vrijdag 13 juli 2012

317: Waterspreeuw

Het is een on-Nederlandse plek, van een schoonheid een waterspreeuw waardig: het beekdal van het Geldernsch-Nierskanaal, landgoed de Hamert in noord Limburg. Een wilde bergbeek komt er bruisend en schuimend de helling af gedaverd, kronkelend rond stenen, grindstrandjes, boomstammen en kreupelhout. Steile wanden, spichtige boomstammetjes die opschieten uit de diepte en rondom weelderig hellingbos: alles eraan herinnert aan buitenland, aan bergen en dalen, aan rotsen en ravijnen. Winters nu, koud en ledig, maar in de lente ongetwijfeld een feest van weelderige beekflora.
Eigenlijk is het niet eens een beek. Het is een kanaal, in 1770 gegraven om water uit Duitse landbouwgebieden af te voeren naar de Maas, maar sinds lang niet meer onderhouden zodat het er steeds meer als een echte bergbeek is gaan uitzien, wild en woest en ontembaar. Een betere plek voor een waterspreeuw kun je je in Nederland niet indenken. Toch kon ik ‘m niet vinden.
Wel een ijsvogel, een blauwe flits over het schuimende water: ook heel passend. En goudvinken, en boven gekomen twee fraaie blauwe kiekendieven jagend boven een braakliggend veldje. Maar geen waterspreeuw. Drie keer langs de beek gelopen, omhoog, omlaag en weer omhoog, overal gespeurd maar vergeefs. Ach, ook zonder waterspreeuw is het een schitterende plek.
Dan maar de hei op en straks, op de terugweg, nog een keer proberen.

Ook de hei op de Hamert is prachtig. Wat kan Nederland toch mooi zijn, denk je als je daar loopt op zo’n smetteloze winterdag als vandaag. Het was er tamelijk druk met zondagmiddagwandelaars, wat wil je ook op zondagmiddag, en dan nog wel zo’n mooie. Maar denk je al die mensen weg, dan loop je door een bijna prehistorisch landschap van aanzwellende heideruggen, spichtige berkenstammetjes, stijf bevroren vennetjes en eindeloze verten, en zou je je haast een holbewoner wanen. Al is het natuurlijk de vraag of je als holbewoner gelukkiger zou zijn.
Weinig vogels in dit winterse land. Eigenlijk pas weer aan de rand van het gebied, waar enige culti­vering was aangebracht en wat geelgorzen verbleven. Tenslotte terug bij het ruige veldje en de beide kiekendieven. Nog één keer de beek langs omlaag, nog één keer mijn best gedaan en je raadt het al: waterspreeuw! De vogel waar het me om te doen was vandaag, de vogel die zich in het Midden-Europese bergland ophoudt langs en in wilde bergbeken en die een beeldmerk is van een landschap.
Eerst hoorde ik boven het ruisen uit iets hoogs en schels roepen. Vervolgens vond ik de vogel half verscholen achter een bosje in de beek, af en toe heel even vrij zichtbaar. Het moest nog mooier maar het was een begin.
Vanuit een andere hoek had ik beter zicht en kon ik ‘m enige tijd door de kijker bekijken, tot-ie er in snelle vaart vandoor ging.
Ik vond hem terug vanaf een fraai uitzichtpunt recht boven de beek. Verderop was-ie bezig in het water, beetje zwemmen, beetje badderen, en ging tenslotte op een over de beek gevallen boomstam uitgebreid zitten tutten. Soms met de rug naar me toe, soms met de borst zodat de roodachtige kleur van de buik mooi zichtbaar was. En intussen klonken boven het geruis en het geklater van de beek uit de hoge en scherpe tonen die voor zijn zang moeten doorgaan.
Kon het dan nog volmaakter? Jawel, want in een struikje beneden was een ijsvogel gaan zitten, hoog in een kale tak en net beschenen door het zonlicht dat door de bomen heen sijpelde. Het was het toefje slagroom op de taart, het uitroepteken na de goede afloop. Het was tijd om naar huis te gaan.

15 januari 2006


Meer: En Hoorn dat is een mooie stad ...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten