zaterdag 25 augustus 2012

Knooppunten

Het is niet zo dat je veel indruk maakt bij vrienden en bekenden als je vertelt dat je op vakantie bent geweest in Drenthe. Vanmorgen op Lentevreugd gingen de verhalen over Brazilië (440 soorten!) en Ethiopië. Ik doe er dan beschaamd het zwijgen toe. Maar toch, ik zal het maar bekennen: ik heb ervan genoten. En zo heerlijk gemakkelijk ook: geen uren wachten op vliegvelden en geen zorgen om het missen van je aansluiting want over een half uur gaat er weer een trein.
En daarbij: het is ook leerzaam om af en toe je ambities in toom te houden.

Afijn, mijn eerste avond in Drenthe: fietstochtje door de velden rond Emmen. Het was zo’n beetje bij knooppunt 89: een schietbaan van Stichting Schiet- en Jachtsportcentrum Emmen, een motorcircuit, een omheind en geasfalteerd terrein van de NAM. En rondom uitgestrekte, saaie en rechte akkers. Veel uitgestrekte, saaie en rechte akkers vanavond. Nog niet helemaal het goede vakantiegevoel. Maar toch: zoveel geelgorzen, zoveel gele kwikstaarten, dan moet er toch iets goed zijn aan dit land.
Verderop, tussen 98 en 53, een bordje ‘Natuurgebied’: hoera! En warempel: een watertje langs wilde oevers, wat riet, bloemrijke graslandjes. Kleine karekiet. Knuppelbruggetje door de nattigheid. Grauwe vliegenvanger. En een veldje met twee roestige doelen, de netten half vergaan en het gras ertussen hoog opgeschoten en vol uitgebloeide paardenbloemen. Hier is sinds lang niet gevoetbald.
Verderop nog een paar aardige stukjes tussen alle uitgestrekte, saaie en rechte akkers. Bij knooppunt 65 bijvoorbeeld: een wuivende ruigte, een half vervallen kanaal en een roestige oude spoorbaan. En tussen 56 en 50 het Oosterbos, met achter een smalle bosrand natte heide en hoogveen met plasjes met wollegras en zonnedauw. In de berm mooie vegetatie met ogentroost en tormentil, en in de schemer zang van sprinkhaanzanger.

Maar het waren toch vooral die uitgestrekte, saaie en rechte akkers, die mijn eerste kennismaking met onze tijdelijke omgeving bepaalden. Dit is het gebied van de ontginningen, product van de veenkoloniale tijd. Eindeloze rechte wegen langs maisakkers, aardappelakkers en graanakkers langs linialen getrokken, tot aan de horizon. Tot aan de windmolenparken in Duitsland. Het enige dat hier het zicht onderbreekt zijn de elektriciteitsmasten die hun draden dwars over het landschap torsen, kaarsrecht en wars van alle landschappelijke onregelmatigheden beneden die er trouwens toch niet zijn. Aan de horizon hier geen kerktorentjes die elders in Nederland de dorpen aankondigen. De dorpen hebben er geen, althans, niet hoog genoeg om boven de horizon uit te steken. De dorpen hier zijn meest zielloze producten van eeuwenlange armoede en moderne efficiëntie, zonder hart, zonder oude dorpskern. Zo waren we in Klazienaveen: dat wens je je ergste vijanden niet toe. Lintdorpen als Nieuw Weerdinge: slechts tijdelijke verdichtingen van de bebouwing langs landwegen die na het dorp onaangedaan voortgaan. Zonder plaatsnaambordje zou je nauwelijks door hebben dat hier een dorp was. Valthermond zou nog veel verschrikkelijker zijn, heb ik uit betrouwbare bron vernomen. En Stadskanaal is niet ver weg.
Emmen is het ware centrum van deze streek: een uit zijn voegen gegroeid dorp dat in de kern nauwelijks meer is dan Klazienaveen en Bargercompascuum. Een aardig kerkje met dorpspleintje, dat dan weer wel, en een stukje nieuwbouwcentrum met wandelgebied en terrasjes, dat er overigens heus wel gezellig uitziet, maar verder wijzen de meeste richtingbordjes naar de openbare toiletten, blijkbaar de belangrijkste bezienswaardigheden van de stad.

Dit is echter, is mij inmiddels duidelijk, slechts één aspect van de streek. Daartegenover staat een ander Drenthe: het Drenthe van de zandgronden. Hier zijn de bossen en de heidevelden. Hier is het land glooiend en krom. Bochtige weggetjes voeren langs bosranden en kleine akkertjes van het ene landgoed naar het andere, en waar de bosranden het toelaten zie je hier ineens wel kerktorentjes aan de horizon. Hier hebben de dorpjes een echte kern, met een mooie oude kerk aan de brink. Vergelijk Rolde met Klazienaveen en je snapt onmiddellijk het verschil.

En ingeklemd tussen die twee vormen van Drenthe, bevinden zich her en der de laatste restanten van het oude, onontgonnen hoogveen. Meest kleine snippertjes maar er is ook de uitgestrektheid van het Bargerveen. En snippertje of uitgestrektheid, steeds bloeit er de dophei en wappert er het wollegras. Steeds zijn er de veenplakken, en steeds zijn er de vennetjes, af en toe aaneengesmeed tot uitgestrekte wateren. Veenmos, zonnedauw, en in de bermen naast het fietspad bloeit, alsof het maar gewoon is, de ogentroost. Het is een wereld waar je kunt dwalen en verdwalen en kunt vergeten dat je in Nederland was. Al zul je er wel nooit vergeten dat je in Drenthe bent.

