Ben je lekker bezig op Vlieland in het kader van DT 2, wordt er in Meijendel een roetvliegenvanger gevonden. Weinigen zullen ooit van het beestje gehoord hebben, ik ook niet, dus dat moest wel heel erg zeldzaam zijn. Was het ook. Eerste voor Nederland, derde voor de WP, veel zeldzamer krijg je ze niet. Maar ik zat tot maandag op Vlieland en alleen, nam ik me heldhaftig voor, alleen als-ie er dinsdag nog zou zitten, zou ik erheen gaan. Anders moest ik verder met mijn leven zonder roetveegpietvogel want ik had geen zin er mijn weekend door te laten bederven. Op Vlieland was ik en op Vlieland wilde ik blijven.
Hij zat er niet meer, dinsdag.
Soms is het leven geen lolletje, zei ik tegen mezelf, terwijl Israël de aanslagen van een jaar geleden herdacht en intussen doorgaat met Gaza plat te bombarderen en Poetin nog altijd niet klaar is met Oekraïne te verwoesten en wat gebeurt er verder nog in de wereld? Iets met klimaat misschien? Ja mensen, het is weer tijd voor een portie relativering en zelfspot. Doen het altijd goed als de zaken niet naar wens verlopen.
Soort van het weekend was misschien wel, in elk geval wat mij betreft, Kokar de Zaagbek. Ik weet natuurlijk ook wel hoe de meeste vogelaars en de CDNA over Kokar denken, maar: ongeringd, vliegerig, perfecte, onbeschadigde vleugels en betrekkelijk schuw. Toen we hem zaterdag langs de Waddendijk bij het Westerveld vonden, was-ie net opgeschrikt door een paar mensen op het wad die iets te dichtbij gekomen waren, vloog een rondje en streek een paar honderd meter verderop weer neer. En zondagmiddag vond ik ‘m op zijn andere vertrouwde stekkie: de IJsbaan, achter het dorp. Hij hield nadrukkelijk afstand en toen ik, netjes op het pad overigens, na enige tijd opnieuw te dichtbij kwam naar zijn zin, vloog-ie op en verdween hoog over de bomen terug naar het wad, neem ik aan. Zaken die ik maar moeilijk kan rijmen met een ontsnappeling. Werd een paar maanden terug als eerste zomer (tweede kalenderjaar) voor het eerst op het eiland aangetroffen, wat eerder wijst op een wilde dwaalgast dan op een escape. Bewijst allemaal niets natuurlijk maar op een Waddeneiland? Hij is naar verluidt in elk geval niet op Vlieland ontsnapt. Een ontsnappeling die de Waddenzee is overgevlogen? Terwijl we het hier natuurlijk hebben over de eerste plek waar dwaalgasten van de overkant van de oceaan terechtkomen en zullen neerstrijken op het eerste geschikte plekje dat ze vinden kunnen. En ook de CDNA ontkent niet dat het kan, kokardezaagbek aan deze kant van de oceaan. Al met al lijkt het me het meest geloofwaardige geval van kokardezaagbek in Nederland tot nu toe. Wat me op een intrigerende gedachte brengt: stel nou dat de CDNA denkt, dit is toch wel een interessant geval, het in overweging neemt en over pakweg een jaar, als de vogel al lang weg is, besluit het te aanvaarden als het eerste voor Nederland. Tot nu toe zijn er ook weer niet zo erg veel mensen naartoe geweest, een kokardezaagbek immers, halen we onze neus voor op. En dan kan het zomaar gebeuren dat, terwijl Vlielandgangers de soort dan allemaal op hun lijstje mogen zetten, straks een aantal mensen uit de top van de ranking deze niet kunnen tellen. Misschien is het toch slim om voor de zekerheid een keertje te gaan kijken, nu het nog kan.
Verder was het een rustig weekend op Vlieland. Veel gemist natuurlijk, de sperwergrasmussen waren vrijdagmiddag na aankomst inmiddels onvindbaar en op zaterdag vertrokken en van de vele grote piepers die met name op zaterdag over het eiland vlogen, vloog er niet een over mij heen. Maar ik had natuurlijk wel bladkoningen. Op vrijdag vond ik er een (misschien dat iemand anders hem al eerder had gevonden maar daar wist ik niets van) langs de Postweg vlak voorbij het dorp die af en toe fanatiek riep en zich een paar keer mooi liet zien. En op zaterdag heb ik er in totaal op drie plekken eentje horen roepen die zich overigens geen van drieën lieten zien.
