Het was weer eens tijd om ons voor even te onttrekken aan alle aardse beslommeringen en voor een paar dagen onder te dompelen in het aards paradijs. Op de Hoge Veluwe dit keer. Drie dagen zaten we in een hotelletje in Otterlo. Een best wel sjiek hotelletje, leuk gelegen, zicht op velden en bosranden en de ingang van park de Hoge Veluwe op vijf minuten lopen waarna een witte fiets het hele park aan onze voeten neerlegde. Tegen half 12 kwamen we aan bij ons hotel en rond twaalf uur betraden we voor het eerst het Nationaal Park. Het schemerde al toen we het weer verlieten. De poort was dicht toen we bij de uitgang aankwamen maar gelukkig was er een Sesam-open-u-achtige knop waarmee we de poort konden openen en het park konden verlaten. Zaterdag waren we er van half 10 tot iets over zessen en zondag van half 10 tot een uur of vier. Veel langer kon niet. En al die tijd waren we omringd door de woeste vlaktes, de heidevelden, de zandverstuivingen en de ruige grasprairies, en door de ongerepte bossen met bemost oud hout, bemoste omgevallen bomen, bemoste afgewaaide takken en bemoste stronken, het bos was af en toe groen alsof het al voorjaar was. En dat was het eigenlijk ook. Vinken zongen alweer volop, grote lijsters schalden uit de verte, veldleeuweriken jubelden boven de velden alsof de 21e eeuw nog slechts een ver toekomstvisioen uit een sciencefictionfilm van weleer was en in het oude bos maakten zwarte spechten af en toe een kabaal dat horen en zien je verging. Ook de temperatuur was soms al een beetje lenteachtig. De weersvoorspellingen waren wat wankelmoedig geweest maar zoals bijna altijd viel het erg mee. Heel af en toe viel er een klein beetje regen maar vaker scheen de zon. Meest was het wat grijs maar met weinig wind voelde het af en toe al bijna als lente.
Vaak was het rustig in het park. Soms was het natuurlijk druk maar vooral in de eerste uren na de opening kwamen we meestal geen mens tegen. Ook vogels hielden zich soms langdurig stil en op de diverse wildobservatieposten die we bezochten was dan meestal geen wild te bekennen. Maar aan het eind van de middag kwamen ze tevoorschijn. Vooral vanuit de fraaie hut met de naam Millelamel lieten zich leuke groepen edelherten zien. Een stuk of vijftien vrouwtjes en jonge beesten waren gezellig bezig op de grasweide voor de hut. Bij het bosje van Staf een paar kilometer verderop was op een avond ook een mooie groep herten zichtbaar. Die zaten weliswaar vrij ver in het veld maar daar zaten wel heel wat heren tussen, imposante beesten met imposante geweien en dat is toch hoe je edelherten het liefst ziet. Zwijnen en moeflons zagen we overigens niet, om het over wolven maar niet te hebben. Die waren er trouwens vermoedelijk mede de oorzaak van dat we geen zwijnen en moeflons zagen. De soort van het weekend was, ondanks al dat beschikbare wild, uiteindelijk toch een vogel: een fraaie velduil vloog op het Oud Reemsterveld van dichtbij op, vloog een stukje over de hei, verdween even verderop weer in de vegetatie en was daar vervolgens onvindbaar.
En intussen geen gedoe met zeldzame vogels waar ik heen wilde, al hield ik natuurlijk wel op mijn telefoon nauwlettend hoewel machteloos bepaalde websites in de gaten en zorgde een claim van een witkeelgors op vrijdagmiddag korte tijd voor de nodige onrust. Die bleek gelukkig al gauw foutief ingevoerd.
We fietsten over fietspaden richting Schaarsbergen, langs het Pampelsche veld en De Pollen, langs zandduinen en glooiende heidevelden en langs graslanden in de verre diepte, we wandelden over het Oud Reemsterveld en we fietsten over de hoofdweg weer terug. We fietsten richting Hoenderloo, langs het Deelense veld en het Zwarte veld en om het jachtslot Sint Hubertus heen en keerden over de grote vlakte weer terug. En we deden tussendoor natuurlijk ook aan cultuur. We bezichtigden het jachtslot en bezochten Kröller-Müller waar we de beeldhouwwerken en sculpturen en de schilderijen bewonderden waar anderen veel zinniger dingen over kunnen zeggen dan ik. Wat ik ervan zeggen kan is dat ik van sommige erg onder de indruk was terwijl andere me veel minder deden. Maar waarom? Dat kan ik moeilijk uitleggen. Buiten genoten we nog van die prachtige combinatie van natuur en cultuur van de beeldentuin, waar je tegelijk kunt genieten van appelvink en zwarte specht en van indrukwekkende en soms waanzinnige kunstwerken. Zo zie ik stiekem toch cultuur het liefst: de uitingen van de menselijke geest in een context van bos en (een klein beetje) hei. Na afloop fietsten we nog één keertje rond Sint Hubertus en bij Otterlo verlieten we weer het park.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten