woensdag 25 oktober 2017

Texel

Je hebt vogelen en vogelen. Je hebt vogelen zoals tijdens de vrijdag en zaterdag van het jaarlijkse Dutchbirdingweekend op Texel, toen we ons vooral bezig hielden met achter de ene leuke soort na de andere te snellen. Met enig succes, dat wel. Grote kruisbekken waren na een half uurtje wachten present en showden fraai hun kolossale snavels. Goeie soort en al enkele dagen ter plaatse in de Staatsbossen, even ten noorden van Westerslag, tijdens het weekend een goede plek om andere vogelaars te ontmoeten. Aan de andere kant van het eiland stal een sneeuwgors de show. Liet zich op de parkeerplaats bij paal 28 tot op enkele meters benaderen. Dat was vrijdag. Zaterdag een reeks fijne soorten. Twee soorten franjepoot, roodhalsgans, mooie bladkoning, jagende slechtvalk, roodhalsfuut en een uiteindelijk voor allen succesvolle jacht op hop. Het was smullen. Vooral die hop was een belevenis. En we mogen ons gelukkig prijzen dat Toon hem de eerste twee keer dat we de vogel zagen, telkens nog gemist had. Anders hadden we misschien niet de moeite genomen ons naar de tuintjes te haasten toen de vogel daar gemeld werd. Want dat werd wel onze ultieme hop. Hadden we hem tot dat moment alleen nog maar over ons heen zien vliegen, daar zat de vogel langdurig te foerageren op het wandelpad en doordat de toegesnelde meute zich toen voorbeeldig gedroeg, ja dat mag ook weleens gezegd worden, kregen we uitgebreid de kans hem te observeren. Een buitenkansje. Zo mooi nooit eerder in Nederland.

Zondag hebben we wat meer de tijd genomen om te struinen en zelf iets te vinden. Met kleine bonte specht op de Robbenjager als resultaat: erg leuk voor Texel maar toch niet waarvoor je als Utrechter de verre reis onderneemt. Uiteindelijk kwam het toch weer neer op lekker struinen en zoeken terwijl anderen de zeldzaamheid vinden. En zo moesten we toch weer achter de soort van de dag aan: ijsduiker in zomerkleed op de Waddenzee bij de IJzeren Kaap. Nieuw voor dit jaar, wat mij betreft, nieuw voor Texel, maar vooral dat zomerkleed! Nog nooit gezien, dus dat was wel een snelle actie waard.
Net toen we daar weer wegreden, zomerkleed ijsduiker in de tas, werd een vaaltje gemeld, in vlucht in de buurt van de ijsduiker. Nou ja, pech, omkeren had geen zin, dachten we, dat beest was allang weer verder gevlogen. Kwartiertje later: nog steeds ter plaatse, dus het had toch wel gekund. Nou ja, nu zou het wel te laat zijn, omkeren had geen zin meer. Daarna idem. En idem. Tot we tenslotte toch maar terug gingen. En te laat waren.