Wat verder nog een herinnering waard was? De fraaie klapekster in de duinen van de noordoosthoek op vrijdagmiddag. Een klapekster is altijd een herinnering waard. Het roepje van overvliegende buidelmees op zaterdagochtend. Het kwartje viel pas toen amper een minuut nadat ik me had afgevraagd wat ik nou toch ook alweer gehoord had (geen rietgors toch?), die melding doorkwam in de DT 2-appgroep: buidelmees over de noordoosthoek. En zaterdagmiddag die getijdentrek van honderden tureluurs bij de Kroonspolders. De ene groep na de andere zoefde laag over de dijk, af en toe vlak langs ons heen, we voelden de wind van de honderden turelurenvleugeltjes. We stonden daar als het ware midden in de stroom en zagen die zich om ons heen splitsen: aan de andere kant waren wat eerst nog één breed front was, twee afzonderlijke groepen geworden.
7 oktober 2024
Meer Deception tours: Deception tours
Mijn weblogkasteel
Alle vogels zijn gelijk, maar sommige vogels zijn gelijker dan andere.
Ik had niks beters te doen. De wind stond verkeerd voor zeetrek maar goed voor IJmuiden want met zuidoost 3 kun je probleemloos de pier op. Al te hoge verwachtingen had ik niet, zuidoost 3 immers, maar ik stond nog maar net aan het uiteinde van de Zuidpier naar een groep meeuwen te kijken, toen ik er een kleine jager tussen zag opdoemen. Na korte tijd ging hij op zee zitten en was een tijdje onzichtbaar, om even later opnieuw tussen de meeuwen rond te spoken.
Zo zeldzaam zijn kleine jagers natuurlijk niet maar wie aan zee een jager ziet, prijst zich hoe dan ook gelukkig. Een jager is gewoon speciaal, en een jager die achter de meeuwen aanjaagt is ronduit spectaculair. Een jager is een van die soorten die bijzonderder zijn dan hun zeldzaamheid rechtvaardigt.
Een andere soort waar dat nadrukkelijk voor geld, is bladkoning. Laatst was er een discussie onder admins bij Waarneming.nl of bladkoning niet van zeldzaam naar vrij algemeen moest. Het is er niet van gekomen, maar waarom eigenlijk niet? Zeldzaam is-ie feitelijk niet meer, met soms wel honderd of meer gevallen elk jaar in september en oktober. Al moet gezegd dat hij vanaf eind oktober tot half september natuurlijk wel behoorlijk zeldzaam is, en buiten een vrij smalle kuststrook ook in die periode bepaald niet alledaags. Maar buiten dat is het gewoon een iconische soort. Toen ik als kind mijn eerste vogelboekje kreeg, kon ik verlekkerd naar het plaatje van bladkoning kijken. Die wilde ik graag eens in het echt zien. Maar dat leek me destijds voor eeuwig een utopie want hoe zou ik ooit tegen zoiets zeldzaam kunnen aan blunderen? Sindsdien zijn de tijden in meerdere opzichten veranderd maar nog steeds krijgt een vogelaar rillingen als-ie dat fijne, doordringende roepje uit het struweel hoort klinken. Dat-ie zo zeldzaam niet meer is, doet niet ter zake. Wel dat je weet dat-ie helemaal van over de Oeral hierheen is komen vliegen. Maar zelfs dat is niet waar het eigenlijk om gaat. Waar het dan wel om gaat? Ik zou het niet kunnen zeggen, maar toen ik de melding las van een bladkoning in de bosjes aan de oostkant van het Kennemermeer, wist ik waaraan ik de verdere middag zou gaan besteden.
