe was het dat we op een grijze ochtend, de enige grijze ochtend van de week, in de verte hoog op de heuvelrug een grote trap zagen staan. Er ging een schok door me heen. Vogel uit het boekje, mythe gematerialiseerd tot werkelijkheid. Hij bestaat echt, hij ziet er echt zo uit als-ie in de vogelgids getekend staat.
Het was overigens lang niet de laatste keer deze week dat een dergelijk gevoel van overweldiging me overkwam.
Een paar honderd meter verderop vonden we wel vijftien grote trappen in het veld. Diverse mannen stonden zich daar enorm uit te sloven voor de ogenschijnlijk tamelijk ongeïnteresseerde vrouwtjes, en zoals die mannen zich daarbij soms schijnbaar binnenstebuiten keren, dat tart iedere verbeelding. Terwijl intussen rondom de kalanderleeuweriken zongen.
De steppen van de Extremadura zijn voor een vogelaar de hemel op aarde. Het overkwam ons hier dat we stopten voor een slangenarend op een elektriciteitsmast (ja, half natuurlijk hè, de mens is ook hier nooit ver weg), vervolgens op de draden twee scharrelaars zagen, een man grauwe kiekendief zagen jagen boven het veld en aan de andere kant een kleine trap ontdekten, meest half verscholen in de vegetatie maar soms aardig en grotendeels vrij zichtbaar. Intussen vlogen er een paar grote trappen over, zongen ook hier de kalanderleeuweriken, was er een kleine torenvalk in de buurt en werden ook nog eens beneden ons twee fraaie grielen ontdekt. Ik bedoel maar, niet weten waar te kijken was nog nooit zo reëel. In de verte riepen hop en steenuil










Dat was de steppe. Een ander karakteristiek landschap in Extremadura wordt gevormd door de rivieren. Echt ongeschonden, vrijuit stromende rivieren zijn helaas ook hier schaars. De meeste zijn gekooid, omgevormd tot een aaneenschakeling van stuwmeren. Maar je hebt ze nog wel, riviertjes die vrijelijk dartelen door het rotsige landschap, ondiep en ongevaarlijk of, elders of op een ander moment, een machtige stroom die alles in zijn vaart meeneemt. Een mooie vrije rivier is bijvoorbeeld de Almonte. Even onder Jaraicejo zijn bij elkaar drie bruggen die het riviertje oversteken. De moderne brug waar de nieuwe snelweg naar Madrid overheen gaat, de oude brug met de oude weg en de nog veel oudere Romeinse brug. Drie tijdperken in één blik verenigd. De Romeinse is uiteraard de mooiste, de indrukwekkendste. Heeft zowat tweeduizend jaar doorstaan en staat er nog steeds. Onder die bruggen door dartelt het riviertje door zijn stenige bedding, verzonken in groene glooiingen. Nachtegaal zong, grauwe gors uiteraard ook, langs de oever verbleven wat spaanse mussen en af en toe barstte de cetti’s zanger uit. Rotszwaluwen, blauwe ekster, Need I say more? We stonden op de Romeinse brug toen een blauwe rotslijster langs vloog. Hij zat prachtig bovenop een soort oude stenen steunbeer toen Godfried riep: ‘otters!’ Twee visotters zwommen langs de oever, nog redelijk ver maar ze kwamen steeds dichterbij. En zelfs ik had geen oog meer voor blauwe rotslijster, toch een fijne soort.
Zelfs voor Godfried was dit uniek. Keer op keer verzekerde hij ons dat hij in geen tien jaar zo mooi otters had gezien. Ze zwommen langs de kant naar de brug toe, spelend, duikend, vissend en soms golvend als dolfijnen, en zwommen uiteindelijk vrijwel recht onder ons. Een moment om nooit te vergeten. Waarna een groep van zeker dertig vale gieren onze aandacht vroeg, met ertussen één monniksgier. Het was pas onze tweede dag dus we waren daarvan nog behoorlijk onder de indruk. Twee hoog naar noord trekkende grauwe kiekendieven, twee slangenarenden ter plaatse, het kon weer eens niet op.


Een heel andere rivier was de Guadiana, die we ontmoetten bij Merida, hoofdstad van Extremadura. Deze was breed en schreed traag door het omringende land. Vlakbij de oever is een vogeleilandje waar met tientallen de koereigers broeden en diverse kwakken en lepelaars en waar af en toe tientallen zwarte ibissen tegelijk over de rivier kwamen aanvliegen. Zwarte ibissen waren ook geregeld fraai zichtbaar langs de rietrand of op een struikje. Het zijn wondere wezens. Het predicaat zwart is erg onverdiend want in het zonlicht zijn ze allesbehalve zwart. Subtiele tinten paars en donkergroen glimmen je tegemoet.
Verderop was alweer een oude Romeinse brug. Massaal vlogen daar de gierzwaluwen rond. Alpengierzwaluwen waren erbij en die zijn zeer indrukwekkend. Groot, het lijken wel valken, met opvallende witte buiken. Ook vlogen er wat vale gierzwaluwen tussen, meer als gewone gierzwaluwen maar bruiner van kleur. Als je ze goed in beeld had, viel ook de wat lichtere kop op waar een donker oogmaskertje in afstak. Beide, zowel alpen- als vale gierzwaluw, in Nederland slechts zeer zeldzame dwaalgasten. Wij hebben alleen de gewone, die hier trouwens ook het talrijkst is. In de rietrand beneden zagen we prachtig buidelmees, woudaapje en cetti’s zanger, maar vooral: purperkoet. Ook al zo’n iconische soort, ook al voor mij een grote wenssoort, een reusachtig waterhoen maar dan knalblauw met rode poten en rode snavel en voorhoofd. Heel subtiel. Eerder in de week waren we die nog misgelopen dus ik was erg blij. Hij kwam geregeld het riet uit om aan de rand van de rietkraag merg te verzamelen om aan zijn jongen te voeren, en was dan prachtig zichtbaar.




Vaker waren de rivieren gekooid tot stuwmeren. Ook die zagen er indrukwekkend uit, maar het verlies aan natuurwaarden, aan subtiele schakeringen, afwisseling van nat en droog en hoog en laag, weelderige vegetaties en noem maar op, dat verlies is natuurlijk dramatisch. Veel van die stuwmeren zijn uitgestrekt en diep en bevatten weinig leven. Al zagen we boven het Embalse de Alange wel fraai lachsterns (en op de rotswand erboven zwarte tapuiten, en bergfluiter, grijze gors, blauwe rotslijster, uitvoerige zingende theklaleeuwerik, in de lucht onder andere een havikarend en aan de stuwdam tientallen broedende alpengierzwaluwen die pal voor ons hoog boven de diepte rondvlogen. Need I say more?). Het interessantst waren de stuwmeren als ze ondiep waren, stuwmeren in het wat vlakkere heuvelland, met oevervegetaties en drassige graslanden. Zo zagen we op het fraaie Embalse de Alcollarin een mooie verzameling typisch Hollandse eenden en meeuwen met onder meer pijlstaart, zomertaling en slobeend. Koereigers, roodkopklauwier, kuifleeuweriken, een stel groenpootruiters, geoorde futen, steltkluten, maar het mooist hier waren drie vorkstaartplevieren. Ach jongens, die had ik al meer dan dertig jaar niet gezien! Prachtig waren ze toen ze langs de oever foerageerden, en zeker zo mooi toen ze zaten te rusten op een nabij eilandje.



