zondag 16 augustus 2015

Tony

Zo hadden we Tony, halfbroer van Antonia, die dus de moeder was van de vrouw van de broer van Harriët. Tony is een gezellige Kaapverdiaan, hartelijk, joviaal, om maar een paar clichés te noemen die op hem van toepassing zijn. Zo iemand die altijd wat te zeggen weet en maar zelden een stilte laat vallen. Kreeg op zijn 15e of daaromtrent zijn eerste schoenen, een van de kleine details die hij ons toevertrouwde. Kind dus van de lagere regionen van de Kaapvediaanse welvaartsladder, ook in het huidige Mindelo volop aanwezig, getuige de vele kleine, nu al vervallen betonnen huisjes op gruizige hellingen in buurten waar geen straten zijn maar alleen kleine, vervallen betonnen huisjes op gruizige hellingen. Getuige ook de bedelaars die vooral ’s avonds in Mindelo tevoorschijn komen, en de smalle straatjes met piepkleine huisjes waar mensen op hun stoepjes zaten te niksen en me na staarden terwijl ik langs liep met 800 euro in mijn tasje en 5.000 euro aan apparatuur op mijn rug. Waarmee ik overigens niet wil zeggen dat niksen een minderwaardige bezigheid is. Zeker niet bij temperaturen van 30 graden of meer.
Tony vertrok op zijn 18e naar Nederland, had daar allerlei soorten baantjes, woonde eerst in Rotterdam en daarna in Lisse en keerde na zijn pensioen enkele jaren geleden als welgestelde Kaapverdiaan terug naar Kaapverdië. Tony spreekt dus Nederlands. Zoals trouwens zoveel Kaapverdianen, hoewel lang niet allemaal zo goed als Tony. Want heel veel Kaapverdianen zijn wegens gebrek aan perspectief op jonge leeftijd hun land ontvlucht. Veel van hen, zo hebben we gemerkt, zijn in de scheepvaart terecht gekomen en hebben jarenlang op Nederlandse schepen gevaren. Anderen hebben in Rotterdam gewoond, waar een grote Kaapverdische gemeenschap blijkt te zijn, en hebben daar in de haven gewerkt. En allemaal zijn ze later weer naar Kaapverdië teruggekeerd. Zo kon het gebeuren dat ik zomaar op de kade van Tarrafal werd aangesproken door een mij, voor zover ik op dat moment kon bedenken, onbekende man die me in het Nederlands vroeg hoe ik het vond in Kaapverdië. Of dat in een winkeltje annex kroegje hoog in de bergen van São Nicolau de oeroude uitbater ineens Nederlands tegen ons begon te praten. Zulke dingen.
Tony haalde ons op São Vicente van het vliegveld, waarvoor nog dank. Tony liet ons Mindelo by night zien, met zijn kroegen en restaurantjes en terrasjes aan de baai. En Tony liet ons met de auto en onder het gezang van Cesaria Evora, de heldin van heel het land, het São Vicente buiten Mindelo zien, wat er tot op dat moment nog nauwelijks van gekomen was, afgezien van mijn uitkijkpost aan zee maar dat was nauwelijks buiten Mindelo.
São Vicente is buiten Mindelo droog en kaal. Officieel is het nu de regentijd maar wij hebben hier nog vrijwel geen druppel gehad. Meestal schijnt de zon en die staat rond het middaguur vrijwel recht boven je te branden. Het schijnt al twee jaar niet geregend te hebben op São Vicente en dat is te zien aan de gortdroge velden waar nauwelijks een sprietje groeit. Er zijn hoge heuvels en steile wanden en grillige pieken, hoewel meest op afstand: er is hier ruimte tussen de bergen. Lome glooiingen leiden tot verre toppen. Boven gortdroge en kale woestijn, en beneden meest gortdroge en kale woestijn. Alles is kaal en doods. Behalve enkele zeldzame groene stukjes in het laagste deel van het eiland, waar wat palmen staan, waar wat struikjes net niet helemaal kaal zijn en waar we zelfs een paar goedgevulde waterputten zagen.
In de heuvels kun je lange tijd dwalen zonder één vogeltje te zien of te horen. Je kunt trouwens ook een uur aan zee staan zonder één vogel te zien. Dat is een belevenis op zich. Er vliegt hier soms vrijwel niets boven zee. Geen meeuwen en geen sterns, zoals bij ons. Maar als er dan eindelijk wel iets vliegt, dan is het meteen een keerkringvogel of een bruine gent of een paar kaapverdische pijlstormvogels. Nou, daar teken ik voor. Dan kunnen die meeuwen en die sterns me even gestolen worden.
Tony bracht ons onder andere naar Baia das Gatas, een mooie plek aan de oceaan met lage rotsen waarop een krachtige branding uiteensloeg. Hier vloog wel een visarend rond. Visarend is in Kaapverdië een beetje een zeevogel die veel boven de oceaan jaagt. Hoewel wel altijd vlak onder de kust. Maar verder dus niets, boven zee. Net als verderop op een tropisch strandje bij Calhau waar we heerlijk comfortabel het warmst van de dag doorbrachten in de schaduw van een ingenieus bouwsel van palen en tentdoek van Tony. Ook hier een lege oceaan, en daarnaast een strand vol met grappige zandkleurige krabbetjes en een ruig achterland met nauwelijks begroeiing en zonder één vogeltje. In onze rug de hoge hellingen van de Monte Verde, met ruim 700 meter de hoogste berg van het eiland en in tegenstelling tot wat de naam wellicht suggereert, momenteel allerminst groen. Daarvoor moet het eerst gaan regenen. Het eiland en zijn bewoners wachten er met smart op.

16 augustus 2015


Meer lezen over Kaapverdië? http://guuspeterse.blogspot.nl/2015/08/jose.html





Geen opmerkingen:

Een reactie posten