Ik was al een tijdje vergeefs aan het zoeken en dacht al dat het een verloren zaak was, toen-ie toch ineens begon te roepen. En zoals altijd bij bladkoning ging er weer even een schok door me heen. Een tijdje riep-ie behoorlijk fanatiek en uiteindelijk kreeg ik hem weliswaar kort maar mooi te zien, voor-ie aan de andere kant van het pad weer diep de bosjes in verdween.
Verder was het een doorsneedagje IJmuiden geweest, met op de pier steenlopers, drieteenstrandlopers, een paarse strandloper en oeverpiepers, en boven zee onder andere een juveniele jan van gent, een paar zwarte zee-eenden, een paar roodkeelduikers en nog aardige aantallen visdiefjes en grote sterns. Precies wat je kunt verwachten dus, in september op de Zuidpier. Op een van de blokken langs de pier lag een zeehond te slapen en verder herkende ik langs de pier af en toe een pontische meeuw. Het lesje van vorige week op de boot was niet voor niets geweest. Veel om het lijf had het niet, maar kleine jager en bladkoning maakten het toch tot een erg leuk dagje IJmuiden.
29 september 2024
Mijn weblogkasteel
Het stond al maanden op de agenda: een dagje varen op zee. De verwachtingen waren hooggespannen. Zeevogels! Stormvogels, genten, jagers, noem maar op. Ik had het al een paar keer eerder meegemaakt en meestal waren ze er allemaal bij. De afgelopen jaren was het een paar keer afgelast vanwege teveel wind maar dit keer was er bijna geen wind en kon het eindelijk doorgaan.
Eigenlijk was er te weinig wind. Oost 2 a 3, en dat al dagen lang, we moesten maar nergens op rekenen, sprak Martijn, onze gids en reisleider, ons vooraf toe. Een soort winstwaarschuwing. Ik dacht er het mijne van. Ook tijdens mijn vorige pelagische tochtjes had er weinig wind gestaan, en ook toen meestal al dagen lang. Maar Martijn heeft toch gelijk gekregen. Het was sprokkelen vandaag en we hadden alle tijd om ons aan de pontische meeuwen te wijden. De situatie op zee lijkt niet meer helemaal te zijn zoals die pakweg tien jaargeleden was.
Pontische meeuw is een van de weinige zeevogels die zijn toegenomen de afgelopen jaren. Vrijwel alle andere zijn schaarser geworden. Jan van genten: een keer vlogen er twee laag over de boot en een keer vloog een fraaie adulte vogel korte tijd om de boot heen. Zeekoeten: drie keer eentje dichtbij op zee. Noordse stormvogel, jaren geleden tijdens mijn eerste twee zeetochtjes vaste prik: in geen velden of wegen te bekennen. En jagers: één keer een grote jager. Alles samen lijkt dat nog aardig wat, maar op vele uren varen is het bar weinig en af en toe duurden die uren dan ook erg lang en waren ze best saai.
Nou is grote jager tegenwoordig behoorlijk zeldzaam geworden, schijnt erg te lijden te hebben gehad onder de vogelgriep dus dat was wel een gave waarneming. Hij kwam mooi dichtbij langs vliegen, joeg alle meeuwen uiteen en was even later in de verte nog herkenbaar toen-ie achter een meeuw aan joeg. Maar verder hadden we dus alle tijd om ons aan de meeuwen te wijden, de hele dag lang. Vooral aan de pontische meeuwen. Volop pontische meeuwen, op het laatst konden we ze dromen: witte kop, helder witte staart met scherpe donkere eindband en het bekende lamellenpatroon op de binnenhand. En wanneer ze op zee zaten die typische langgerektheid van kop, hals en snavel. We hadden ook af en toe wat geelpootmeeuwen achter de boot. Een paar keer een juveniel, die er elke keer erg lastig uit te pikken was, en ’n paar (sub)adulten die met hun heldergele poten veel gemakkelijker waren. Meeuwen genoeg dus maar op het eind snakten we naar iets anders. Maar moesten wat dat betreft genoegen nemen met een groepje zwarte zee-eenden, een zilverplevier en een mooie, langgerekte groep lepelaars die over zee naar zuid trokken. Het is niet waar we van gedroomd hadden, maar die grote jager was mooi.