De rivieren leiden vanzelf naar de bergen, die vooral de steile, rotsige wanden zijn van de kloven die door de rivieren gedurende honderdduizenden jaren zijn uitgesleten. Woonplaats van gieren en arenden, van zwarte ooievaars, van grijze gors en blauwe rotslijster, rotszwaluwen en van zwarte roodstaart natuurlijk. Dé plek voor dit landschapstype in Extremadura is Monfragüe, het vermaarde nationaal park in het noorden van de deelstaat. Steile rotsen, diepe kloven, verre zichten, je hebt het er allemaal, in alle soorten en maten. Breed en machtig slingert zich daar de Taag rond steile hellingen en grillige, loodrechte wanden. We stonden er tegenover de Salto del Gitano, het beroemdste uitkijkpunt van Monfragüe waar aan de overkant van de rivier met tientallen de vale gieren op de rotsen zitten. En het was er zoals we inmiddels wel verwachten konden: dat je nauwelijks weet waar te kijken. Want niet alleen vale gieren, ook af en toe een monniksgier, ook een zwarte ooievaar die af en toe laag over de Taag vloog en fraai weerspiegeld werd in het roerloze water. Zwarte ooievaar vonden we ook rustend op het reusachtige klif tegenover en zelfs een op het nest op een richel in een diepe spleet in de rotsen. Rotszwaluwen, zwarte wouwen, dichterbij op een rots een prachtig zingende blauwe rotslijster, en geen otters nu om de aandacht af te leiden. Cirlgors, grijze gors, europese kanarie, slechtvalk, roodstuitzwaluw, dwergarend, teveel om op te noemen.
Verderop hadden we lunchpauze bij net zo’n steile rotswand langs de rivier. Aasgieren hier, een monniksgier laag over, volop zwarte wouwen, we stonden het allemaal ademloos aan te kijken toen ineens een schreeuw van Godfried. ‘Havikarend!’ Maar voor ik hem in beeld had was-ie alweer verdwenen. Dat was wel even zuur want deze wilde ik zo graag. Want nooit eerder overtuigend gezien. Gelukkig kwam-ie even later weer tevoorschijn en toen liet-ie zich geruime tijd schitterend zien. Dat aparte vliegbeeld, beetje wespendief, beetje havik, lange kop, lange staart. Dat opvallende patroon op de onderzijde: witte buik, grotendeels donkere ondervleugels. En als-ie voldoende kantelde ook luid en duidelijk de lichte plek op de rug. Onmiskenbaar dus.
We zagen in Monfragüe ook nog een adulte spaanse keizerarend, rustend hoog in een boom hoog op de helling. We zagen blonde tapuit, een mooie groep bijeneters, slangenarend, roodkopklauwier en kleine bonte specht. We eindigden hoog op het Castillo de Monfragüe, oude burchtruïne vanwaar je neerkijkt op de hoogste top van de Salto del Gitano en waar in de diepte de Taag zich slingert door het bergland. Gieren vlogen af en aan en ineens was daar die gele flits: wielewaal, wie weet op weg naar de Hollandse polderpopulieren in het verre noorden. Al zou je hem dat willen ontraden.









Er waren ook nog bossen. De dehesa’s, de kurkeiken en steeneiken die in eindeloze natuurlijke plantages sommige dalen vullen en helling na helling overspoelen. Nee, dit reisverslag is natuurlijk nog lang niet compleet. Ik heb het nog nauwelijks gehad over de wouwen, de tientallen zwarte wouwen vrijwel iedere dag. De eerste paar, die waren nog heel wat maar daarna kijk je er niet meer naar om. Boven de steppe, boven de rotsen, boven de rivier, overal zwarte wouwen en af en toe een rode wouw ertussen. Ik heb het nog nauwelijks gehad over de vele blauwe eksters her en der. De eerste, bij Madrigalejo, geregeld heen en weer vliegend over een moerassig gebiedje met cetti’s zangers en koereigers en meer en ook af en toe vrij zichtbaar boven in een struik of boompje, die waren ook al zo onvergetelijk want nooit eerder fatsoenlijk gezien. Niet over die kuifkoekoek onderweg op de eerste dag. We waren nog maar nauwelijks begonnen en daar zat-ie al, in wat struikjes naast een parkeerplaats langs de snelweg. Godfried zei nog, kijk maar goed, misschien wordt dit de enige van de reis want zo gemakkelijk is-ie niet. En inderdaad, de verdere week niet meer gezien. Nauwelijks heb ik het gehad over de ooievaars die vrijwel overal alom tegenwoordig zijn, over de bijeneters die af en toe in groepjes over ons heen vlogen en zich een enkele keer lekker dichtbij vertoonden. Nauwelijks over de cetti's zangers, de graszangers, de roodkopklauwieren en de klapeksters die hier trouwens iberische zijn en wat donkerder dan de onze. De westelijke orpheusgrasmus die we hoorden zingen in Monfragüe, de fraaie kortteenleeuwerikjes langs de kant van de weg, de rotsmussen langs een akker op de terugweg, de spaanse mussen op allerlei locaties, de rode patrijzen, de hoppen natuurlijk enzovoorts enzovoorts enzovoorts. Ik heb het nog niet half zoveel als ik wel zou willen, gehad over de kleine torenvalken, over de dwergarenden en de slangenarenden. En de planten, die heb ik nog helemaal niet genoemd. De wolzweverorchis bij de Embalse de Arrocampo Almaraz (waar we ook zo mooi woudaapjes zagen), de prachtige italiaanse orchissen in menige wegberm, de hoge kalkweiden met diverse zeldzame orchideeënsoorten, de spaanse irissen die zich in de middag openen en dan zeeën van blauw vormen. Allemaal hebben ze hier lang niet de aandacht gehad die ze verdienen en die ze ter plekke gelukkig wel hebben gehad. Nee, dit verslag is lang niet volledig. Dat kan ook niet, we hebben gewoonweg teveel gezien. Als het volledig was, zou het er alleen maar saai van zijn, veel saaier nog dan het nu misschien al is. Dus laat ik het hier maar bij laten.


