‘Vale pijl, Jeroen, vale pijl’, had ik geappt in onze vogel-WhatsAppgroep nadat Jeroen vanwege het rustige weer en de zwakke oostenwinden van de afgelopen week onze kansen op echt leuke soorten op onze pelagische tocht de volgende dag, nogal laag had ingeschat. Vale pijlstormvogel is een soort die met zulk weer juist nog wel te verwachten is. Het is een vogel van het westelijke middellandse zeegebied en de Atlantische kusten van het Iberisch schiereiland, die in de nazomer in klein aantal naar het noorden zwerft en dan soms ook in de Noordzee terecht komt. In tegenstelling tot de meeste van zijn verwanten is dat niet afhankelijk van harde westenwinden dus deze wordt ook bij rustig weer nog wel af en toe gezien. Maar wel heel af en toe, zelden meer dan één per dag en de meeste dagen geen, want hij is zeldzaam en voor de doorgewinterde zeevogelaar een van de lekkerste, maar ook een van de lastigst te bemachtigen snoepjes.
Nou schat ik mijn voorspellende gaven niet bijzonder hoog in, maar wat gebeurde er toen alweer op de terugweg richting Den Helder het laatste uur van onze tocht was aangebroken? Toen wellicht bij sommigen de concentratie even verslapte, toen de een het zich meende te kunnen veroorloven om binnen even een gehaktbal te gaan eten en een ander langs de verkeerde kant van de kajuit naar het voordek wandelde? Een donkere, tengere vogel kwam over zee op de boot toegesneld. Een onmiskenbare pijlstormvogel zeilde op amper twintig meter langs de boot en liet gedurende enkele momenten alle relevante kenmerken zien: vaalbruine bovenzijde, vuilwitte onderzijde, lichte maar donker omrande ondervleugels, donkere onderstaart en vage begrenzing tussen de donkere en de lichte delen. ‘Vale pijl! Vale pijl!’ werd er geroepen, terwijl de vogel zich alweer uit de voeten maakte. De consternatie was groot. Het duurde bij elkaar amper een halve minuut maar voor degenen die op het juiste moment op de juiste plaats hadden gestaan en in de juiste richting hadden gekeken, was dit het hoogtepunt van de tocht. Er waren er echter ook die net even iets anders te doen hadden of de verkeerde kant op keken en zij moesten genoegen nemen met de talloze jan van genten, in alle kleden van juveniel tot en met volledig adult, die de hele tocht lang en af en toe met tientallen rond de boot hingen en ons geregeld spectaculaire demonstraties voorschotelden. Die telkens dat tijdloze gebaar maakten, als een acteur die na zijn laatste rol op theatrale wijze het publiek groet en het toneel verlaat: de vleugels spreiden zich, het lichaam kantelt, de vleugels wringen zich in een hoek en plotseling duikt de vogel omlaag en verdwijnt in de golven.
Of met de fraaie noordse stormvogel die geruime tijd rond de boot vloog en af en toe zo dichtbij kwam dat je hem bijna had kunnen grijpen. Of met de grote jager die korte tijd stoeide met enkele van de vele meeuwen die achter de boot hingen. Of met de talloze zeekoeten die op zee dreven en de paar alken die we daar tussen ontdekten. Allemaal min of meer gebruikelijke types af en toe op een goede dag aan zee, maar ook allemaal symbolen van de onbegrensdheid van de wereldzeeën, die je een beetje deelgenoot maken van de mythe van de oceaan. Die je op een gewone dag alleen maar aan de horizon ziet, ver buiten bereik van de toeschouwer. Om die zo fraai en zo dichtbij te zien te krijgen, moet je zelf de zee op. En dat maakt zo’n pelagische tocht altijd tot een onvergetelijke gebeurtenis, met of zonder vale pijl.
4 oktober 2015
Meer aan zee: Zee
G****de**ver. Zelden werd mij zo hard op dierendag ingepeperd dat je geen vlees moet eten.
BeantwoordenVerwijderen