22 september 2024
Meer op zee: Pelagisch
Mijn weblogkasteel
Twee zeer aangename uurtjes bracht ik vandaag door op de IJsselmeerdijk ten zuiden van Schellinkhout, nabij Hoorn. Plezierig septemberzonnetje, aangename temperatuur en uitzicht op water en drooggevallen slikvlaktes beneden in de Nek, kleiput in een knik van de Zuiderzeedijk, ooit ontstaan door het afgraven van klei die nodig was om de (toen nog) zeedijk te versterken. Aldus het onvermijdelijke Wikipedia. Voor de gemiddelde passant moet het wel een raadsel zijn geweest waarom zovelen (en al dagenlang) daar op de dijk naar het water en het slik zaten te turen. Veel was daar toch niet te zien? Wat eenden, een paar ganzen en oh ja, drie lepelaars. Voor ons zat er veel meer, maar dat vergde wel enige aandacht en vooral: technische hulpmiddelen. De een zijn werkelijkheid is die van de ander niet. Geregeld kwam men ons dan ook vragen waar we toch naar zaten te kijken. Blonde ruiter, was dan ons antwoord, zeldzame dwaalgast uit Noord-Amerika.
Er zat trouwens ook nog een ringsnaveleend in de Kennemerduinen, wat in tegenstelling tot blonde ruiter voor mij nog een nieuwe jaarsoort zou zijn. De keuze vanmorgen was dus tussen kwantiteit en kwaliteit. Ging ik voor het lijstje of voor de onvergetelijke ervaring? Het werd de onvergetelijke ervaring en dus zat ik in het septemberzonnetje bij een aangename temperatuur op de IJsselmeerdijk ten zuiden van Schellinkhout, met uitzicht op een buitengewoon fraaie blonde ruiter. Dat is voor mij wel het goede leven.
Blonde ruiter is zo’n soort waarvan het best lastig is om aan te geven waarom het er een is. Vrijwel alle kenmerken die je kunt noemen, gaan ook op voor de meeste juveniele kemphanen, maar toch, als je ze bij elkaar optelt, zie je gewoon een andere vogel. En is eigenlijk onmiddellijk duidelijk dat je niet met een kemphaan van doen hebt.
Ik had al een blonde ruiter dit jaar, een gevalletje in het Harderbroek bij Zeewolde dat af en toe maar steeds vrij ver weg zichtbaar was. Net goed genoeg om te zien dat ik niet met een kemphaan van doen had. Die moest beter, daarom was ik ook hier, en de lat lag dus niet al te hoog. Maar eigenlijk hoopte ik op meer, op iets dat in de buurt kwam van mijn eerste twee blonde ruiters, bijna twintig jaar geleden, toen ik ze zo mooi zag als ik ze later nooit meer gezien heb. Nou, ik zal het maar meteen verklappen: dat is gelukt. De vogel zwierf over het drooggevallen slik, meest maar niet altijd langs de waterkant, liet zich langdurig en ongestoord bekijken en kwam daarbij geregeld tot op amper twintig meter afstand. Gewoon genieten dus, zonder je bezig te hoeven houden met nuttigheden als onderzoeksgegevens en beheersplannen. Want wat een megamooie vogel! Zo sierlijk, zo apart van bouw, zo mooi zacht en zonnig van kleur, zo subtiel van tekening. Zo anders! Zo’n vogel is wel een paar uur op de IJsselmeerdijk bij Schellinkhout waard!
De bijzaken mochten er ook zijn vandaag: drie fraaie kleine strandlopers, een drieteenstrandloper, een juveniele kanoet, watersnippen, bontbekplevieren, een paar bonte strandlopers, een paar kemphanen, een oeverloper en drie lepelaars. Maar de verrassing van de dag was dat gevalletje dat op een gegeven moment roepend over ons heen vloog: een herhaling van hoge, schelle roepjes, niet zo helder en langgerekt als bijvoorbeeld gele kwikstaart maar korter en afgemeten of zo, met tussendoor ook een enkel lager en anders klinkend roepje. Ja, hoe leg je dat uit? Hoe geef je woorden aan zoiets onuitspreekbaars als roepjes van vogels? Vogelgidsen staan vol geschreven met lettercombinaties die iets moeten zeggen over de geluiden van vogels maar die mij meestal niets zeggen. Maar ik heb er thuis nog even flink op gestudeerd en voor mij was dit inderdaad wat ik al meteen vermoedde: ortolaan!
