Dat we leven in een tijdperk, zeg tweede helft van de 20e eeuw en de eerste paar decennia van de 21e, en in een regio, het rijke en welvarende westen, die gezamenlijk verreweg de beste levensomstandigheden, de meeste welvaart, het grootste comfort en ook de grootste veiligheid ooit hebben voortgebracht in de geschiedenis van de mensheid, maakt iedereen die dit leest, iedereen die dit lezen kan, tot ongelooflijke geluksvogels. Dat vergeten mensen nog weleens. Het maakt dat we eigenlijk geen enkel recht hebben om over wat dan ook te klagen. Dat neemt niet weg dat ik er behoorlijk van kan balen dat ik alweer al die leuke soorten misloop die iedereen om me heen, zo lijkt het, wel ziet. Van alle rode wouwen die de afgelopen weken gemeld zijn op hun trek naar het noorden, zag ik er nog niet een. Voor de beflijsters die ter onderbreking van hun trek bivakkeren op heidevelden en ruige terreinen, geldt hetzelfde. Net als voor al die steppekiekendieven, draaihalzen en havikarenden. Het wil gewoon maar niet lukken de laatste tijd. Ik doe erg mijn best maar meestal kom ik thuis met niet meer dan wat modale doorsnee-soorten. En natuurlijk wil ik ook daar ten volle van genieten want wie het kleine niet eert enzovoort, maar soms is dat best lastig.
Als ik dan niet zelf een leuke soort kan vinden, dan moet ik maar naar gevallen toe die anderen al voor me gevonden hebben. Daarom vandaag naar Elst, voor een hop in Plantage Willem III. Maar al na mijn eerste inspectierondje op de plek waar-ie gisteren tot eind van de middag gezien is, was duidelijk dat het een moeilijk verhaal ging worden. Het is een prachtig gebied, met verspreidde bosjes glooiend naar de bosrand in de verte, maar het is ook groot en onoverzichtelijk en zo’n beest kan overal wel zitten. Maar vooralsnog kon niemand hem vinden.
In de Elster Buitenwaard geweest, waar zich geen spannende steltjes vertoonden en geen spannende rovers over de rivier trokken. En weer terug in de Plantage Willem III waar geen beflijsters, geen tapuiten en geen paapjes maar slechts boompiepers en roodborsttapuiten. En hop nog altijd niet teruggevonden dus waarschijnlijk zat-ie nergens. Maar klagen daarover, dat doe ik natuurlijk niet.
6 april 2025
Mijn weblogkasteel
donderdag 10 april 2025
vrijdag 4 april 2025
Biesbosch
Uit de categorie ‘dat viel toch weer mee’: mijn dagje Biesbosch vandaag. Het was een prachtige lentedag vandaag met volop zon, maar wel met ook een stevige en frisse (of moet je zelfs zeggen: een koude) noordwestenwind.
Als je als vogelaar naar de Biesbosch gaat, hoop je natuurlijk vooral op zeearenden en visarenden. Wat dat betreft begon de dag goed: al meteen vanuit het uitkijkpunt aan het eind van de Ooyevaar, zowat midden in polder Hardenhoek, zag ik op de grote plaat halverwege de polder een jonge zeearend zitten. Maar toen ik de telescoop geïnstalleerd had, kon ik hem niet meer vinden. Toen ik weer met de verrekijker keek, zag ik ‘m laag over het water vliegen maar met de telescoop kon ik ‘m opnieuw niet terugvinden. Hij was alweer gevlogen. Nou ja, het zou de laatste wel niet zijn.
Het kleine leed dat een vogelaar kan overkomen. We zullen er maar niet al te hard over klagen. Ook niet over die wind, hoewel die me nu wel parten begon te spelen. Het was koud, het was af en toe zwoegen en de vogels zongen maar mondjesmaat. Naast op zee- en visarend had ik gehoopt op wat leuke lentesoorten, wat typische rietvogels. Maar rietzangers en blauwborsten zwegen in alle talen en er was nog geen zwaluw te bekennen. Natuurlijk zong af en toe luid de cetti’s zanger en geregeld liet ook fitis van zich horen maar vaak was het een stille boel, als je het geruis van de wind wegdacht. Wel mooi waren natuurlijk de grutto’s die met honderden in Hardenhoek bivakkeerden, en prachtig waren de tientallen ijslandse grutto’s die zich daartussen bevonden maar iets spannenders kon ik niet vinden. Een paar zomertalingen, af en toe zwartkopmeeuw: aangenaam maar geenszins verrassend. En arenden lieten zich vooralsnog niet zien.
Ik zwierf wat door de Noordwaard, kwam langs het Biesboschmuseum en zat een tijdje op het uitkijkpunt bij Pannenkoek. Ik zag kleine zilverreiger en hoorde matkop zingen, wat tegenwoordig een vermelding waard is, maar van zeearend geen spoor, laat staan van visarend. Tot ik terug was op het dijkje aan de oostkant van Hardenhoek. Ver weg boven de bosrand aan de overkant zag ik daar eindelijk weer een zeearend vliegen. Opnieuw was die echter uit beeld toen ik de telescoop, intussen opgeborgen vanwege de harde tegenwind, weer had geïnstalleerd.
Nou ja, geen visarend dus vandaag. Er zijn ergere dingen. Nog even prachtige ijslandse grutto’s en een mooi stel zomertalingen dichtbij in Hardenhoek en daarna terug naar de pont. Vanaf de pont nog even twee meeuwen geïnspecteerd die boven de dijk hingen. De een was een onvolwassen beest van onbekende komaf, de ander … verrek: visarend!
30 maart 2025
Mijn weblogkasteel
Als je als vogelaar naar de Biesbosch gaat, hoop je natuurlijk vooral op zeearenden en visarenden. Wat dat betreft begon de dag goed: al meteen vanuit het uitkijkpunt aan het eind van de Ooyevaar, zowat midden in polder Hardenhoek, zag ik op de grote plaat halverwege de polder een jonge zeearend zitten. Maar toen ik de telescoop geïnstalleerd had, kon ik hem niet meer vinden. Toen ik weer met de verrekijker keek, zag ik ‘m laag over het water vliegen maar met de telescoop kon ik ‘m opnieuw niet terugvinden. Hij was alweer gevlogen. Nou ja, het zou de laatste wel niet zijn.
Het kleine leed dat een vogelaar kan overkomen. We zullen er maar niet al te hard over klagen. Ook niet over die wind, hoewel die me nu wel parten begon te spelen. Het was koud, het was af en toe zwoegen en de vogels zongen maar mondjesmaat. Naast op zee- en visarend had ik gehoopt op wat leuke lentesoorten, wat typische rietvogels. Maar rietzangers en blauwborsten zwegen in alle talen en er was nog geen zwaluw te bekennen. Natuurlijk zong af en toe luid de cetti’s zanger en geregeld liet ook fitis van zich horen maar vaak was het een stille boel, als je het geruis van de wind wegdacht. Wel mooi waren natuurlijk de grutto’s die met honderden in Hardenhoek bivakkeerden, en prachtig waren de tientallen ijslandse grutto’s die zich daartussen bevonden maar iets spannenders kon ik niet vinden. Een paar zomertalingen, af en toe zwartkopmeeuw: aangenaam maar geenszins verrassend. En arenden lieten zich vooralsnog niet zien.
Ik zwierf wat door de Noordwaard, kwam langs het Biesboschmuseum en zat een tijdje op het uitkijkpunt bij Pannenkoek. Ik zag kleine zilverreiger en hoorde matkop zingen, wat tegenwoordig een vermelding waard is, maar van zeearend geen spoor, laat staan van visarend. Tot ik terug was op het dijkje aan de oostkant van Hardenhoek. Ver weg boven de bosrand aan de overkant zag ik daar eindelijk weer een zeearend vliegen. Opnieuw was die echter uit beeld toen ik de telescoop, intussen opgeborgen vanwege de harde tegenwind, weer had geïnstalleerd.
Nou ja, geen visarend dus vandaag. Er zijn ergere dingen. Nog even prachtige ijslandse grutto’s en een mooi stel zomertalingen dichtbij in Hardenhoek en daarna terug naar de pont. Vanaf de pont nog even twee meeuwen geïnspecteerd die boven de dijk hingen. De een was een onvolwassen beest van onbekende komaf, de ander … verrek: visarend!
30 maart 2025
Mijn weblogkasteel
woensdag 19 maart 2025
Winterswijk
Excursie met vogelwacht Utrecht. Het was een stralende hoewel ook erg koude lentedag dus dat was alvast meegenomen. Winterswijk is inmiddels een bekende bestemming voor Nederlandse vogelaars en daarvoor geldt een zo niet verplicht dan toch in elk geval gebruikelijk programma. We waagden ons vandaag aan twee alternatieve bestemmingen maar die leverden geen van beide iets op. De traditionele bestemmingen deden het zoals verwacht mocht worden een stuk beter. Dat is nou eenmaal waardoor ze het tot traditionele bestemming hebben gebracht.
We begonnen, zoals altijd, te Bekendelle, vermaard stukje beekbegeleidend bos met poelen en vochtige bosgrond waaruit een enigszins vervallen bos oprijst met talloze kunstige stellages van halfdood hout. Veel dood hout is goed voor spechten en dat is dan ook de belangrijkste specialiteit van Bekendelle. En ook al hoeven wij Utrechters voor spechten tegenwoordig niet meer ver te reizen, een bezoek aan Bekendelle blijft immer een genot. We hoorden kleine bonte, zowel roffelend als roepend. We hoorden middelste bonte, zowel zijn gewone roep als zijn baltsroep, en zagen er ook diverse. En we zagen een paar keer zwarte en hoorden drie verschillende roeptypes. Met ook nog grote bonte spechten en herhaaldelijk verre roep van groene hadden we de spechten compleet. Tijd voor onze volgende bestemming.
Dat was, zoals altijd, de oude steengroeve. Voor de oehoe uiteraard, en die zat er, wat geen verrassing was. Mevrouw lag lui uitgespreid over haar richel en liet zich met enige moeite (moeite onzerzijds, haar kostte het zo te zien geen enkele moeite maar wij moesten ons in allerlei bochten wringen om een beetje fatsoenlijk door de paar geschikte kijkgaten in de kijkwand te kunnen kijken maar dan liet ze zich ook) mooi door de telescoop bekijken.
Een uitstapje naar de Valkeniersbult leverde niet op wat we gehoopt hadden. We speurden zorgvuldig de braamstruwelen langs de grazige grasveldjes af maar voor grote vos, een zeldzame vlinder, zal het nog wel te koud geweest zijn.
Waarop we naar het Korenburger- (of Meddosche) veen gingen, hopend op kraanvogels. Die zijn me daar de afgelopen jaren diverse keren gelukt maar dat biedt uiteraard geen enkele garantie en we moesten maar afwachten of we ook dit jaar zo gelukkig zouden zijn. We hadden echter nog amper de auto’s geparkeerd langs de Korenburgerveenweg toen we al hun prachtige getrompetter hoorden. De bijbehorende kraanvogels waren gauw gevonden: eerst twee en daarna nog eens drie vlogen geruime tijd prachtig laag rond boven de velden van de bufferzone rond het veen.
Met een fraaie oehoe en prachtige kraanvogels hadden we weer eens niets te klagen. Restte nog de traditionele wandeling door en langs het Korenburger- dan wel het Meddosche veen. Verderop heb je ook nog het Vragenderveen en die naamgeving heeft bij mij altijd tot verwarring geleid: geen idee waar nou precies het ene ophield en het andere begon. Dus het maar eens opgezocht. Afgaande op Waarneming.nl heet het gehele veengebied hier, ten westen van Winterswijk, Korenburgerveen. Het deel daarvan waar onze wandelroute liep, ten noorden van de spoorlijn, is het Meddosche veen, dat dus deel uitmaakt van het Korenburgerveen. Het westelijke deel ten zuiden van de spoorlijn is het Vragenderveen. Daarvoor geldt hetzelfde. En de zuidoostelijke helft van het gebied heeft de naam Korenburger- en Corlesche veen gekregen. Weten we dat ook weer.
De wandeling leidt door het Meddosche veen (maar dus evengoed door het Korenburgerveen), langs een weelde van natte poelen met onder andere heikikkers, langs geel wuivende veenlanden en langs kronkelende bosranden. Geregeld hoorden we in de verte een luid trommelende zwarte specht, die klinkt echt als een machinegeweer. Een jagende torenvalk stootte, heel atypisch, een bokje op. En ineens hoorden we dicht bij elkaar minimaal drie zingende matkoppen, tegenwoordig het vermelden meer dan waard, waarvan bovendien eentje zich mooi liet zien.
We sloten af met een vergeefse zoektocht naar geelgors op een sober ingericht en afgelegen kampeerterreintje tussen wat restjes bos. Ook zonder geelgors was het een heerlijke plek, ideaal om ooit weer eens te gaan kamperen, mocht het daar ooit weer eens van komen. Weinig kans, die tijd is vermoedelijk voorbij.
16 maart 2025
Mijn weblogkasteel
We begonnen, zoals altijd, te Bekendelle, vermaard stukje beekbegeleidend bos met poelen en vochtige bosgrond waaruit een enigszins vervallen bos oprijst met talloze kunstige stellages van halfdood hout. Veel dood hout is goed voor spechten en dat is dan ook de belangrijkste specialiteit van Bekendelle. En ook al hoeven wij Utrechters voor spechten tegenwoordig niet meer ver te reizen, een bezoek aan Bekendelle blijft immer een genot. We hoorden kleine bonte, zowel roffelend als roepend. We hoorden middelste bonte, zowel zijn gewone roep als zijn baltsroep, en zagen er ook diverse. En we zagen een paar keer zwarte en hoorden drie verschillende roeptypes. Met ook nog grote bonte spechten en herhaaldelijk verre roep van groene hadden we de spechten compleet. Tijd voor onze volgende bestemming.
Dat was, zoals altijd, de oude steengroeve. Voor de oehoe uiteraard, en die zat er, wat geen verrassing was. Mevrouw lag lui uitgespreid over haar richel en liet zich met enige moeite (moeite onzerzijds, haar kostte het zo te zien geen enkele moeite maar wij moesten ons in allerlei bochten wringen om een beetje fatsoenlijk door de paar geschikte kijkgaten in de kijkwand te kunnen kijken maar dan liet ze zich ook) mooi door de telescoop bekijken.
Een uitstapje naar de Valkeniersbult leverde niet op wat we gehoopt hadden. We speurden zorgvuldig de braamstruwelen langs de grazige grasveldjes af maar voor grote vos, een zeldzame vlinder, zal het nog wel te koud geweest zijn.
Waarop we naar het Korenburger- (of Meddosche) veen gingen, hopend op kraanvogels. Die zijn me daar de afgelopen jaren diverse keren gelukt maar dat biedt uiteraard geen enkele garantie en we moesten maar afwachten of we ook dit jaar zo gelukkig zouden zijn. We hadden echter nog amper de auto’s geparkeerd langs de Korenburgerveenweg toen we al hun prachtige getrompetter hoorden. De bijbehorende kraanvogels waren gauw gevonden: eerst twee en daarna nog eens drie vlogen geruime tijd prachtig laag rond boven de velden van de bufferzone rond het veen.
Met een fraaie oehoe en prachtige kraanvogels hadden we weer eens niets te klagen. Restte nog de traditionele wandeling door en langs het Korenburger- dan wel het Meddosche veen. Verderop heb je ook nog het Vragenderveen en die naamgeving heeft bij mij altijd tot verwarring geleid: geen idee waar nou precies het ene ophield en het andere begon. Dus het maar eens opgezocht. Afgaande op Waarneming.nl heet het gehele veengebied hier, ten westen van Winterswijk, Korenburgerveen. Het deel daarvan waar onze wandelroute liep, ten noorden van de spoorlijn, is het Meddosche veen, dat dus deel uitmaakt van het Korenburgerveen. Het westelijke deel ten zuiden van de spoorlijn is het Vragenderveen. Daarvoor geldt hetzelfde. En de zuidoostelijke helft van het gebied heeft de naam Korenburger- en Corlesche veen gekregen. Weten we dat ook weer.
De wandeling leidt door het Meddosche veen (maar dus evengoed door het Korenburgerveen), langs een weelde van natte poelen met onder andere heikikkers, langs geel wuivende veenlanden en langs kronkelende bosranden. Geregeld hoorden we in de verte een luid trommelende zwarte specht, die klinkt echt als een machinegeweer. Een jagende torenvalk stootte, heel atypisch, een bokje op. En ineens hoorden we dicht bij elkaar minimaal drie zingende matkoppen, tegenwoordig het vermelden meer dan waard, waarvan bovendien eentje zich mooi liet zien.
We sloten af met een vergeefse zoektocht naar geelgors op een sober ingericht en afgelegen kampeerterreintje tussen wat restjes bos. Ook zonder geelgors was het een heerlijke plek, ideaal om ooit weer eens te gaan kamperen, mocht het daar ooit weer eens van komen. Weinig kans, die tijd is vermoedelijk voorbij.
16 maart 2025
Mijn weblogkasteel
dinsdag 4 maart 2025
Zeearenden
Ik had al maanden geen zeearend gezien. Terwijl er toch regelmatig een of zelfs meerdere gemeld worden in de omgeving van Utrecht. In de Zodden, in polder Maarsseveen, boven de Hoogekampse plas, maar nooit waar ik bij was. Dan komt er een dag dat je tegen jezelf zegt: en nu is het genoeg geweest, nu wil ik een zeearend. Al was het maar om iets meer ontspannen de volgende melding van een zeearend bij Tienhoven of achter Maarssen te kunnen doorstaan. En wat doe je dan? Dan ga je naar de Oostvaardersplassen.
De eerste zeearend zag ik vanaf de Knardijk vrij ver maar door de telescoop toch fraai hoog in een boom zitten. Een nog jonge vogel, vermoedelijk vorig voorjaar uit het ei gekropen. De tweede zag ik vanaf het pad dat vanaf het bezoekerscentrum het gebied in gaat. Bijna een kopie van de vorige: een jonge vogel mooi hoog in een verre boomtop. Daarna zag ik vanaf hetzelfde pad nog enkele keren een jonge zeearend vliegen, waarbij altijd de vraag is hoeveel verschillende vogels dat nou eigenlijk betrof.
Vanuit kijkhut De Schollevaar zagen we onder andere een fraaie adulte vogel met lichte kop en gele snavel midden in de plas hoog in een kale boomstam zitten. En toen ik vanaf de veel te drukke hut alweer terugliep, verschenen er eerst één, daarna twee en toen zelfs drie zeearenden tegelijk zowat recht boven ons in de helder blauwe hemel. Een ervan was een fraaie adult, met smetteloos witte staart. Misschien dezelfde als ik zojuist vanuit de hut gezien had.
Ik zag nog een zeearend rondvliegen vanaf de Praamweg bij het wildrooster, opnieuw een volwassen vogel. En na een succesvol bezoekje aan een bokje op amper tien meter afstand vanuit kijkhut de Oeverloper, zag ik nog minstens drie zeearenden vanaf de Kleine Praambult en minstens één vanaf de Grote.
Elke zeearend is een indrukwekkende verschijning, elke keer weer wordt je als het ware overvallen door dat imposante voorkomen. Die fiere kop, die zware snavel, die eindeloos lange en brede vleugels. Maar er komt een moment dat je ze niet meer invoert, dat je er niet eens de telescoop meer voor pakt.
1 maart 2025
Mijn weblogkasteel
De eerste zeearend zag ik vanaf de Knardijk vrij ver maar door de telescoop toch fraai hoog in een boom zitten. Een nog jonge vogel, vermoedelijk vorig voorjaar uit het ei gekropen. De tweede zag ik vanaf het pad dat vanaf het bezoekerscentrum het gebied in gaat. Bijna een kopie van de vorige: een jonge vogel mooi hoog in een verre boomtop. Daarna zag ik vanaf hetzelfde pad nog enkele keren een jonge zeearend vliegen, waarbij altijd de vraag is hoeveel verschillende vogels dat nou eigenlijk betrof.
Vanuit kijkhut De Schollevaar zagen we onder andere een fraaie adulte vogel met lichte kop en gele snavel midden in de plas hoog in een kale boomstam zitten. En toen ik vanaf de veel te drukke hut alweer terugliep, verschenen er eerst één, daarna twee en toen zelfs drie zeearenden tegelijk zowat recht boven ons in de helder blauwe hemel. Een ervan was een fraaie adult, met smetteloos witte staart. Misschien dezelfde als ik zojuist vanuit de hut gezien had.
Ik zag nog een zeearend rondvliegen vanaf de Praamweg bij het wildrooster, opnieuw een volwassen vogel. En na een succesvol bezoekje aan een bokje op amper tien meter afstand vanuit kijkhut de Oeverloper, zag ik nog minstens drie zeearenden vanaf de Kleine Praambult en minstens één vanaf de Grote.
Elke zeearend is een indrukwekkende verschijning, elke keer weer wordt je als het ware overvallen door dat imposante voorkomen. Die fiere kop, die zware snavel, die eindeloos lange en brede vleugels. Maar er komt een moment dat je ze niet meer invoert, dat je er niet eens de telescoop meer voor pakt.
1 maart 2025
Mijn weblogkasteel
zaterdag 1 maart 2025
Ruigenhoek
Ik had alweer vele weken, misschien wel maanden geen ijsvogel meer gezien. In elk geval dit jaar nog niet. Wel gehoord, maar niet gezien. Maar vanmorgen, in de Ruigenhoekse polder, zag ik er eindelijk weer eens een, en meteen heel dichtbij. En een ijsvogel is zoals bekend zeer het aanzien waard. Zeker zo dichtbij.
Intussen zijn de grote zilverreigers alweer uit de onmiddellijke nabijheid aan het verdwijnen, zoals ieder jaar als het voorjaar eraan komt. Maar vanmorgen in de Ruigenhoekse polder had ik er ineens weer drie.
En in de Gagelpolder had ik mijn eerste zingende tjiftjaf van het jaar. Niks te laat en een heerlijk startschot voor de komende lente.
En zo had ik weer eens een hele fijne ochtend, gewoon op mijn dagelijkse ommetje effe voor het werk en zonder dat daar topsoorten aan te pas hoefden te komen. Dat kunnen we in deze wat duistere tijden wel gebruiken.
27 februari 2025
Mijn weblogkasteel
Intussen zijn de grote zilverreigers alweer uit de onmiddellijke nabijheid aan het verdwijnen, zoals ieder jaar als het voorjaar eraan komt. Maar vanmorgen in de Ruigenhoekse polder had ik er ineens weer drie.
En in de Gagelpolder had ik mijn eerste zingende tjiftjaf van het jaar. Niks te laat en een heerlijk startschot voor de komende lente.
En zo had ik weer eens een hele fijne ochtend, gewoon op mijn dagelijkse ommetje effe voor het werk en zonder dat daar topsoorten aan te pas hoefden te komen. Dat kunnen we in deze wat duistere tijden wel gebruiken.
27 februari 2025
Mijn weblogkasteel
woensdag 29 januari 2025
Van Beverwijk naar Krommenie-Assendelft
Na alle grote verhalen de afgelopen tijd hier een klein en onbeduidend verhaaltje. Effe naar Beverwijk voor grote burgemeester. In geen enkel opzicht vergelijkbaar met brileider of pacifische parelduiker, maar toch alweer drie jaar geleden dat ik er nog een zag. Dus het was weer eens tijd.
Hij was gauw gevonden, was een makkie. Hij zat het grootste deel van de tijd op een van de lantaarnpalen langs de Noorderkade, ging af en toe een stukje vliegen en zat ook enige tijd op het water van de naastgelegen haven. Een mooie, stoere vogel.
Dat was vlot gegaan dus ik had nog veel tijd over om iets mee aan te vangen. Voor de trein terug vond ik het nog te vroeg dus maar wat in de buurt rond gelummeld. Zo raakte ik verzeild in het Aagtenpark, een mooi geaccidenteerd terrein (een oude vuilnisbelt? Veel van die geaccidenteerde parken zijn oude vuilnisbelten) met uitgestrekte grasvelden. Niet van die nette, kortgeschoren en altijd groene gazons, maar mooi ruig en bultig grasland. Met erdoorheen stroken van karig kreupelhout en hier en daar wat spichtige boompjes leek het me wel het soort terrein waar je je, zeker zo dicht bij zee, iets geks kunt voorstellen. Ik kon het niet vinden, maar ik heb mijn best gedaan.
Tenslotte belandde ik aan de andere kant van de naastgelegen snelweg in de polder. Door die polder naar Krommenie-Assendelft gefietst. Nou was die polder niet erg bijzonder, ook geen vogels van betekenis kunnen vinden, alleen in de verte die schorsteen met die gekleurde hoepels eromheen die je altijd vanuit de trein ziet, maar het is leuk om van Beverwijk naar Krommenie-Assendelft te hebben gefietst.
26 januari 2025
Mijn weblogkasteel
Hij was gauw gevonden, was een makkie. Hij zat het grootste deel van de tijd op een van de lantaarnpalen langs de Noorderkade, ging af en toe een stukje vliegen en zat ook enige tijd op het water van de naastgelegen haven. Een mooie, stoere vogel.
Dat was vlot gegaan dus ik had nog veel tijd over om iets mee aan te vangen. Voor de trein terug vond ik het nog te vroeg dus maar wat in de buurt rond gelummeld. Zo raakte ik verzeild in het Aagtenpark, een mooi geaccidenteerd terrein (een oude vuilnisbelt? Veel van die geaccidenteerde parken zijn oude vuilnisbelten) met uitgestrekte grasvelden. Niet van die nette, kortgeschoren en altijd groene gazons, maar mooi ruig en bultig grasland. Met erdoorheen stroken van karig kreupelhout en hier en daar wat spichtige boompjes leek het me wel het soort terrein waar je je, zeker zo dicht bij zee, iets geks kunt voorstellen. Ik kon het niet vinden, maar ik heb mijn best gedaan.
