dinsdag 30 september 2014

Ode aan de beginneling

Laat ons vooral de beginneling in ere houden, de nog niet al te ervaren vogelaar die er af en toe zo verschrikkelijk naast kan zitten maar die ons ook af en toe, zonder dat hij daar erg in heeft, de verrukkelijkste zeldzaamheden in de schoot kan werpen. Gisteren was het weer zover. De vogel die ’s-avonds gemeld was als doodgewone groenpootruiter, bleek helemaal geen groenpootruiter en nog veel minder doodgewoon. Terwijl ik onwetend naar het voetbal op TV zat te kijken, herkenden enkele wakkere collega-admins in het grijze steltje op de foto een grote franjepoot, zeldzame dwaalgast uit Noord-Amerika, en dat leverde me precies de bestemming voor vandaag op, waar ik op gehoopt had. Want na twee misgelopen lifers in ruim een week vond ik het wel weer eens tijd voor een succesvolle twitch. Grote franjepoot was weliswaar geen lifer maar wel mijn tweede ooit en alweer twaalf jaar na mijn eerste, de vogel van de Scherpenissepolder in 2002. Een hernieuwde kennismaking was dus heel erg welkom. Bovendien droeg de vogel een voor mij nieuw kleed, weliswaar zonder de opvallende kleurpatronen van het adult zomerkleed zoals destijds, maar ook deze was in al zijn kleurloosheid zeer herkenbaar en het aanzien meer dan waard.
Dus vanmorgen vroeg de trein naar Den Helder zuid genomen en van daar me een weg gezocht naar de Balgzandpolder. Dat was niet moeilijk en ook helemaal niet ver, dus om kwart over 9 stond ik met anderhalve hand vol vogelaars naar een wat mij betreft weergaloos mooie grote franjepoot te kijken. De vogel liep op af en toe amper tien meter afstand te foerageren voor een kijkscherm dat de aanwezigen net voldoende zicht bood om ieder de kans te geven ‘m uitvoerig te bekijken en desgewenst te fotograferen. Het was af en toe een beetje geven en nemen en soms wat ingewikkeld manoeuvreren om de telescoop precies tussen een schouder en een achterhoofd door op de vogel te richten, maar het resultaat mocht er zijn. Het was weer genieten. Ook van de aanwezige zwarte ruiters (tientallen) en groenpootruiters (enkele). Die laatste boden indien nodig alle gelegenheid om de verschillen met de franjepoot vast te stellen. Met ook nog fraaie watersnippen, tientallen tureluurs, bontbekplevieren, bonte strandlopers en een krombekstrandloper, was het hoe dan ook een plek waar het goed toeven was.

Na de grote franjepoot stond ik voor de keus: als een echte twitcher onmiddellijk door naar Texel om daar de mogelijke withalsvliegenvanger te gaan opzoeken (overigens ook geen lifer, anders had ik ’t wel geweten), of mijn eigen plan trekken en een beetje in de omgeving gaan vogelen, in de hoop er zelf nou eens een leuke soort uit te trekken. Ik koos voor het laatste. Onder het genot van een af en toe doorbrekend zonnetje vond ik te Mariëndal vooral volop ruiende eenden en op de laatste ondergelopen bollenveldje vooral een dikke algenbrij waartussen wat bergeenden dreven en waarop de kieviten foerageerden. Aan zee was het ook niet te doen vandaag wat gezien het zwakke oostenwindje natuurlijk volgens verwachting was. In een dik half uur kwam ik niet verder dan een boel meeuwen en een paar grote sterns. Maar intussen wel, zowel zojuist boven de akkers als daarna boven de duinen, een bijna permanente stroom graspiepers over me heen. Ik lette scherp op afwijkende geluidjes maar dat leverde niet meer op dan enkele veldleeuweriken, een oeverpieper en een groepje goudplevieren. In de duinen wat tjiffen en enkele roodborsttapuiten en in Den Helder in een mooi oud duinpark een groep staartmezen en tjiftjafjes. Een eigen vondst van betekenis bleef opnieuw achterwege maar ach, ik ben niet anders gewend en de hoofdprijs van vandaag had ik toch al binnen. Dankzij de beginneling.


