dinsdag 27 februari 2024

Naar de Zeeuwse en Zuid Hollandse eilanden

Elk jaar organiseren we met vogelwacht Utrecht in februari de excursie naar de Zeeuwse en Zuid Hollandse eilanden. Veel kan er veranderen in het leven maar dat niet: februari = de Delta! Maar voor zondag 18 februari, de dag waarop de excursie dit jaar gepland stond, was zoveel regen voorspeld, de hele dag lang, dat we hem maar afbliezen. En regen kregen we, de hele dag lang, dus we waren achteraf blij dat we de excursie hadden afgeblazen. Alleen was dit wel mijn allerfavorietste excursie. Legendarische locaties als de buitenhaven van Stellendam, de polders rond Goedereede, de Brouwersdam en de Prunjepolder staan jaarlijks op het programma, aangevuld met de ene keer Strijen, een andere keer de Kwade Hoek, soms een stukje Oosterscheldekering met Neeltje Jans en als we heel stoer zijn, of als er iets bijzonders te halen valt, het Veerse meer en omgeving. Allemaal plekken die zonder auto niet aan elkaar te rijgen zijn. Met OV en fiets is dat eenvoudig niet te doen dus als ik dat nog eens wil af en toe, dan moet dat wel in het kader van een auto-excursie. En ik wil dat heel graag af en toe, toch minstens een keer per jaar. Want de Zeeuwse delta voelt voor mij een beetje als mijn tweede thuis. Ik ben gehecht geraakt aan die weidse wateren, aan die leegte tot aan het volgende dijkje, aan die uitgestrektheid, omkaderd door honderden kilometers populierenlaan, strak gespannen aan de hori­zon, die als een erewacht hun ragfijn silhouet van takkenbossen torsen. Aan het zonlicht dat blijft plakken aan de gouden rietvelden en de glinsterend watervlaktes. En aan de ganzen, die met tienduizenden die leegte, die uitgestrektheid innemen.
Dat zit diep. Dat voert terug tot aan mijn jonge jaren. Als tiener al werd ik door mijn oom en tante meegenomen naar de Zeeuwse en Zuid Hollandse eilanden en na al die jaren en al die vele tochtjes ken ik ze langzamerhand bijna als mijn broekzak. Ik zag er mijn eerste zaagbekken, mijn eerste kanoeten, bij Strijen mijn eerste dwergganzen, bij Stellendam mijn eerste parelduiker. Dus toen we vorige week de excursie moesten afgelasten, ijverde ik ervoor om hem in plaats daarvan met een week uit te stellen. Zo geschiedde. En dus stonden we vanmorgen om even na 8 uur in polder het Oude Land van Strijen de ochtendkou en de poolwind die ons in de nek blies, te trotseren en te turen naar een groepje dwergganzen, altijd weer de dwergganzen bij Strijen, die zich heel af en toe vertoonden als er een of twee even hun hals strekten en hun kopje boven de greppel uitstaken waarin ze de meeste tijd schuil gingen. Dan waren dat aparte kopprofiel met het kleine snaveltje en het steile voorhoofd, en de kenmerkende hoog oplopende witte kol zichtbaar. Vaak was er niet meer van ze te zien dan een paar ruggen waarvan we maar moesten aannemen dat ze aan de kopjes van zojuist toebehoorden, maar soms zat er ineens een rijtje gansjes frank en vrij op de rand van de greppel en kon je je zelfs verbeelden dat je het gelige oogringetje kon zien. Terwijl de veldleeuwerik zong en de lente aankondigde die op dat moment nog zo ver weg leek. Zoals alle jaren hier.

De duizenden en nog eens duizenden brandganzen en de honderden kolganzen, hier en evengoed in de polders bij Goedereede: ook alle jaren hetzelfde maar het verveelt nooit. Bij Goedereede gingen we op zoek naar roodhalsgans maar die konden we niet vinden. Vanaf de dijk keken we uit over het Grevelingenmeer en het eilandje Markenje, waar meer dan honderd zwartkopmeeuwen bivakkeerden, met hun sierlijke, lelieblanke vleugels en met hun koppen al zwart. We vonden er ook de eerste grutto’s van het jaar. Toch voorjaar dus.
Zo gingen we van traditie naar traditie. De buitenhaven van Stellendam, waar je uitkijkt over de randen van de Kwade Hoek en over de zandplaten voor de kust met een witte vlek van kluten en spectaculaire vluchten bonte strandlopers die om en om oogden als de dag en als de nacht. De Brouwersdam waar het dit keer betrekkelijk rustig was maar waar we op afstand toch nog wel de zwarte zee-eenden, de middelste zaagbekken en de eiders zagen en waar we met enige moeite ook kuifduiker, geoorde fuut en twee roodkeelduikers vonden. Zoals ieder jaar daar, zij het meestal gemakkelijker. We sloten af met de Prunje, waar goudplevieren, wulpen en een paar pijlstaarten, lepelaars en kleine zilverreigers een vertrouwde entourage vormden. Ook dat was niet anders dan andere jaren. En de zwarte ruiter in de Weversinlaag evenmin, of de zilverplevieren op het eilandje in de Flaauwersinlaag en de kluten in de plasjes van de oude Prunje. We zagen nog een groepje grutto's, vonden een zwarte rotgans tussen de rotganzen en keerden tevreden huiswaarts. We hadden vrijwel niets meegemaakt dat we niet in voorgaande jaren ook hadden meegemaakt, en het was geweldig geweest.