Tenslotte belandde ik aan de andere kant van de naastgelegen snelweg in de polder. Door die polder naar Krommenie-Assendelft gefietst. Nou was die polder niet erg bijzonder, ook geen vogels van betekenis kunnen vinden, alleen in de verte die schorsteen met die gekleurde hoepels eromheen die je altijd vanuit de trein ziet, maar het is leuk om van Beverwijk naar Krommenie-Assendelft te hebben gefietst.
26 januari 2025
Mijn weblogkasteel
zaterdag 18 januari 2025
Elk weer is mooi weer
Elk weer is mooi weer, ik schreef het laatst nog en ik blijf daarbij. Maar als je van plan bent om brileider nog een keer te gaan zien en hopelijk nog beter dan een paar dagen terug, dan helpt dichte mist daarbij niet. En als vele honderden vogelaars waaronder een aantal uit verre landen speciaal voor de vogel naar Texel komen, is dichte mist ronduit problematisch. Toen we uit Utrecht waren weggereden en zagen dat het buiten de stad toch wel behoorlijk mistig was, dachten we nog: op Texel zal het wel meevallen. Dat viel het niet. Toen we zagen dat het op Texel niet meeviel, dachten we nog: het zal later vandaag wel beter worden. Dat werd het niet. En toen we om pakweg half 11 bij de dijk ten oosten van Oosterend aankwamen en er nog steeds geen enkel bericht was over brillie, verbaasde dat ons weliswaar niet maar begonnen we ons wel zorgen te maken. Een onafzienbare rij auto’s stond langs de weg geparkeerd, honderden auto's, ook uit verre landen als Groot Brittannië en Denemarken, en toen we de dijk waren overgeklommen zagen we een onafzienbare massa vogelaars die meest wat mistroostig in de mist stonden te staren. Ik kon alleen maar in gedachten mijn mantra herhalen: ik heb ‘m al, ik heb ‘m al, maar dat gold niet voor Hanneke en Janneke en ook niet voor die man die vannacht helemaal uit Barcelona was komen rijden en vermoedelijk ook niet voor vele anderen hier op de dijk, en ik had eerlijk gezegd wel met ze te doen. Ik had het gevoel dat we als land ernstig tekort schoten, maar ja, mist, wie kon er wat aan doen?
Toen we enige tijd vruchteloos in de mist hadden staan staren en de kou langzamerhand tot onze botten begon door te dringen, bedachten we dat we beter konden wachten op betere tijden. Vanmiddag zou het vast beter zijn en als de piep kwam konden we zo omkeren. Nou, de piep kwam al toen we nog langs de dijk naar het noorden reden, op weg naar de Slufter was toen nog het plan maar dat plan moest nog even in de welbekende ijskast. We keerden om, klommen de dijk over en zagen mensen ons tegemoet komen: brileider was net weer op- en een stuk naar zuid gevlogen. Dus restte ons niets dan om ook maar naar het zuiden te lopen, langs diverse groepjes vogelaars die allemaal intensief in de mist stonden te turen. En in gedachten herhaalde ik mijn mantra: ik heb ‘m al, ik heb ‘m al.
Een van de basislessen bij vogelen is: let op je medevogelaars. Toen we verderop mensen in grote haast richting de IJzeren Kaap zagen lopen, wisten we dat ook wij ons moesten haasten. Eenmaal daar was het nog even zoeken, gissen waar ik zoeken moest en proberen chocola te maken van de aanwijzingen die om me heen omgeroepen werden, maar toen zag ik op een meter of honderd de schim van een eend op zee en ja, dat was hem dus. Later, weer een stukje terug naar het noorden, zag ik hem nog een paar keer. Op het eind zelfs vrij dicht onder de dijk, dichterbij dan ik hem afgelopen dinsdag gezien heb en hoewel met veel slechter zicht heb ik hem toch, ondanks de mist, mooi kunnen zien. Dat gold ook voor mijn reisgenoten, vermoedelijk voor de meeste aanwezigen en hopelijk ook voor de man die vannacht uit Barcelona was komen rijden, zodat misschien wel duizend vogelaars op de Waddendijk van Texel hun geluk niet op konden. Dat maakt een mens toch altijd weer blij en we kunnen momenteel wel een beetje blijheid gebruiken in de wereld.
18 januari 2025
Toen we enige tijd vruchteloos in de mist hadden staan staren en de kou langzamerhand tot onze botten begon door te dringen, bedachten we dat we beter konden wachten op betere tijden. Vanmiddag zou het vast beter zijn en als de piep kwam konden we zo omkeren. Nou, de piep kwam al toen we nog langs de dijk naar het noorden reden, op weg naar de Slufter was toen nog het plan maar dat plan moest nog even in de welbekende ijskast. We keerden om, klommen de dijk over en zagen mensen ons tegemoet komen: brileider was net weer op- en een stuk naar zuid gevlogen. Dus restte ons niets dan om ook maar naar het zuiden te lopen, langs diverse groepjes vogelaars die allemaal intensief in de mist stonden te turen. En in gedachten herhaalde ik mijn mantra: ik heb ‘m al, ik heb ‘m al.
Een van de basislessen bij vogelen is: let op je medevogelaars. Toen we verderop mensen in grote haast richting de IJzeren Kaap zagen lopen, wisten we dat ook wij ons moesten haasten. Eenmaal daar was het nog even zoeken, gissen waar ik zoeken moest en proberen chocola te maken van de aanwijzingen die om me heen omgeroepen werden, maar toen zag ik op een meter of honderd de schim van een eend op zee en ja, dat was hem dus. Later, weer een stukje terug naar het noorden, zag ik hem nog een paar keer. Op het eind zelfs vrij dicht onder de dijk, dichterbij dan ik hem afgelopen dinsdag gezien heb en hoewel met veel slechter zicht heb ik hem toch, ondanks de mist, mooi kunnen zien. Dat gold ook voor mijn reisgenoten, vermoedelijk voor de meeste aanwezigen en hopelijk ook voor de man die vannacht uit Barcelona was komen rijden, zodat misschien wel duizend vogelaars op de Waddendijk van Texel hun geluk niet op konden. Dat maakt een mens toch altijd weer blij en we kunnen momenteel wel een beetje blijheid gebruiken in de wereld.
18 januari 2025
woensdag 15 januari 2025
Wat een soort!