Had ik toch nog een nieuwe voor de jaarlijst.
15 september 2024
Mijn weblogkasteel
Het oorspronkelijke plan was om naar de Biesbosch te gaan, maar wegwerkzaamheden op de A2 maakten dat tot een nogal hachelijke onderneming. Verkeerschaos dreigde. Zondagochtend heen zou wellicht nog wel goed gaan, maar ’s middags terug zouden we mogelijk in een fuik van urenlange files terechtkomen. Dat wilden we onszelf maar liever niet aandoen en een alternatief was gauw gevonden: in de kop van Noord-Holland wachtte ons met een beetje geluk een fraaie bonapartes strandloper. En dus stonden we vanaf half 10 ’s ochtends een ondergelopen bollenveldje bij Callantsoog af te speuren. Vergeefs, helaas. Met tientallen vogelaars zowat twee uur staan zoeken maar bona, zoals we de soort liefkozend noemen, kon niemand vinden. Uit nader onderzoek op Waarneming.nl bleek dat die niet de enige was die vanmorgen vertrokken leek. Tegen de zeven zeer zeldzame soorten die gisteren door in totaal 88 waarnemers waren gemeld, stonden vandaag slechts één soort en twee waarnemers. Er is vannacht schijnbaar iets dramatisch gebeurd en wij plukten daarvan de wrange vruchten.
En toen we in de middag besloten al vogelend weer op huis aan te gaan, bleek dat door uitgebreide wegwerkzaamheden rond Amsterdam onderweg naar Utrecht toch weer verkeerschaos en urenlange files dreigden. Zo was onze expeditie naar Noord-Holland in feite een dubbele mislukking: geen bonapartes kunnen vinden en geen verkeerschaos kunnen vermijden. Gelukkig bood de dijk van Enkhuizen naar Lelystad uitkomst en wisten we via Flevoland toch nog aan de verkeerschaos te ontsnappen.
Was er ook nog wat leuks te beleven vandaag? Ja hoor. Zo zaten er op ons eerste bollenveldje, waar we zo vergeefs naar bonapartes strandloper hadden staan zoeken, wel vele tientallen kemphanen. Kemphanen in de fraaiste kleurschakeringen en de meest uitzinnige uitdossingen. Er waren erbij die oogden als dalmatiërs uit een Walt Disney-strip: bijna helemaal wit met een paar kunstzinnige zwarte vlekken. Met ook nog onder andere volop bonte strandlopers en bontbekplevieren, wat kleine strandlopers, een paar drieteenstrandlopers, kanoeten en krombekstrandlopers, een temmincks strandloper en een prachtige engelse kwikstaart konden we onmogelijk ongelukkig zijn.
Daarmee was de Noord-Hollandse koek wel zo’n beetje op. We gingen nog naar de plek waar bona enkele dagen geleden gevonden was, op een bollenveldje langs de Belkmerweg, maar vonden daar slechts bontbekplevieren met drie bonte en één kleine strandloper ertussen. En bij Anna Paulowna gingen we op zoek naar een gestreepte strandloper. Die vonden we: ver weg en ternauwernood herkenbaar.
In Flevoland gingen we nog even langs bij de Kleine en de Grote Praambult. Die leverden nog enkele hoogtepuntjes op die definitief de pijn van de gemiste bona wegmasseerden. Naast blauwe kiekendief, vele tientallen lepelaars en tientallen casarca’s speelden hier vooral zeearenden de hoofdrol. Verschillende zagen we er in de lucht en ook enkele mooi in het veld, en tenslotte vonden we er een heel stel bij elkaar op een rijtje ver weg voor een rietrand. Af en toe sprongen er een of twee op om een klein stukje te gaan vliegen en af en toe leken ze enthousiast tegen elkaar aan te springen. Ze leken wel een schoolklasje van baldadige kinderen die wat met elkaar aan het spelen waren. Af en toe kwam er een nieuwe zeearend aanvliegen en uiteindelijk telden we er liefst twaalf. Vroeger zou je dat een on-Nederlands tafereel genoemd hebben maar ja, de tijden veranderen.