25 februari 2024





vrijdag 16 februari 2024

Hoge Veluwe

Het was weer eens tijd om ons voor even te onttrekken aan alle aardse beslommeringen en voor een paar dagen onder te dompelen in het aards paradijs. Op de Hoge Veluwe dit keer. Drie dagen zaten we in een hotelletje in Otterlo. Een best wel sjiek hotelletje, leuk gelegen, zicht op velden en bosranden en de ingang van park de Hoge Veluwe op vijf minuten lopen waarna een witte fiets het hele park aan onze voeten neerlegde. Tegen half 12 kwamen we aan bij ons hotel en rond twaalf uur betraden we voor het eerst het Nationaal Park. Het schemerde al toen we het weer verlieten. De poort was dicht toen we bij de uitgang aankwamen maar gelukkig was er een Sesam-open-u-achtige knop waarmee we de poort konden openen en het park konden verlaten. Zaterdag waren we er van half 10 tot iets over zessen en zondag van half 10 tot een uur of vier. Veel langer kon niet. En al die tijd waren we omringd door de woeste vlaktes, de heidevelden, de zandverstuivingen en de ruige grasprairies, en door de ongerepte bossen met bemost oud hout, bemoste omgevallen bomen, bemoste afgewaaide takken en bemoste stronken, het bos was af en toe groen alsof het al voorjaar was. En dat was het eigenlijk ook. Vinken zongen alweer volop, grote lijsters schalden uit de verte, veldleeuweriken jubelden boven de velden alsof de 21e eeuw nog slechts een ver toekomstvisioen uit een sciencefictionfilm van weleer was en in het oude bos maakten zwarte spechten af en toe een kabaal dat horen en zien je verging. Ook de temperatuur was soms al een beetje lenteachtig. De weersvoorspellingen waren wat wankelmoedig geweest maar zoals bijna altijd viel het erg mee. Heel af en toe viel er een klein beetje regen maar vaker scheen de zon. Meest was het wat grijs maar met weinig wind voelde het af en toe al bijna als lente.
Vaak was het rustig in het park. Soms was het natuurlijk druk maar vooral in de eerste uren na de opening kwamen we meestal geen mens tegen. Ook vogels hielden zich soms langdurig stil en op de diverse wildobservatieposten die we bezochten was dan meestal geen wild te bekennen. Maar aan het eind van de middag kwamen ze tevoorschijn. Vooral vanuit de fraaie hut met de naam Millelamel lieten zich leuke groepen edelherten zien. Een stuk of vijftien vrouwtjes en jonge beesten waren gezellig bezig op de grasweide voor de hut. Bij het bosje van Staf een paar kilometer verderop was op een avond ook een mooie groep herten zichtbaar. Die zaten weliswaar vrij ver in het veld maar daar zaten wel heel wat heren tussen, imposante beesten met imposante geweien en dat is toch hoe je edelherten het liefst ziet. Zwijnen en moeflons zagen we overigens niet, om het over wolven maar niet te hebben. Die waren er trouwens vermoedelijk mede de oorzaak van dat we geen zwijnen en moeflons zagen. De soort van het weekend was, ondanks al dat beschikbare wild, uiteindelijk toch een vogel: een fraaie velduil vloog op het Oud Reemsterveld van dichtbij op, vloog een stukje over de hei, verdween even verderop weer in de vegetatie en was daar vervolgens onvindbaar.
En intussen geen gedoe met zeldzame vogels waar ik heen wilde, al hield ik natuurlijk wel op mijn telefoon nauwlettend hoewel machteloos bepaalde websites in de gaten en zorgde een claim van een witkeelgors op vrijdagmiddag korte tijd voor de nodige onrust. Die bleek gelukkig al gauw foutief ingevoerd.