Binnendoor naar Weerdingen
‘Vakantie als een soort eindetijdsbeleving’, noteerde ik in de trein onderweg naar Emmen. Tsja …daar komt nog even geen vervolg uit voort. Die bewaar ik voor later. Nu dit:
Aan het eind van een warme zomerdag …
(… zo zeldzaam de afgelopen weken, zo talrijk de afgelopen dagen: precies op de dag dat we naar Drenthe vertrokken klaarde het op, als bij Moses die voor de Dode Zee stond)
(… met zijn allen met de fiets naar, of all places, Nieuw Weerdingen! en in ploegen van twee terug via terrasje met rode parasols en ijs te Weerdingen. Daarna …)
… even in mijn eentje een kleine verkenning van de nabije omgeving. Een half verhard weggetje op gepaste afstand van de grotere wegen. Als een variant op Dokter Bibber probeer ik zo lang mogelijk uit de klauwen van de bewoonde wereld te blijven. Een stukje bos, het bos uit onder schaduwrijke bomen door het veld in, langs een paardenweitje, een ruigteveldje en een hooilandje, een elektriciteitsmast, een haag die het land doorkruist, een paar losse bomen hier, een bosrand daar, een boerderijtje en meer zulks. Alles klein (nou ja, behalve die elektriciteitsmast), alles gewoon, ook de vogels. Al zingt ook hier de geelgors.
Het is een les in nederigheid, een oefening in het in toom houden van je ambities. Dat is toch een beetje zoals ik me deze vakantie had voorgesteld: niets te hoeven, niet amechtig op zoek naar het zeldzame (nou ja, gisteren naar de slangenarend op het Dwingelderveld geweest, en binnenkort staat natuurlijk ook de steppekiek van Exloo nog wel even op het programma maar verder …), gewoon afwachten wat er komen gaat, uitkijken naar het gewone, naar wat hier alledaags is. Het kleine, de details. Een bordje met ‘Zone 30’, alsof vóór dit bordje hier iemand het in zijn hoofd zou halen om harder te rijden. En zo ben ik bijna ongemerkt weer in de bewoonde wereld beland. De bermen weer gemaaid, de huizen weer in het gelid, en langs de plantsoenen poepscheppen voor de hondenuitlaters. Verderop vind ik een terrasje met rode parasols: hebben we hier niet vanmiddag in ploegen van twee ijs gegeten? Kijk aan: terug in Weerdingen.
En zo begin je stap voor stap je omgeving te doorzien.

Vooruitgang
‘Vakantie als een soort eindetijdsbeleving’, noteerde ik in de trein onderweg naar Emmen. Wat ik daarmee bedoelde is dat je (ik in elk geval, als het goed is) op vakantie voor even heel het dagelijks leven, alle dagelijkse beslommeringen, alle zorgen van voor en na de vakantie op een zijspoor kunt rangeren, even uit je denken kunt bannen, doen alsof ze niet bestaan, alsof deze vakantie het laatste is dat je meemaakt en alle zorgen over daarna er dus niet meer toe doen. Twee weken lang eindigt de tijd als het ware aan het einde van de vakantie.
Een zekere kop in het zand-reflex is me nooit vreemd geweest. Kan ik ook hebben als ik een grijze wouw zie of een langstaartklauwier: dat voor even heel die crisis en alle ellende op de wereld er helemaal niet toe doen. Wie kent dat trouwens niet? Niets menselijks is mij vreemd. En zo ben ik toch maar 50 jaar door dit leven gerold en al kun je mij daarbij misschien niet bijzonder succesvol noemen, ik ben maar een gewone Piet modaal, ik ben er eigenlijk best tevreden mee.
En zo is de mensheid door duizenden jaren geschiedenis gerold en wat is het resultaat? Natuurlijk kun je daar heel cynisch over doen maar al met al hebben we het er nog zo slecht niet vanaf gebracht. De rampen waren af en toe niet van de lucht en de problemen zijn ook in het heden niet gering, maar enige vooruitgang kan ons toch niet ontzegd worden. We hebben het niet slecht, vergeleken met de holbewoners destijds.
We waren vandaag in het Veenpark bij Bargercompascuum, een wuivende ruigte, een half vervallen kanaal en een roestige oude spoorbaan, en daar konden we die vooruitgang van nabij aanschouwen. Het ging er over arbeiders die in het zweet des aanschijns voor een habbekrats lange dagen ploeterden in het veen. Over gezinnen die woonden in plaggenhutten niet groter dan een achterkamertje in een hedendaagse doorzonwoning. In de zomer een benauwde broedstoof, in de winter een vochtige, tochtige en koude schuilplaats waar je je de barre winters van die dagen nauwelijks van het lijf kon houden. Over kinderen die van school moesten om voor hun broertjes en zusjes te zorgen omdat pa en ma samen in het veen moesten werken om nog net genoeg te verdienen om het hoofd boven water te houden. Allemaal voorbij. En natuurlijk kun je vraagtekens zetten bij sommige aspecten van de vooruitgang zoals de kiloknaller, de marktwerking in de zorg en het TROS muziekfeest op het plein, maar gemiddeld zijn we er toch wel op vooruitgegaan sinds die dagen.


10 augustus 2012


Niet bij vogels alleen: Mook - Molenhoek





Geen opmerkingen:

Een reactie posten