17 augustus 2024
Mijn weblogkasteel
Om het af te ronden: de laatste handelingen van onze vakantie, wat mezelf betreft. Even uit mijn hoofd: paar keer aan het wad geweest, onder andere bij opkomend tij. Weer mooie samenkomsten van wadvogels, mooie getijdentrek en met drie krombekstrandlopers zelfs nog een nieuwe jaarsoort. Naar het Waloseum geweest, natuurmuseum over walvissen, diepzeeleven en kustvogels (in hele ruime zin, we kwamen ook een opgezette grote trap tegen). En enkele dagen van het Vikingerfestival genoten, wat een feest was van aanstekelijke gezelligheid, fijne livemuziek, spectaculaire vuurshows en allerlei optredens, alles in een context van oud middeleeuws marktleven. Het was ook een soort theaterfestival met velen, niet alleen medewerkers maar ook bezoekers, die in Vikinger klederdracht liepen, althans, wat daarvoor moest doorgaan. Onze laatste avond was het uit met het spektakel en was het ineens leeg en stil op het terrein. We voelden ons bijna ontheemd.
En wat hebben we nou de afgelopen weken geleerd over Duitsland? Waaraan konden we zien dat we in Duitsland waren? Een korte inventarisatie.
De schuilhutten af en toe langs het fietspad.
De omgang van Duitsers met fietsers: het ene moment denk je op een fietspad te rijden, het volgende rijd je ineens op de stoep. Soms weet je werkelijk niet of je op een fietspad of op de stoep rijdt. Soms weet niemand het en loopt en fietst iedereen maar door elkaar. Je hebt ook stroken waar de ene helft voor de fietsers is en de andere helft voor de voetgangers, en bijna niemand die die twee uit elkaar houdt. Op een keer fietsten we op een fietspad langs een redelijk drukke weg, toen dat ineens ophield en we ons kilometers lang tussen het autoverkeer moesten wagen. Nogal verwarrend allemaal. Je krijgt het gevoel dat ze ons fietsers maar een beetje wegmoffelen hier.
En dat de waddenkust hier af en toe dient als feestlocatie, is ook niet iets dat je in Nederland gewend bent.
Maar al die verschillend zijn natuurlijk heel betrekkelijk. Op de schaal van de wereldwijde diversiteit hebben ze nauwelijks betekenis en zijn Nederland en Duitsland zo goed als één. Wat de consequentie daarvan is voor de wereldgeschiedenis, dat laat ik graag aan anderen.
Even vooraf: gisterochtend opkomend tij mét telescoop mogen meemaken. Was geweldig. Leverde naast mooi zicht op regenwulpen, rosse grutto's en groenpootruiters onder andere een fraai groepje kanoeten en een zilverplevier op, allebei in adult zomerkleed en dat is bij dit soort steltlopers toch weer net even feestelijker dan de grijze tot bruine beestjes die ons in dit deel van Europa de meeste tijd worden voorgeschoteld.
En gistermiddag met zijn drieën naar het kasteeltje van Lütetsburg geweest, uitgebreid de kasteeltuinen bezocht, klassiek Engels van stijl, en teruggefietst door het bos van Hagen en door het windmolenpark. Vooral dat laatste is een overweldigende ervaring. Al die windmolens, ze zijn zo enorm en zo massaal aanwezig.
Hoogtepunt van onze vakantie was misschien wel onze dagtocht naar Helgoland. Die hadden we aanvankelijk niet gepland maar een boottocht van twee en een half uur, deels over volle zee en langs een drukbevaren scheepvaartroute, bracht ons op deze parel ver op de Noordzee, met zijn kliffen als kathedralen, zijn rode gesteente dat loodrecht uit zee verrijst. Natuurlijk, het is allemaal reisgidsenheroïek; de vergezichten, het visuele spektakel van die kliffen als kathedralen die zich tot zowat 60 meter hoog uit de golven verheffen, en de Lange Anne die aan het eind van het eiland hoog uit zee verrijst en trouwens dreigt ooit bij een harde storm in zee te storten, ze zijn allemaal bekend, de plaatjes kun je overal terugvinden, op internet en in dure fotoboeken, en die paar foto's van ons voegen maar weinig toe, maar het is bijzonder om daar te staan, daar op dat eiland en uit te kijken op die kliffen, op de vogelkolonies op die kliffen, en over de oneindigheid van de zee in de diepte, al is het dan de Noordzee maar. Ja, vanaf vandaag kan ik zeggen: ik ben op Helgoland geweest. Ik probeer geen snob te zijn maar alleen dat is al de moeite waard.