We fietsten over fietspaden richting Schaarsbergen, langs het Pampelsche veld en De Pollen, langs zandduinen en glooiende heidevelden en langs graslanden in de verre diepte, we wandelden over het Oud Reemsterveld en we fietsten over de hoofdweg weer terug. We fietsten richting Hoenderloo, langs het Deelense veld en het Zwarte veld en om het jachtslot Sint Hubertus heen en keerden over de grote vlakte weer terug. En we deden tussendoor natuurlijk ook aan cultuur. We bezichtigden het jachtslot en bezochten Kröller-Müller waar we de beeldhouwwerken en sculpturen en de schilderijen bewonderden waar anderen veel zinniger dingen over kunnen zeggen dan ik. Wat ik ervan zeggen kan is dat ik van sommige erg onder de indruk was terwijl andere me veel minder deden. Maar waarom? Dat kan ik moeilijk uitleggen. Buiten genoten we nog van die prachtige combinatie van natuur en cultuur van de beeldentuin, waar je tegelijk kunt genieten van appelvink en zwarte specht en van indrukwekkende en soms waanzinnige kunstwerken. Zo zie ik stiekem toch cultuur het liefst: de uitingen van de menselijke geest in een context van bos en (een klein beetje) hei. Na afloop fietsten we nog één keertje rond Sint Hubertus en bij Otterlo verlieten we weer het park.

11 februari 2024












woensdag 7 februari 2024

Giervalk of geen giervalk, that’s the question

De giervalk op Texel diende een beetje als een wekker: het was tijd om weer eens in actie te komen. De afgelopen dagen geregeld en door velen gezien in of rond de Slufter. Gisteren zelfs de hele dag lang door meer dan honderd mensen ingevoerd, dus dat leek een inkoppertje.
Bij aankomst op het zuidelijke uitkijkplatform bij de Slufter nog niets. Wel veel vogelaars, maar van de giervalk nog geen spoor. Geen paniek: gisteren werd-ie ook pas na elf uur gevonden. Maar een kleine zilverreiger, een mooie havik op een van juist die paaltjes waarop we zo graag giervalk hadden gezien, en een langs jakkerend smelleken later is het al ruim over elven en ontbreekt van de giervalk nog altijd ieder spoor. Dan weet je: het gaat spannend worden. Spannender dan je lief is. We maken een uitstapje naar een akkertje tegen de stuifdijk aan een paar honderd meter verderop, waar veertien fraters zich voortreffelijk laten bekijken, maar terug op het uitkijkplatform nog altijd geen giervalk. Inmiddels is het al bijna twaalf uur dus het wordt wel zorgwekkend nu. We gaan de Slufter in en wandelen langs slenken en schorren richting monding, op zoek naar strandleeuweriken. Die zijn ook al niet te vinden. Wel tientallen drieteenstrandlopers, honderden bonte strandlopers, wat bontbekplevieren, pijlstaarten en meer. Leuk zat natuurlijk. We houden intussen de lucht in de gaten en checken in de verte alle paaltjes die we checken kunnen, maar van de giervalk nog altijd geen spoor en ook geen enkel bericht. Terug op het platform wijden we ons nog even aan het wachten op de giervalk maar dan gaan we iets anders doen.
Net voor ik het platform verlaat wordt nog een rode wouw gemeld. Ver weg boven het welvende duinland achter de Slufter pik ik hem op. Het is een aardige opsteker maar daarna gaat het van kwaad tot erger. Tussen duizenden rot- en brandganzen bij Oosterend zoeken we vergeefs naar roodhalsgans. Telkens worden groepen ganzen opgejaagd en spreiden ze zich weer over de velden. Dat maakt het er niet gemakkelijker op en uiteindelijk geven we het op en gaan naar het gemaal Dijkmanshuizen om daar een ijsduiker in te koppen. Maar vrijwel niets wil lukken vandaag: in plaats van ijsduiker wacht ons daar de volgende dip. Niets dan wat eiders, wat brilduikers en wat middelste zaagbekken op de rimpelende wateren. Daarmee lijkt de bodem wel bereikt. Ook van de giervalk nog altijd geen nieuws. Die hebben we langzamerhand uit ons hoofd gezet.
Collega-vogelaars, ook enigszins ontdaan over het missen van giervalk en ijsduiker (hoewel natuurlijk geheel onvergelijkbare grootheden), bieden een lichtpuntje: die roodhalsgans zit er echt wel en laat zich fraai bekijken, verzekeren ze ons. Dus we rijden nog even terug, vinden de vogelaars, geparkeerd in de berm van het weggetje, en vinden prachtig vooraan in de nabije groep ganzen de roodhalsgans. Hoera, toch niet helemaal voor niks naar Texel afgereisd. Ook twee witbuikrotganzen en het bericht van een spannende valk op het strand bij de Slufter. Komt dan toch nog alles goed?
We laten er een boot voor schieten maar ter plaatse blijkt het helaas toch een slechtvalk te betreffen. Nee, deze dag verdient geen giervalk. We laten Toon nog even zien dat er echt wel wilde zwanen zitten tussen de kleine zwanen langs de Slufterweg en nemen de vijf-uurboot terug naar het vasteland.

4 februari 2024


Meer dips: Noordbroek