Meer buitenlandse zaken: Met Birding Breaks naar Estland





zondag 22 april 2018

Cirlgors

We ploeteren door het rulle zand. De zon schijnt. De zon schijnt hevig. Op de achtergrond, nou ja, achtergrond? het geraas van crossmotoren. Iets verder weg het geschiet van oefenende militairen. Dat neem ik tenminste aan, het is hier geen Overvecht tenslotte. En af en toe boven ons het geluid van een gemotoriseerde deltavlieger. Vogelen in Nederland! Welkom thuis.
Afgelopen week was ik een weekje vogelen in de Extremadura, Spanje. Onder vogelaars welbekend. Daar heel veel rust (hoewel ook niet overal) en heel veel vogels. Onder andere cirlgorzen. Gisteren nog stond ik langs de Taag naar een fraaie zingende man te kijken. Dus wat doe ik hier? Waarom hier in de Weerter- en Budelerbergen op zoek naar die ene cirlgors die in Nederland verzeild is geraakt?
Tsja, vogelen schept soms verplichtingen. Voor Nederland is cirlgors nog nieuw voor me en ik kan daar nu wel wat neerbuigend over doen, maar over een jaar zal ik toch spijt hebben als ik cirlgors nog niet op mijn lijst heb, terwijl dat zo gemakkelijk had gekund. En dus ploeter ik in de warmte door het rulle zand, begeleid door het geraas van crossmotoren, het geschiet van oefenende militairen en af en toe het geluid van een gemotoriseerde deltavlieger. En eerlijk is eerlijk: al gauw ben ik die cirlgors van gisteren vergeten en ga volledig op in de jacht naar de cirlgors van de Weerter- en Budelerbergen. Dit is opwindend, dit is spannend, ook dit is leuk vogelen. En trouwens, zingende gekraagde roodstaarten, zingende boompiepers, boomleeuwerik, onderweg al mijn eerste grasmus en mijn eerste bonte vliegenvanger in Nederland dit jaar want ik heb immers een weekje overgeslagen en dus het een en ander in te halen: het is hier sowieso de moeite waard. Nou ja, als we even het geraas van crossmotoren, het geschiet van oefenende militairen en af en toe het geluid van een gemotoriseerde deltavlieger wegdenken.
Wat betreft die cirlgors: die was bepaald lastig. Al gauw hoorde ik hem zingen en even later zelfs herhaaldelijk, aanhoudend. Hebbes, denk je dan, want horen is scoren en een mooie cirlgors had ik gisteren nog. Maar hier zit een addertje onder het gras: gisteren was er ook sprake van een mogelijke hybride cirlgors met geelgors. Die zong als een cirlgors dus om die uit te sluiten, moet de vogel ook gezien worden. En dat is een probleem. Want de vogel laat zich, in elk geval tijdens mijn aanwezigheid, maar moeilijk zien. Hij is erg vliegerig en gaat er telkens na korte of iets minder korte tijd weer vandoor. Af en toe is-ie langdurig stil en dan onvindbaar en hoewel hij meestal na een tijdje wel weer ergens in het gebied zingend wordt teruggevonden, blijft hij ook dan steeds onzichtbaar. We moeten het hebben van de momenten dat-ie overvliegt op weg naar een volgende zangpost. Het is lastig maar één keer lukt het me om hem op zo’n moment in de kijker te volgen: pikzwarte keel en ook veel zwart in de kop. Hybride uitgesloten: cirlgors in de pocket!