Effe wat informatie: Helgoland meet 1,7 km² en telt 1.307 inwoners. Ooit werd het ingelijfd bij het Vikingrijk en in de tijd van de Hanze werd het vooral bekend als piratennest. In het iets recenter verleden is het eiland onderdeel geweest van Denemarken en van het Verenigd Koninkrijk, maar sinds 1890 is het Duits grondbezit. Dat kwam het eiland nog duur te staan want op 18 april 1945 voerden duizend vliegtuigen van de Royal Air Force een vernietigend bombardement uit, waarbij circa zevenduizend bommen werden afgeworpen waardoor het eiland onbewoonbaar werd en de bevolking moest worden geëvacueerd. Een flinke krater uit die tijd is nog zichtbaar langs het wandelpad over de kliffen. Tegenwoordig is Helgoland dankzij de ligging diep in de internationale wateren een belastingvrije zone. De winkeltjes naast de haven waar je relatief goedkoop luxe artikelen kunt kopen, vormen voor niet-vogelaars misschien wel de grootste attractie van het eiland. Al moet je het begrip ‘goedkoop’ wel met een korrel zout nemen, want je hoeft dan wel geen belasting te betalen, je betaalt fors voor de dure merken.
Tot zover Wikipedia. Het soortenspectrum bleef ook vandaag betrekkelijk modaal, de meest onverwachte soort vond ik nog de roek die ik vond in een groepje kraaien. Ik weet niet hoe bijzonder dat op Helgoland is maar ik had hem niet zien aankomen. Maar wat zou dat? Die jan van genten, die drieteenmeeuwen: fantastisch waren ze! Ze oogden als poedersuiker die over de kliffen was uitgestrooid.
Overal op de kliffen zaten de jan van genten op wat voor hun nesten moet doorgaan. Prachtige jan van genten in alle soorten en maten: adulten, juvenielen, af en toe een paar tweede of derde kalenderjaar en ook nog aardig wat pullen. Waar je maar keek jan van genten. Er waren plekken waar je zowat naast de broedende jan van genten stond en je ze over het hekje heen bijna had kunnen aaien. Wat overigens niet is aan te bevelen want daar zijn ze niet van gediend en hun snavels zijn vervaarlijke wapens. Met tientallen stonden we ernaar te kijken, het leek de dierentuin wel dus nee, de klassieke natuurbeleving zoals die in alle rust en eenzaamheid dient te worden gebezigd, was het bepaald niet. Maar voortdurend de jan van genten om ons heen, in die prachtige vluchten ook, weinig ter wereld is mooier dan dat en ik had het niet willen missen.
Het broedseizoen was voor de jannen duidelijk nog niet afgelopen. Ook de drieteenmeeuwen waren nog volop op de broedplaatsen. Minder prominent dan de jan van genten, minder in aantal en ook niet zo dichtbij, ze broeden verspreid wat lager op de rotsen, maar ook die waren het aanzien meer dan waard. Het zijn prachtige meeuwtjes en ze lieten zich geweldig zien.
De alken en de zeekoeten konden we niet meer vinden, behalve wat groepjes zeekoeten vanaf de boot op volle zee. Voor hen was het broedseizoen inmiddels voorbij. Maar dat mocht de pret niet drukken. Toen we na vier uur op het eiland weer aan boord stapten voor de terugtocht, hadden we iets meegemaakt dat we niet snel weer zouden vergeten. En dat is, zeg ik altijd maar, toch waar het om gaat op vakantie. En niet alleen op vakantie natuurlijk.
Vrijdag 2 augustus 2024
Verder met Norddeich 2024: Tot slot