Op zoek naar weer eens een leuke soort kwam ik bij de Jezuïtenwaai terecht, voor roodkopklauwier die daar gisteren was ontdekt. Ik werd al gauw uit de droom geholpen en dat had ik al een beetje zien aankomen want geen enkele melding vanochtend: die was er niet meer. Jammer natuurlijk, maar geen drama. Hij was eigenlijk vooral een kapstokje geweest om een leuk tochtje naar een mooie omgeving aan op te hangen. De Rijnstrangen, in een uithoek van het land voorbij Arnhem tussen Duiven en Pannerden, zijn ook zonder roodkopklauwier de reis wel waard. In elk geval was er heel acceptabele compensatie van een rode wouw die een paar kilometer verderop rondvloog boven de rietvelden en de watergangen van Berghoofdseveer. Rode wouw is zo’n soort die eigenlijk alles goed maakt, van rode wouw wordt je altijd blij. Daarnaast bruine kiekendieven, hoempende roerdompen, zomertaling, geelpootmeeuwen, gele kwikstaarten, gekraagde roodstaart en braamsluiper: allemaal niet zeldzaam maar er was dus genoeg te beleven. Mijn eerste landkaartje van het jaar, mijn eerste glassnijder en vuurjuffer, alleen de namen al … Maar eigenlijk waren die toch een beetje bijzaak. Hoofdzaak was dat landschap van de Rijnstrangen. Dat oude rivierenland van waterlopen en rietvelden, van oude rivierarmen en ooibossen, een landschap gevormd in de vele eeuwen dat de rivier hier nog haar eigen gang kon gaan, niet gekooid door dijken en dammen. Lang geleden dus, maar sindsdien gekoesterd en gecultiveerd. Geen toonbeeld meer van maar een herinnering aan de krachten die zo’n rivier uitoefent als je hem zijn gang laat gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten