Het weer was een beetje de rode draad, tijdens de Vogelwacht Utrecht-excursie naar Noord-Holland vandaag. Het woei te weinig en het regende teveel maar tussen de vele buien door lukte het toch om een paar hele leuke typetjes te scoren.
Het woei te weinig. Na berichten van gisteren (vier stovjes langs Camperduin, twee papduikers en één kleine alk) hoopten we vandaag een graantje mee te pikken van de rijke buit die de harde noordwester hopelijk richting kust zou blazen. Maar de noordwester was helemaal niet hard en dus moesten we genoegen nemen met standaardsoorten als roodkeelduiker, zeekoet en jan van gent. Al gaven de meeuwtjes een leuke show weg. Allereerst zagen we een dwergmeeuwtje, nee, een paar dwergmeeuwtjes naar noord vliegen. Toen nog een paar en nog een paar. Zeker een half uur lang ging dat door en toen de dwergmeeuwtjes bijna op waren: hé, een drieteenmeeuw, en nog een, en nog een paar. En zo volgde op een vlaag van vele tientallen dwergmeeuwen een van vele tientallen drieteenmeeuwen. Ja, zo fascinerend kan zeetrek zijn, ook zonder de grote soorten.
Het regende teveel. Na diverse zware buienluchten die over zee voor ons langs schoven, werden we uiteindelijk getrakteerd op een hele stevige bui die wel land bereikte. Eerst hagel, daarna regen, zicht op zee 0 en toen het eindelijk zowat over was nat en koud en apparatuur nat en beslagen en daardoor vrijwel onbruikbaar. We gingen naar Minkema, opdrogen en opwarmen. Toen we daarmee klaar waren en het zo goed als droog was, weer naar buiten. Prachtige buienluchten aan alle kanten, hier en daar gitzwart, elders helder oplichtend, tussendoor snippertjes blauw en af en toe een schim van de zon: het was een bijna apocalyptisch beeld. Af en toe weer wat regen maar dat deerde ons nu niet meer. Aan de voet van de oude zeewering gingen we op zoek naar een fitis die zich daar al enkele dagen ophoudt. Een fitis in november, dat is sowieso bijzonder en deze oogde daarbij op de vele foto’s die inmiddels van hem genomen zijn behoorlijk afwijkend: grauw van kleur, vrijwel zonder groen- en geeltinten, met vrij donkere bovenzijde en een opvallende wenkbrauwstreep. Er wordt gedacht aan yakoutensis, ondersoort van zeer ver weg en daarom hier zeer zeldzaam. Langzaam lopen we door de laagte beneden langs de dijk en speuren in de bosjes. Weinig leven. Een roodborst, een pimpelmees, een tjiftjaf. Maar dan, een heel stuk voorbij de plek waar die gisteren gezien is, daar hebben we hem: een grauw, overwegend grijsbruin gekleurde Phyllo vrijwel zonder groen- en geeltinten, met vrij donkere bovenzijde en een opvallende wenkbrauwstreep. Structuur als fitis. Mooi beestje. Inmiddels wordt gedacht aan een andere ondersoort: acredula, nauwelijks met zekerheid van yakoutensis te onderscheiden maar van iets minder ver weg en daarom iets aannemelijker, en nog altijd zeldzaam. Interessante materie.
We zagen nog een paar patrijzen in de zeereep en mooie zwarte ruiters en zilverplevier in de Putten en gingen op weg naar een volgend afwijkend typje: een koereiger, zoals we hem nog maar even zullen noemen, bij Anna Paulowna. Een vogel waaraan van alles niet klopt, zoals we later zelf konden constateren toen we vanaf een weggetje stonden te kijken naar de vogel die vlakbij foerageerde in het weiland. Meestal zag je er wel een soort van koereiger in maar soms had je het gevoel dat je naar een kleine zilverreiger keek: slanker, tengerder, met een langere nek. Wat in elk geval niet klopte voor koereiger waren de pikzwarte poten en de wat te forse, te lange snavel. Maar een zilverreiger was het echt niet. Daarvoor klopte er nog veel meer niet. De vogel foerageerde als een koereiger, in het gras waar ie de ene regenworm na de andere oppikte. Hybride? Oostelijke (onder)soort? De deskundigen zijn er nog niet uit.
Na een vergeefse poging tot waterspreeuw op vliegveld Den Helder namen we ons voor de dag af te sluiten met nog één gave, echte soort. Daartoe richting Castricum, waar in de duinen vanochtend een pallas boszanger was gevonden. Uurtje met de auto, kwartiertje lopen en ter plaatse in een geïsoleerd stukje bos de vogel al gauw mooi in beeld. Dat wil zeggen: de voorhoede. De meeste anderen waren te laat. De vogel was weer zoek maar na een half uurtje zoeken werd-ie teruggevonden en kreeg (vrijwel?) iedereen hem mooi in beeld, foeragerend van half hoog in de bomen tot laag in de vegetatie. Af en toe kwam-ie vrij dichtbij en liet ook doorslaggevende kenmerken zien als middenkruinstreep en gele stuit. Fijne soort, leuk vogeltje maar het laatste woord was aan twee zwanen in een van de infiltratiekanalen. Op weg naar pallas hadden we die nog genegeerd maar op de terugweg bleken het twee mooie wilde zwanen. We begrepen de hint: het is alweer bijna winter.
12 november 2017
Geen opmerkingen:
Een reactie posten