21 april 2018


Meer: Lammergier

dinsdag 3 april 2018

Kale bomen

Toen mijn schoonmoeder enkele jaren geleden begon te dementeren, vertelde Harriët me, was een van de eerste dingen die zij daarvan merkte, dat ze bomen niet meer mooi vond. Ze had bomen altijd mooi gevonden maar ineens waren het nare obstakels geworden. Vooral in de herfst, als ze kaal werden: wat doen die dingen daar? En kan iemand die bladeren niet eens opruimen? Auto’s daarentegen, die was ze juist mooi gaan vinden.
Ik vond dat opvallend om te horen. Het is natuurlijk speculeren maar wat zegt dat over ons? Dat als alle beschaving ons verlaat, als rationaliteit ondergeschikt wordt, als we het allemaal niet meer herkennen, dat we dan die veelheid aan grillige, volstrekt onvoorspelbare en ondoorgrondelijke lijnen die ons bij ons volle verstand nog zo konden boeien, ineens niet meer kunnen waarderen? Niet meer kunnen begrijpen, niet meer kunnen volgen? Dat ze ons weerzin, bijna angst inboezemen? Terwijl de sierlijke, strakke en vooral voorspelbare lijnen van een auto, waar zij in elk geval bij haar volle verstand niet speciaal van gecharmeerd was, losgekoppeld van het apparaat dat ze vormgeven ineens wel kunnen bekoren? Ik wil hier geen discussie beginnen over nut en noodzaak van de auto, het is gewoon opvallend dat iemand die helemaal geen autoliefhebster was, in de laatste fase van haar leven, op het moment dat wellicht de betekenis ervan is weggevallen, ineens de schoonheid van die sierlijke, strakke lijnen herkent. En ach, ik moet het als ook niet groot autoliefhebber toegeven: helemaal onbegrijpelijk is dat niet.
We lopen op de nog vroege ochtend van een nog winters aanvoelende tweede paasdag het wandelrondje rond de westelijke Gagelpolder. De bomen zijn nog kaal en als je er je best voor doet, kun je daar best iets naargeestigs in zien. Die kale takkenbossen, die bizarre vormen, die onontwarbare kluwen van grillige en vormeloze lijnen, het heeft iets heksachtigs. Iets kwaadaardigs bijna, als je je daarvoor openstelt. Die associatie lijkt misschien ver gezocht, maar die komt spontaan in me op, los van waar een boom voor staat, los van de ecologische betekenis, de natuurwaarde van een boom. Los van al het leven dat een boom kan herbergen. Alleen kijkend naar vormen, los van wat die vormen inhouden, is het niet vanzelfsprekend dat je bomen mooi vindt. Ook voor een bomenliefhebber niet. Ik vind ze prachtig hoor, die kale bomen, maar ik kan me ook voorstellen dat ze je dan gaan tegenstaan, dat je ze griezelig vind, naargeestig inderdaad. Of je iets mooi vind of niet, op welk terrein dan ook, heeft natuurlijk alles te maken met wat iets is, wat het vertegenwoordigt, wat voor rol het speelt, noem maar op. Als je die twee loskoppelt, vorm en inhoud als het ware, nou ja, dan weet je het soms gewoon niet meer. En uiteindelijk, als alle kennis en alle ervaring wegvalt, houden we blijkbaar meer van sierlijk en voorspelbaar dan van grillig en onvoorspelbaar.

2 april 2018


Niet bij vogels alleen: Even wat anders