28 september 2014

donderdag 18 september 2014

Beijum

Het was weer eens in Beijum te doen. Blijft toch een magisch wijkje, daar in het noorden aan Groningen vastgeplakt. De soort was dit keer iets minder prominent dan de vorige keren maar toch: blauwstaart. Weinig woonwijken in Nederland die die op hun naam hebben staan. Dus weer eens de verre reis naar Groningen ondernomen, blauwstaart was immers voor mij alweer een jaar geleden en ik wilde niet weer negen jaar moeten wachten op mijn volgende. Het fietstochtje naar Beijum herinnerde ik me nog wel en daar stond ik, temidden van de vogelende menigte die hier kind aan huis is, op de vertrapte modderveldjes langs tuintjes en groenstroken die ook ik inmiddels zo goed ken. Al bij aankomst vloog een vogeltje langs me heen dat verdween in een naastgelegen tuin. Dat was ‘m, wist men me te vertellen. Mooi zo, binnen, ik kon naar huis. Maar ik bleef nog even. En dat bleek de moeite waard: al gauw was de vogel fraai zichtbaar in de kale rode takken van een rode kornoelje. Af en toe foerageerde hij even op de grond om gauw weer de kornoelje in te verdwijnen.
In de pakweg twee uur dat ik in het wijkje verbleef, sluipend door steegjes en langs heggen en schuttingen achter elk nieuwtje omtrent de vogel aan, heb ik hem nog enkele keren mooi gezien. Een bevredigende twitch dus. Tussendoor nog even op de bekende plekken van weleer wezen kijken. Van bruine lijster en van grijze junco helaas geen spoor.

26 november 2017


Meer Beijum: Groningen

woensdag 10 september 2014

402: Oosterse vorkstaartplevier

IS DIT GEEN OOSTERSE!? schalde het in hoofdletters over Internet.
Oei!
Aanvankelijk had ik het geval nog heerlijk kunnen negeren. Maar de vogel op Tholen die eerst zo geruststellend als steppevorkstaartplevier was gemeld (wat een luxe dat je je om een steppevorkstaartplevier niet druk hoeft te maken), bleek rode ondervleugels te hebben. Gewone vorkstaartplevier dus. Nou is ‘gewone’ hier een relatief begrip want in Nederland is die nog nieuw voor me, dus dat is een soort die om actie vraagt. Maar was het geen oosterse? Oosterse vorkstaartplevier: die vraagt niet, die eist actie, want of je ooit een herkansing krijgt, is nog maar de vraag.
Oosterse vorkstaartplevier is een waar oriëntaals mirakel, een droomsoort. Minstens tien keer zeldzamer dan vorkstaartplevier, afkomstig uit het hele verre oosten en pas één keer eerder hier te lande waargenomen. Een soort met een geschiedenis in Nederland: de gelukkigen van toen wisten niet eens waar ze naar keken; het duurde zowat tien jaar voor de determinatie rond was. Zo lang duurde het dit keer niet: het wás een oosterse vorkstaartplevier! Maar de rust keerde terug: vogel was vertrokken nog voordat de meute ter plaatse was. Deze was voor maar heel weinig geluksvogels weggelegd. Voor alle anderen restte morgen een alledaagse maandag op kantoor. Dachten we.
Tot een melding laat op de avond: vogel was weer gezien, in het allerlaatste schemerlicht. Was er dus nog: ik moest morgen de hort op! Maar hoe? Tholen: veel slechter is er niet, voor een OV-twitcher. Probleem was ook: familie-etentje in een Amsterdams restaurant, en bovendien werd ik gekweld door een hardnekkige hoofdpijn. Voorlopig viel er dus helemaal niets te regelen.

Thuis bleek er toch iets te regelen. Afgesproken met Jan en Greet Witte: als-ie weer gemeld werd, kon ik meerijden. De volgende ochtend bleef het echter lang stil op de lijn. De vogel was blijkbaar alsnog vertrokken, want je hoefde er niet aan te twijfelen dat tientallen vogelaars vanaf het eerste ochtendlicht aan het zoeken waren. Dus dat werd toch een alledaagse maandag op kantoor. Dachten we.
Maar toen kwam de piep.
En dan spelen zich waarschijnlijk op vele plaatsen verspreid in het land soortgelijke taferelen af. Opwinding, haast, ineens wil je alles tegelijk doen: bellen naar de Witte’s, spullen bij elkaar pakken, paar boterhammen klaarmaken, niets vergeten en wegwezen.
In de auto naar Zeeland keerde wederom de rust terug. Het liep op rolletjes. Het asfalt zoefde vredig onder ons door en op gezette tijden was er een geruststellende piep: vogel nog ter plaatse. Voorbij Steenbergen echter leek ineens alles tegelijk mis te gaan. Wegen waren opgebroken en bruggen afgesloten en intussen was de vogel opgevlogen. ‘Opgevlogen richting Stinkgat, lijkt geland.’ Dat laatste om ons een hart onder de riem te steken. Nog niet alles was verloren. Maar de Tom Tom was intussen nutteloos geworden. We reden door, we keerden om, stonden vertwijfeld te puzzelen op een doodstil landweggetje en zochten naarstig naar een andere route. Waar zaten we? Waar moesten we heen?
De telefoon met Google maps bracht uitkomst, leve de moderniteit, ik weet niet of we er zonder gekomen waren. (Maar als je het begrip moderniteit maar ruim genoeg neemt, hadden we zonder niet eens van de vogel geweten en had ik gewoon een alledaagse maandag op kantoor meegemaakt. Al heb ik geen idee wat ik daar zonder moderniteit had uitgevoerd.) Terwijl Tommie ons telkens wilde laten omkeren en ons telkens de andere kant op stuurde, vonden we uiteindelijk toch de plek des onheils. Een overvolle parkeerplaats langs de weg. Auto’s kriskras geparkeerd langs een zijweggetje. En op de dijk tientallen vogelaars die door hun telescopen stonden te turen. Jong en oud, bekend en onbekend, allemaal op zoek naar die ene vogel tussen de kieviten langs de oever tegenover. Het kostte een hoop zweet en een hoop ongeduld maar uiteindelijk kwam alles goed: oosterse vorkstaartplevier in beeld!
Aanvankelijk zat dit zoveelste wereldwonder roerloos en met zijn rug naar ons toe half verscholen tussen de kieviten. Maar na een tijdje begon-ie te bewegen en zagen we hoewel vrij ver weg toch een heuse vorkstaartplevier. Een paar keer vloog-ie een stukje en daarbij kwamen soms ook de rode ondervleugels in beeld. En daar krijg je het als vogelaar heel erg warm van: dit was inderdaad geen steppevorkstaartplevier. Ontbreken van witte achterrand aan de vleugels maakte de puzzel compleet: oosterse vorkstaartplevier! Andere, subtielere kenmerken, noodzakelijk om de determinatie werkelijk hard te maken, waren voor ons niet weggelegd. Daarvoor was de afstand te groot. Maar we waren er gelukkig mee.

We waren vroeg weer terug in Maarssen, mijn reisgenoten moesten vandaag nog helemaal naar het hoge noorden. Om het af te ronden zelf nog een ommetje door mijn eigen polder gefietst. Er waren hier net zoveel kieviten als op Tholen. Maar aanzienlijk minder vorkstaartplevieren.

8 september 2014


Meer: Afrikaanse woestijngrasmus

maandag 8 september 2014

Pelikaan

Tsja, als je nooit eens een gokje waagt, als je alleen maar naar een pelikaan gaat als definitief en met zekerheid is vastgesteld dat het een wilde is, als-ie onomkeerbaar is aanvaard door de CDNA, dan ben je dus altijd te laat en krijg je dat beest nooit op je lijst. Je kunt je natuurlijk afvragen wat daar erg aan is en waarom je zo nodig een pelikaan op je lijst zou willen. Ik heb daar zo gauw geen antwoord op, maar toch wil ik ‘m erop. En dus, en omdat de vogel die onlangs opdook bij Hengelo in elk geval niet onmiddellijk is afgeserveerd als ontsnappeling, de trein naar Borne genomen.
Maar nog amper in Borne aangekomen waren daar al de bijna ongunstigst denkbare vooruitzichten: om te beginnen was het zwaar mistig en kon ik door die mist amper het gebiedje vinden waar de vogel zich zou moeten bevinden. En daarnaast was er die raadselachtige melding van een midden in de nacht op gehoor gedetermineerde naar oost overvliegende pelikaan boven Hengelo. Was de vogel alweer gevlogen? En zo zag het ernaar uit dat ik helemaal niet aan de vraag ‘wild of niet’ zou toekomen. Voorlopig was de vraag: zou ik ‘m te zien krijgen of niet?
Na enig zoeken stond ik dan toch op een uitzichtplateautje midden in het betreffende natuurgebiedje uit te kijken over waar dat natuurgebiedje, het ‘retentiegebied Woolde’, liggen moest. Meer dan enkele vage contouren was er niet van te zien.
Na wat heen en weer fietsen begon het zicht toch wat beter te worden, veel beter zelfs en toen de mist zo’n beetje was opgetrokken, zat daar op de oever van een grote plas zomaar ineens een roze pelikaan. Al mijn zorgen voor niets dus. Restte de vraag: wild of niet? Nou ja, mocht-ie straks toch ontmaskerd worden, dan heb ik er in elk geval een heerlijk dagje aan overgehouden. Want de zon scheen ineens volop en ik toerde naar hartenlust door de bossen en langs de velden van landgoed Twickel. Een prachtige wandeling bracht me achtereenvolgens door groene velden en langs weelderige bosranden, langs een meanderende beek, over arme zandgronden met bijbehorende dennenbossen, over een mooi stuk hoogveen met dophei en witte snavelbies en mooie kale boomskeletten en weer door groene velden en langs weelderige bosranden. Glanskoppen, roepende zwarte en groene spechten, gekraagde roodstaart. En op de terugweg nog even langs de pelikaan. Het was er wat drukker dan vanochtend. Vanuit een uitzichtplek in het gebiedje stonden we te turen naar een witte voddebaal op een overhangende wilg. Ja, dat was ‘m nou. Meest zat-ie te slapen maar af en toe rekte hij zich, hief de snavel, keek om zich heen, ging recht overeind staan en strekte de vleugels, voor-ie weer inzakte en indommelde. Wild of niet, op zulke momenten is het een mooie vogel. En intussen liefst twee visarenden, eentje met vis in zijn poten in een dode boom en de ander enige tijd boven ons en in de buurt rond vliegend. En een slechtvalk die even in botsing kwam met de visarend. En een boomvalk, enkele dodaarzen, krijsende waterral en de zon die brandde: het was leuk in het ‘retentiegebied Woolde’.


