Avonden in juni: je hebt ze in soorten en maten maar voor mij hebben ze iets legendarisch. Al vaak heb ik op zo’n zwoele zomeravond in het schemerlicht dat zich tot bijna middernacht uitstrekt, bij Tienhoven staan wachten tot daar het woudaapje begon te roepen. De laatste jaren helaas vergeefs: is er alweer sinds jaren verdwenen. Of op de Kanaaldijk langs polder Achteraf, wirwar van water en riet, staan luisteren naar het koor van snorren en sprinkhaanzangers, bosrietzangers en blauwborsten, af en toe een waterral en wie weet een porseleinhoen, in de hoop dat er een roepje van kleinst waterhoen voorbij zou komen. Ook dat is er de laatste jaren nog maar zelden bij: ook de hoogtijdagen van kleinst waterhoen liggen hier alweer een aantal jaren achter ons. Toch loont het altijd de moeite er weer een avondje te gaan staan, in die steeds hermetischer duisternis waarin steeds meer de nachtelijke geluiden de overhand hebben. Laatst stond ik er weer. Kikkers, veenmollen, snor, blauwborsten, sprinkhaanzanger en boven me een enorme zwerm insecten. Piepkleine beestjes maar het zoemde ervan en het verleidde me tot een griezelige gedachte: ze zijn met zoveel, die insecten, als die eens met zijn allen gecoördineerd tegen de mens te strijde trokken, het zou afgelopen zijn met ons. Toen, halverwege die gedachte, hé, een roepje. Was dit ‘m niet? Eén keer slechts en dan realiseer je je altijd pas achteraf wat je gehoord meent te hebben. Te weinig dus, te kort en eigenlijk moest je het maar vergeten. Maar het leek er wel verdacht veel op en eerlijk gezegd beschouw ik me sinds de invasie van kleinst waterhoen hier, alweer zoveel jaar geleden, wel als een expert op dit gebied. Onzeker kleinst waterhoen dus. Nou ja, heb je uiteindelijk niks aan.
Verder nog in de verte bedelroepende jonge ransuilen. En op de terugweg diverse luid baltsroepende bosuilen, waarvan eentje vlakbij en net zichtbaar in het lantaarnlicht in de top van een boom. Die hoor je meestal niet zo veel meer in juni. Wat bracht die ineens tot zulke massale activiteit?
Afgelopen avond was ik opnieuw op pad, dit keer naar polder Achttienhoven, achter Westbroek. Het laatste daglicht sijpelt weg, de laatste veldleeuwerik, ja die heb je hier nog, zo’n beetje de laatste plek rond de stad, de laatste veldleeuwerik dus in dubbel opzicht zingt nog wat na. Een mooie strook ongemaaid hooiland en ineens van daaruit: roepende kwartel! Hoera. Landelijk niet zeldzaam maar rond Utrecht een hele leuke soort.
Het waren weer een paar mooie, klassieke avonden in juni. Ja, ze maakten hun faam weer helemaal waar.
16 juni 2017
Geen opmerkingen:
Een reactie posten