Wat een soort! riepen ook (of juist!) de meest gelouterde twitchers om me heen, gepokt en gemazeld, alles al meegemaakt maar wat een soort! Ja, niet te geloven, wat een soort.
Het zijn redelijk krankzinnige tijden, momenteel. Nog niet zo heel lang geleden klaagden ‘we’ tegen elkaar dat het zo tam was, wat zeldzame vogels betreft, al weken, nee, al maanden lang. In arren moede twitchte ik dan maar een paar veredelde kippen bij Nijverdal, een amerikaanse smient bij Haarlem, wat uiteraard mislukte, en een paar grauwe gorzen in Limburg, idem. Want er moet wel getwitcht worden natuurlijk. En ging intussen mijn eigen gangetje, vogelenderwijs, wat ook al niets noemenswaardigs opleverde. En zie nu: het nieuwe jaar is amper begonnen en we komen om in de extreme zeldzaamheden. Vorig weekend pacifische parelduiker, afgelopen weekend geelsnavelduiker en nu de overtreffende trap van dit alles: brileider.
Toen de eerste meldingen doorkwamen dacht ik trouwens een brilzee-eend langs te hebben zien komen. Ik vond het enthousiasme dat van internet spatte dan ook wat overdreven, ik had voorlopig geen haast. Totdat ik me realiseerde dat het niet een brilzee-eend betrof, maar een brileider. Dat was andere koek. Nieuwe soort voor Nederland (alweer een) maar dat niet alleen: volgens velen de beste soort in Nederland ooit. Met een onderbouwing die ik niet zo gemakkelijk kan weerleggen: broedt langs de kusten van Alaska en oost Siberië en overwintert tussen het pakijs in de Beringzee. Een mythische soort die ook voor de meest fervente wereldreiziger vrijwel onbereikbaar is. In Europa amper een handvol gevallen, rond Spitsbergen en in het uiterste noorden van Noorwegen. Komt eigenlijk nooit onder de poolcirkel, maar gisteren werd er eentje gevonden langs de waddenkust van Texel. Tot ongeloof van velen en toen dat ongeloof eenmaal bezweken was onder de onweerlegbare feiten, tot een enthousiasme dat van internet afspatte. Wat een droomsoort! Hoe komt zoiets hier terecht? In een mum van tijd stroomde de Waddendijk bij het Wagejot vol met vogelaars; meer dan 150 voerden de soort nog diezelfde dag in op Waarneming.nl. De minder gelukkigen baden tot god of de duivel dat-ie er vandaag nog zitten zou.
Dat was gisteren. Zelf stond ik vanochtend te wachten op de boot van half 10 toen de bevrijdende piep kwam: hij zat er nog. Een gevoel van rust daalde op ons neer want wat kon er nog mis gaan? Tegelijkertijd een gevoel van onrust en haast want wat kon er allemaal niet misgaan? Eenmaal op Texel snelde ik, met windje schuin achter, door ’t Horntje, door Oudeschild, langs de Ottersaat en langs Nieuw Diepenheim richting Wagejot, schoot bij de IJzeren Kaap de dijk over en zag ze al gauw staan, met honderd of meer turend door hun telescopen. Bij een van hen mocht ik snel even door de zijne kijken en wat gisteren om deze tijd nog ondenkbaar was, was realiteit geworden: ik had een brileider gezien op de Waddenzee bij Texel! Wat een soort! verzuchtte ik, niet te geloven, wat een soort.
De rest laat zich raden.
14 januari 2025
Meer twitchen: Elk weer is mooi weer
Mijn weblogkasteel
Het zijn redelijk krankzinnige tijden, momenteel. Nog niet zo heel lang geleden klaagden ‘we’ tegen elkaar dat het zo tam was, wat zeldzame vogels betreft, al weken, nee, al maanden lang. In arren moede twitchte ik dan maar een paar veredelde kippen bij Nijverdal, een amerikaanse smient bij Haarlem, wat uiteraard mislukte, en een paar grauwe gorzen in Limburg, idem. Want er moet wel getwitcht worden natuurlijk. En ging intussen mijn eigen gangetje, vogelenderwijs, wat ook al niets noemenswaardigs opleverde. En zie nu: het nieuwe jaar is amper begonnen en we komen om in de extreme zeldzaamheden. Vorig weekend pacifische parelduiker, afgelopen weekend geelsnavelduiker en nu de overtreffende trap van dit alles: brileider.
Toen de eerste meldingen doorkwamen dacht ik trouwens een brilzee-eend langs te hebben zien komen. Ik vond het enthousiasme dat van internet spatte dan ook wat overdreven, ik had voorlopig geen haast. Totdat ik me realiseerde dat het niet een brilzee-eend betrof, maar een brileider. Dat was andere koek. Nieuwe soort voor Nederland (alweer een) maar dat niet alleen: volgens velen de beste soort in Nederland ooit. Met een onderbouwing die ik niet zo gemakkelijk kan weerleggen: broedt langs de kusten van Alaska en oost Siberië en overwintert tussen het pakijs in de Beringzee. Een mythische soort die ook voor de meest fervente wereldreiziger vrijwel onbereikbaar is. In Europa amper een handvol gevallen, rond Spitsbergen en in het uiterste noorden van Noorwegen. Komt eigenlijk nooit onder de poolcirkel, maar gisteren werd er eentje gevonden langs de waddenkust van Texel. Tot ongeloof van velen en toen dat ongeloof eenmaal bezweken was onder de onweerlegbare feiten, tot een enthousiasme dat van internet afspatte. Wat een droomsoort! Hoe komt zoiets hier terecht? In een mum van tijd stroomde de Waddendijk bij het Wagejot vol met vogelaars; meer dan 150 voerden de soort nog diezelfde dag in op Waarneming.nl. De minder gelukkigen baden tot god of de duivel dat-ie er vandaag nog zitten zou.
Dat was gisteren. Zelf stond ik vanochtend te wachten op de boot van half 10 toen de bevrijdende piep kwam: hij zat er nog. Een gevoel van rust daalde op ons neer want wat kon er nog mis gaan? Tegelijkertijd een gevoel van onrust en haast want wat kon er allemaal niet misgaan? Eenmaal op Texel snelde ik, met windje schuin achter, door ’t Horntje, door Oudeschild, langs de Ottersaat en langs Nieuw Diepenheim richting Wagejot, schoot bij de IJzeren Kaap de dijk over en zag ze al gauw staan, met honderd of meer turend door hun telescopen. Bij een van hen mocht ik snel even door de zijne kijken en wat gisteren om deze tijd nog ondenkbaar was, was realiteit geworden: ik had een brileider gezien op de Waddenzee bij Texel! Wat een soort! verzuchtte ik, niet te geloven, wat een soort.