6 september 2014

zondag 7 september 2014

Thuis

Na het zeldzame terug naar het gewone. Terug naar mijn eigen bescheiden Gagelpolder waar ik nog nooit iets zeldzamers heb gevonden dan een keer een bladkoninkje, altijd leuk natuurlijk in het binnenland, of een grauwe klauwier. De Gagelpolder waar alles meestal heel erg gewoon is. Maar waar het altijd heerlijk thuiskomen is na ondernemingen naar verre zeldzaamheden. Vooral als die geslaagd zijn natuurlijk.
Vandaag een mooie vroege herfstochtend met groepje gele kwikstaarten op het veld en zwermen zwaluwen boven de maïs. En een boomvalkje dat alles achter zich aankreeg. Blauwborst, roepende waterral, purperreiger. Ik zag ook een auto met bordje 'Agroverkeer' erop. Agroverkeer? ... Ontleent iemand met zo’n bordje op zijn auto daar nou enige rechten aan? Mag hij waar ik niet mag? En is die titel beschermd of mag ik ook een bordje op mijn fiets met 'agroverkeer'? En mag ik dan ook waar hij mag? Ik zie me al fietsen in zo'n verboden gebied waar altijd de leukste zeldzaamheden worden gevonden. Kom ik de boswachter tegen, hij grijpt al naar zijn broekzak om me op de bon te slingeren en dan wijs ik 'm fijntjes op dat bordje aan mijn fiets: 'Agroverkeer'.
Wat ik niet zag vandaag, waren paapjes en tapuiten. Op zich geen halszaak, mooie paapjes gezien op Ameland en laatst ook bij Den Helder, en tapuiten kom ik ook niks tekort. Maar als in mijn Gagelpolder en in mijn Ruigenhoekse polder paapjes en tapuiten worden gemeld, wil ik die natuurlijk ook graag zien. Gewoon, omdat het ook een beetje mijn paapjes en mijn tapuiten zijn. Maar daar zijn ze het blijkbaar niet zo mee eens.