Maandag was het Dutchbirdingweekend voorbij en verhuisde ik van de Krim naar Prins Hendrik om me bij de familie te voegen. Nu werd het pas echt een andere manier van Texel beleven. Met de fiets, en met de familie. Dus wat meer rust, wat meer de tijd genomen om te genieten van het prachtige nazomerweer en van de overweldigende kleurenrijkdom die de herfst over het eiland had uitgestort. Al zullen wellicht niet alle betrokkenen dat van die rust en die tijd beamen. Want ik was natuurlijk toch nog de meeste tijd op pad. Gestruind door de duinen rond De Muy, gezworven over de Slufter, vanaf de buitenste duinen over zee staan kijken en vanaf de waddendijk de Schorren en de kwelders afgezocht en Utopia natuurlijk, immers vlak om de hoek. Geen grote zeldzaamheden hoor, maar het was #genieten, met strandleeuweriken, kluten, kanoeten, rosse grutto’s, zilverplevieren, lepelaars, kleine zilverreiger, noem maar op. En weer terug was er telkens weer ons parkje, het ritselende herfstgoud, de mussen in de hagen, de koperwieken, de putters en verderop de molen van De Bol die fier stond temidden van de omringende wateren. Heerlijk terugkomen is dat. En heerlijk boodschappen doen ook, naar Oosterend: langs De Bol en de molen, langs de Waddendijk en indien gewenst langs het wad, langs de Krassenkeet, door het stille Oost en door Texels onvolprezen polderland om uiteindelijk te belanden in misschien wel het meest pittoreske, het meest knusse en sfeervolle dorp van het eiland, met zijn machtige kerkje omgeven door smalle straatjes en oude huisjes.
Maar uiteindelijk draaide het toch allemaal weer uit op een megatwitch. Eerst was er nog die vermeende aziatische roodborsttapuit in de Tuintjes. Ik was met Renske in de Slufter toen de melding kwam en al gauw haastten we ons naar het noorden. Aan de vogel wordt door velen getwijfeld maar ik geloof er nog wel in. Wat sommigen er ook over zeggen, de vogel oogde bleek van onder en koud van boven. Niet minder bleek en koud dan sommige eerdere, aanvaarde gevallen. Ontbreken van wenkbrauwstreep zie je ook bij diverse eerdere gevallen terug. De behoorlijk zwart ogende ondervleugeldekveren en de ogenschijnlijk (vrijwel?) ongestreepte rossige stuit die sommige (hoewel matige) foto’s laten zien, lijken het geval ook wel goed te doen, evenals de handpenprojectie die me bij vergelijking van diverse foto's wat aan de lange kant lijkt voor gewone. Daarnaast noemt de Kenmerkengids bij eerste winter onder andere nog de lichte, zandkleurige randen aan veren op bovendelen en kruin die brede lichte banen vormen: daar zie ik op foto's in elk geval op de rug wel iets van terug. En de brede, crèmekleurige randen aan tertials en armpennen die een groot licht vleugelpaneel vormen. Ook dat is op de foto’s wel te zien. Maar de twijfels blijven en dat neemt toch iets weg van de glans van zo’n soort.
De echte klapper kwam een dag later. Ik meende me een ontspannen ochtendje struinen door de Nederlanden te kunnen veroorloven, zonder telescoop op mijn rug te hoeven mee zeulen, toen ineens die melding: BLONDE TAPUIT! Op dat moment amper twintig minuten fietsen van me vandaan, dus er was geen keus. Nat van het zweet ter plaatse, waar de vogel, inmiddels tot westelijke benoemd, gelukkig nog in beeld was. En nog meer gelukkig mocht ik wel door enkele collegiale telescopen gluren: lifer! ’s Middags, nadat we Esther bij de boot hadden afgezet, nogmaals en nu met zijn drieën bij de vogel wezen kijken. Uiteraard nu wel mijn telescoop mee, zodat ik uitvoerig de tijd voor hem kon nemen. Hij zat niet heel dichtbij maar liet zich toch fraai bekijken, foeragerend op de hooiberg. Een prachtige vogel. Een zonnige vogel ook: de warme, bijna oranjeachtige kleuren op rug en borst maken er naar alle waarschijnlijkheid een westelijke van. Derde voor Nederland. Intussen was het aangenaam toeven in het namiddagzonnetje, terwijl een journalist van TV-Noord enkele van de aanwezigen interviewde. Een hoofdrol was er natuurlijk voor de ontdekker, Koen Stork, scholier nog die echter zijn kwaliteiten al bewezen had tijdens de misterybird-competitie afgelopen zaterdag (had hij deze tapuit afgelopen weekend gevonden, dan had-ie twee verrekijkers gewonnen). Ook mezelf zag ik later kort terug in het filmpje op de site van TV-Noord.
Het was een heerlijke kers op de taart. Dat na de bijna zomerse sferen tot nu toe het weer ineens omsloeg mocht de pret niet drukken. Harde wind, prachtige buienluchten, af en toe een behoorlijk nat pak, ach, dat hoort er ook bij. Op de zeereep uitkijken over een woeste zee, hoge golven, witte koppen, zeekoeten die door de golfdalen snellen, een roodkeelduiker hier en een roodkeelduiker daar, machtige jannen van gent en een grauwe pijl aan de horizon, het is allemaal bepaald geen straf. En dat ik een vale lijster op buureiland Vlieland aan me voorbij moest laten gaan … Er was nog de optie van een boottocht van Texel naar Vlieland, maar 100 euro, ik weet niet waar precies de grens ligt van wat een twitch mag kosten, aan tijd, aan moeite, aan inbreuk op je vakantie en ook aan geld, maar het leek me op dat moment dat die grens onder de 100 euro lag. Misschien denk ik daar een volgende keer anders over maar ach, het deed even zeer, ik zal dat niet ontkennen, maar uiteindelijk kan ik wel leven zonder vale lijster, al geldt natuurlijk hetzelfde voor die 100 euro. Hoe dan ook, over een jaar ben ik die vale lijster vergeten. Die westelijke blonde tapuit zeker niet.

22 oktober 2017

Geen opmerkingen:

Een reactie posten