Het was grijzer dan we gehoopt hadden toen we op de fiets op weg waren vanuit Steenwijk naar de Weerribben. Niet helemaal goed voor vlinders, vreesde ik. Maar koud was het niet, en het was droog, voorlopig. Eenmaal de bestemming bereikt, een fraai complex van rietland, moerasbos, schrale graslanden, sloten vol krabbenscheer en watertjes vol waterlelies, was af en toe al iets van een zonnetje waarneembaar. Tuinfluiters, geelgors, kleine karekiet, bosrietzanger, matkop en kleine bonte specht: zon of geen zon, de vogels deden gewoon alsof het nog lente was. Maar de plek is vooral vermaard vanwege de insecten. Gewone pantserjuffer, viervlek, zwarte en bloedrode heidelibel, vuurlibel en een gevlekte witsnuitlibel die even kwam poseren op het pad. En ook de vlinders vlogen volop: koevinkjes, bruine zandoogjes, atalanta’s, landkaartjes, groot dikkopje en distelvlinder. Onder meer. Ook geregeld zon inmiddels en dan waarlijk warm. Het kwam wel goed, vond ik.
Doelsoort voor vandaag: grote vuurvlinder. Eindelijk hoopte ik eens deze schoonheid te zien te krijgen, pronkstuk van de Nederlandse natuur en volgens sommigen de mooiste vlinder van Nederland. In elk geval een van de zeldzaamste. Hun tijd was weer gekomen en dit was er de juiste plek voor.
Dit was dus, kortom, mijn al bijna traditionele jaarlijkse vlindertwitch.
We liepen al een tijdje te zoeken en zoals altijd begon de goede moed mij langzaam te ontglippen toen we een fotograaf zagen met camera gericht. Daar moesten we zijn en inderdaad: vrouwtje grote vuurvlinder, wees hij ons! Ik zal het kort houden: het was weer volbracht. Nog wel niet het mannetjes, maar ook deze was prachtig. Vooral als ze een stukje vloog knalde het oranje je tegemoet, al moet men de subtiele blauwgrijze kleuren op de ondervleugel niet onderschatten. Toen even later verderop een grote weerschijnvlinder over ons heen vloog, ook al zo’n pronkstuk, was ons uitstapje meer dan geslaagd. Dan wel niet zo mooi gezien als je hoopt, maar dat bewaren we voor later.
Tijd dus om nog wat in de omgeving rond te kijken. We fietsten langs nog meer rietvelden, langs nog meer sloten en plassen en nog meer moerasbossen. Af en toe ook langs een soort openluchtmuseum, met een oude molen hier, een ouderwetse schuine houten windmolen daar, een oude boerenschuur en oude, kleine arbeidershuisjes, inmiddels overigens meest omgevormd tot vakantiehuisjes. De armoede van vroeger omgevormd tot hedendaagse overvloed, ja, er bestaat ook nog vooruitgang, echt waar. Af en toe purperreiger, een paar zwarte sterns, boomvalk en een fraaie roerdomp in vlucht boven de rietvelden om ook de vogelaar in mij tevreden te houden. En zo belandden we langs een kanaal en langs nog meer rietvelden en nog meer sloten en plassen en een uitzichtplateau met zich op enkele van die sloten en plassen waar onder andere diverse vuurlibellen. Ook al zo’n prachtig beest, met zijn felle, vuurrode kleuren. Verderop was een smal spoor de vegetatie in en daar vonden we eerst het vrouwtje en daarna, de heilige graal van een dagje Weerribben in juli: mannetje grote vuurvlinder! Wat daarvan nog te zeggen? Waarlijk oogverblindend. De mooiste vlinder van Nederland? Ik durf het niet tegen te spreken.
8 juli 2017
Geen opmerkingen:
Een reactie posten