De rest laat zich raden.
14 januari 2025
Meer twitchen: Elk weer is mooi weer
Mijn weblogkasteel
dinsdag 14 januari 2025
Geelbek
IJmuiden, traditioneel het hoofddoel van de nieuwjaarsexcursie van vogelwacht Utrecht stad, was vandaag niet meer dan een onbeduidend intermezzo. Weinig wind en weinig vogels. Natuurlijk, met de vanzelfsprekende oeverpiepers en paarse strandlopers vermaakten we ons prima. Ook een stel zwarte zee-eenden tussen de pieren en een overvliegende juveniele jan van gent droegen bij aan de feestvreugde en zo was er nog het een en ander maar er was niks spannends bij, niks dat we niet al hadden verwacht vandaag. Het was in alle opzichten rustig op de pier en er was weinig reden om daar nog heel lang te blijven.
Vandaag stond dan ook in het teken van geelsnavelduiker. Opnieuw een zeldzame duiker dus, hoewel iets minder zeldzaam dan die van vorige week. Gisteren ontdekt, eerst bij Warmond, daarna teruggevonden op de Kagerplassen. Vandaag was aanvankelijk nog onbekend maar toen er een melding was van een ‘duiker onbekend’ zwemmend richting Kaag dorp, besloten we het erop te wagen. Na enig gepuzzel vonden we het pontje over de ringvaart en na nog meer gepuzzel waarbij we onder andere belandden op een privé-erf vlak buiten het dorp, vonden we het gewenste uitzicht op de Eijmerpoel, waarvan we hoopten dat de vogel er zou opduiken. Dat gebeurde niet en toen verdere berichten uitbleven, hebben we het maar opgegeven en zijn alsnog naar IJmuiden vertrokken.
We waren echter nog lang niet in IJmuiden toen al de eerste berichten binnen sijpelden: geelsnavelduiker was teruggevonden. Eerst nog ver weg en schijnaar ternauwernood herkenbaar, als ik de woordkeus die bij de melding gebezigd werd goed interpreteer, maar later werden de berichten euforischer. Geruime tijd verbleef hij op de relatief smalle ringvaart langs de Huigsloterdijk, waar hij prachtig te zien moet zijn geweest. Dus toen we na onze expeditie naar de punt van de Zuidpier terug waren bij de auto's, besloten we een tweede poging te wagen. Langs de Huigsloterdijk zat-ie inmiddels niet meer, we zijn er nog langs gereden en zagen er een clubje vogelaars keuvelend achter hun telescopen staan. Of dat in gespannen afwachting was of gezellig napratend konden we niet zien, maar we moesten hoe dan ook elders wezen. Onze beoogde bestemming verplaatste zich al even grillig als de geelbek zelf en eigenlijk was het gebied daar heel erg ongeschikt voor. Want als bleek dat je amper een kilometer verderop moest zijn, kon dat in dit doolhof van vaarten, eilandjes en schiereilanden zomaar een omweg van vele kilometers vergen. Maar uiteindelijk belandden we via Nieuwe Wetering, Rijpwetering, Oude Ade en Zevenhuizen op vakantieparkje Waterloospolder waar we semilegaal onze auto parkeerden langs een half verharde verbreding aan het uiteinde van het landweggetje dat ons op deze uithoek had gebracht, en door een onbestemd stuk grasland (mag dit allemaal zomaar? vroeg ik me nog af maar ik liep door, achter de anderen aan) naar het dijkje langs het Spijkerboor liepen, een van de vele wateren die het doolhof vormen dat de Kagerplassen zijn. En daar werd ons eindelijk de vogel gewezen.
Ik zag nog net een forse duiker verdwijnen achter een bocht in de oever tegenover ons. Nou, dat was dus geelsnavelduiker voor vandaag, dacht ik somber maar dat viel mee: al gauw kwam-ie weer tevoorschijn, liet zich aardig bekijken en kwam af en toe snorkelend en af en toe duikend steeds dichterbij. Zo dichtbij als het langs de Huigsloterdijk geweest moet zijn geweest werd het niet, maar het eindresultaat mocht er best zijn vond ik: een duiker als een slagschip die in het inmiddels doorgebroken namiddagzonnetje zijn gekromde, gele bek fier omhoog hield, midden op het water voor ons. Ik kon een nieuw memorabel moment toevoegen aan mijn persoonlijke geschiedenis en was weer klaar voor de nieuwe week.
12 januari 2025
Mijn weblogkasteel
Vandaag stond dan ook in het teken van geelsnavelduiker. Opnieuw een zeldzame duiker dus, hoewel iets minder zeldzaam dan die van vorige week. Gisteren ontdekt, eerst bij Warmond, daarna teruggevonden op de Kagerplassen. Vandaag was aanvankelijk nog onbekend maar toen er een melding was van een ‘duiker onbekend’ zwemmend richting Kaag dorp, besloten we het erop te wagen. Na enig gepuzzel vonden we het pontje over de ringvaart en na nog meer gepuzzel waarbij we onder andere belandden op een privé-erf vlak buiten het dorp, vonden we het gewenste uitzicht op de Eijmerpoel, waarvan we hoopten dat de vogel er zou opduiken. Dat gebeurde niet en toen verdere berichten uitbleven, hebben we het maar opgegeven en zijn alsnog naar IJmuiden vertrokken.
We waren echter nog lang niet in IJmuiden toen al de eerste berichten binnen sijpelden: geelsnavelduiker was teruggevonden. Eerst nog ver weg en schijnaar ternauwernood herkenbaar, als ik de woordkeus die bij de melding gebezigd werd goed interpreteer, maar later werden de berichten euforischer. Geruime tijd verbleef hij op de relatief smalle ringvaart langs de Huigsloterdijk, waar hij prachtig te zien moet zijn geweest. Dus toen we na onze expeditie naar de punt van de Zuidpier terug waren bij de auto's, besloten we een tweede poging te wagen. Langs de Huigsloterdijk zat-ie inmiddels niet meer, we zijn er nog langs gereden en zagen er een clubje vogelaars keuvelend achter hun telescopen staan. Of dat in gespannen afwachting was of gezellig napratend konden we niet zien, maar we moesten hoe dan ook elders wezen. Onze beoogde bestemming verplaatste zich al even grillig als de geelbek zelf en eigenlijk was het gebied daar heel erg ongeschikt voor. Want als bleek dat je amper een kilometer verderop moest zijn, kon dat in dit doolhof van vaarten, eilandjes en schiereilanden zomaar een omweg van vele kilometers vergen. Maar uiteindelijk belandden we via Nieuwe Wetering, Rijpwetering, Oude Ade en Zevenhuizen op vakantieparkje Waterloospolder waar we semilegaal onze auto parkeerden langs een half verharde verbreding aan het uiteinde van het landweggetje dat ons op deze uithoek had gebracht, en door een onbestemd stuk grasland (mag dit allemaal zomaar? vroeg ik me nog af maar ik liep door, achter de anderen aan) naar het dijkje langs het Spijkerboor liepen, een van de vele wateren die het doolhof vormen dat de Kagerplassen zijn. En daar werd ons eindelijk de vogel gewezen.