2 september 2014

woensdag 3 september 2014

Johanna

Het was tafeltje-dek-je de afgelopen week, wat zeldzame vogels betreft. Voor de liefhebber was het een overvolle snoeptrommel waaruit het voor wie daartoe gelegenheid had, mateloos snoepen was. Sommigen deden dat naar hartenlust en deden daarvan publiekelijk zo smakelijk verslag dat de noodgedwongen thuisblijvers zoals ondergetekende, er achter hun beeldschermen bijna diep ongelukkig van werden. Ik had dan ook dit weekend dringend behoefte iets van al dat moois in te halen. Buurman een nieuwe auto, ik ook een nieuwe auto, het is toch een van de krachtigste drijfveren van het menselijk handelen.
Dus zaterdagochtend met de trein naar Hoorn en met de fiets met windje achter de Hoornder ommelanden in. Nibbixwoude, Midwoude, Oostwoude, Twisk: het was weer zo’n streek waar een gewoon mens als-ie er niet woont niets te zoeken heeft. Voorbij Twisk echter de waterberging en daar zag ik ze staan: de vogelaars, kromgebogen achter hun telescopen.
Hij was lastig, werd me gezegd, en nu even uit beeld. Maar toen zat-ie ineens gewoon tussen de kieviten in het gras: steppenvorkstaartplevier. Ineengedrongen, tamelijk roerloos aanvankelijk en met de rug naar ons toe. Niet veel aan zo. Maar langzaamaan kwam hij tot leven en sprokkelde ik de mooie momenten bij elkaar. En uiteindelijk waren dat er voldoende om te spreken van een topwaarneming. Want af en toe zat-ie fier rechtop, hoog op de poten en met de kop naar ons toe. Af en toe strekte hij de vleugels, draaide zich eens om en holde achter een passerende hommel aan. En tenslotte ging-ie recht voor ons een stukje vliegen. Prachtig allemaal. Tot na enige tijd de hele groep kieviten inclusief steppenvorkstaartplevier op de vleugels ging en vorkstaart uiteindelijk ver achter de windmolens uit beeld verdween.
Terug naar Hoorn was de wind tegen, dat dan weer wel.
Zondag met de trein naar Den Helder Zuid en van daar met de fiets. Mooi zonnig. Af en toe wat wolkenvelden maar de hele dag geen druppel. Dat was alvast een eerste cadeautje, gezien de voorspellingen vooraf en de berichten van elders achteraf. Een nog veel mooier cadeautje was de grauwe franjepoot die ik zomaar ontdekte op een ondergelopen bollenveldje. Die was ik gisteravond nog niet tegengekomen tijdens mijn speurtocht op internet en dat achteraf toch al iemand me voor was geweest, deed aan het genoegen weinig af. Met verder krombekstrandlopers, twee kleine strandlopers, bonte strandlopers, een kanoet en twee drieteenstrandlopers, groenpootruiters, een zwarte ruiter en kemphanen was het sowieso een leuke plek om de dag mee te beginnen.
Hoofddoel vandaag was het stukje duinen ten zuiden van Den Helder met de naam Oude Vuilnisbelt, een oase van bosjes en struikgewas temidden van het verder kale duinland. Het is inmiddels een plek met een reputatie onder vogelaars, goed voor aardig wat zeldzaamheden de afgelopen jaren. Ik noem baard- en sperwergrasmus, een door mij jammerlijk gedipte daurische klauwier en natuurlijk de langstaartklauwier die half vogelend Nederland in jubel bracht en de andere helft in rouw dompelde. Dit keer was er een sperwergrasmus aanwezig, niet half zo zeldzaam als sommige voorgangers hier maar mijn enige eerdere geval, ook op deze plek, was niet zo denderend geweest en daarna was ik ‘m jaren achtereen misgelopen. Dus die wilde ik wel weer eens, en liefst beter dan de vorige keer. De vooruitzichten waren overigens niet overdreven gunstig: hij was maar door weinigen langer dan anderhalve tel gezien.
Van de sperwergrasmus dan ook vooralsnog geen spoor. Slechts paapjes, zwartkoppen, grasmus en (nou ja, ‘slechts’) een draaihals. Ik belandde op het wandelpad naast Johanna, vriendelijk en blond maar (maar?) met beide voeten stevig op de grond. Wel blond maar geen blondje, zeg maar. Dit was hét bosje, wist ze me te vertellen. Ze kon het weten want ze kende het hier goed, was hier kind aan huis en kwam er zowat elke dag. Ze zag dit dan ook een beetje als haar gebiedje, zei ze, had er ook de langstaartklauwier ontdekt, enkele jaren geleden. Kijk aan, een vrouw met geschiedenis, dacht ik. Ik was onder de indruk en bedankte haar nog hartelijk.
Bijna achteloos zei ze: ‘daar zit-ie hoor’, alsof dat maar gewoon was. Voor haar was het dat misschien ook, ze was hier immers kind aan huis, kwam er zowat elke dag. Maar voor mij was het helemaal niet gewoon.
Daar zat-ie inderdaad. En hoe! Open en bloot en volledig vrij zichtbaar zat hij hoog in het struikje: een onmiskenbare juveniele sperwergrasmus. Tijd gaat snel op zulke momenten. Geen idee of het een paar minuutjes waren of wel tien voor de vogel zicht terugtrok in het binnenste van de struik, maar het was lang genoeg voor een onvergetelijke waarneming van een sperwergrasmus, zo mooi als ik die waarschijnlijk nooit meer zien zal. Elk veertje, elk detail haarscherp. Elk lichte veerrandje aan dekveren en tertials, elke vage ribbel op onderzijde en flanken, die stoere kop met die forse snavel, door de telescoop op 50x paste het nauwelijks nog in het beeld. Voor mij toch de soort van het weekend. En dat dankzij Johanna. Eerst een langstaartklauwier en nu deze sperwergrasmus: ik sta voor eeuwig bij haar in het krijt.

31 augustus 2014


En dan nog deze: Bultruggentwitch