Ik zag nog net een forse duiker verdwijnen achter een bocht in de oever tegenover ons. Nou, dat was dus geelsnavelduiker voor vandaag, dacht ik somber maar dat viel mee: al gauw kwam-ie weer tevoorschijn, liet zich aardig bekijken en kwam af en toe snorkelend en af en toe duikend steeds dichterbij. Zo dichtbij als het langs de Huigsloterdijk geweest moet zijn geweest werd het niet, maar het eindresultaat mocht er best zijn vond ik: een duiker als een slagschip die in het inmiddels doorgebroken namiddagzonnetje zijn gekromde, gele bek fier omhoog hield, midden op het water voor ons. Ik kon een nieuw memorabel moment toevoegen aan mijn persoonlijke geschiedenis en was weer klaar voor de nieuwe week.
12 januari 2025
Mijn weblogkasteel
maandag 13 januari 2025
Oud en nieuw op Texel
Oud en nieuw op Texel dit jaar. Weer eens wat anders, het ene Waddeneiland is het andere niet, nietwaar? We zaten op vakantieparkje De Uterste Coogh aan het Gerritslanderdijkje, een zijweggetje van de Pontweg, ongeveer halverwege tussen Den Burg en De Koog. Een weinig opzienbarende verzameling alledaagse vakantiebungalows die prima voldeden om een prettige vakantie mogelijk te maken, langs slordige laantjes met heggen en struikjes, ruige veldjes en kortgeknipte gazonnetjes. Met hier een roodborst, daar een paar koperwieken, af en toe een roepende bonte specht, dat soort. Bijzonder was het niet maar toch wist deze zo weinig opzienbarende plek na afloop, terug in ons eigen Overvecht, een weemoedig soort heimwee na te laten.
De tijden zijn erg grijs de laatste tijd, dat zal niemand zijn ontgaan. Oud en nieuw waren zelfs extreem grijs. Het was eigenlijk een nogal treurige jaarwisseling. Oudejaarsdag was donkergrijs, druilerig, regenachtig en stormachtig. In de loop van de middag nog even tijd gevonden voor een wandeling door de Staatsbossen en naar de Fonteinsnol, op loopafstand van ons vakantiehuisje. De oude bossen, zuchtend onder de toenemende zuidenwind, waar de bossen de ruimte boden een stukje open veld met drassigheid en plasjes, en vanaf de uitkijktoren op de Fonteinsnol uitzicht over het dak van het bos heen naar de zee in de verte, het alweer wegstervende namiddaglicht liet het allemaal nog net toe. Eerst een buizerd en daarna een sperwer boven de bomen. Op de terugweg was het alweer bijna donker en terug in ons huisje konden we ons op de oudejaarsavond storten.
Op nieuwjaarsdag werden we zelfs getrakteerd op een heuse winterstorm. Uiteraard stond een flinke tocht gepland om mijn nog blanco jaarlijst een goede start te bezorgen, maar storm en regen temperden mijn ambities aanzienlijk. Om te beginnen maar eens de roze spreeuw geprobeerd in Den Burg maar dat viel weer niet mee. Het was al een hele klus om in Den Burg te geraken, hoewel niet veel meer dan vier kilometer ver. Soms blies de wind zo hard dat ik maar ben gaan lopen. En in het desbetreffende wijkje alweer geen spoor van de vogel. Die zal met deze storm wel ergens diep onder een struikje hebben zitten schuilen.
Met roze spreeuw is meteen de doelsoort van deze vakantie benoemd, want al enkele maanden verblijft een mooie adulte vogel in een woonwijkje in Den Burg. Ik had die natuurlijk al afgelopen oktober maar je kunt niet een week op amper vijf kilometer afstand verblijven zonder even te gaan kijken. Eigenlijk had ik hem pas op 1 januari nodig maar ik dacht hem op de zondag, de dag na onze aankomst, alvast even in te koppen. Nou, dat was buiten de waard gerekend: uurtje rondgehangen voor het boodschappen doen en daarna nog een half uurtje erna, maar geen spoor van de vogel. Iedereen meldt dat beest, maar ik kon ‘m niet vinden.
Op oudejaarsdag ook nog even wezen kijken, maar opnieuw vergeefs. En nu dus ook op deze eerste januari niet. Wat een klotebeest zeg!
Verder worstelde ik op deze eerste januari in volledige regenbepakking met de zuiderstorm. Tegen de wind in was er soms geen beginnen aan. Met zijwind werd je af en toe bijna een sloot in of de autobaan op geblazen. Ja, met meewind vloog je, maar de minste of geringste zijwaartse vlaag en je moest oppassen dat je niet finaal onderuit ging. De kleine zwanen langs de Pontweg nam ik ter kennisgeving aan en ik stopte alleen nog maar voor vier toendrarietganzen die mooi dichtbij langs het Gerritslanderdijkje zaten. Ik was voor één uur terug en ben daarna de deur niet meer uit geweest. Met 23 soorten was het een van mijn karigste 1 januari’s ooit.
Elk weer is mooi weer, of zoals sommige Scandinaviërs schijnen te zeggen: er bestaat geen slecht weer, alleen slechte kleding. Maar toch, als je dan voor het eerst sinds mensenheugenis weer eens de zon in zee ziet zakken, of fietsend door de avondschemering Venus en een dun schilletje maan laag boven de horizon ziet staan pronken in een helder stuk avondhemel, dan denk je toch: ha, eindelijk! Vooral op de tweede dag van het nieuwe jaar profiteerden we ten volle van een kortstondige onderbreking van alle miezerigheid. Want ineens scheen de hele dag de zon en bovendien woei het nauwelijks. Wat een verschil met gisteren, het was een verademing.
Om te beginnen maar weer eens naar Den Burg voor roze spreeuw. En warempel: eindelijk had ik hem! Na drie mislukte pogingen (en dan tel ik maximaal één poging per dag, anders kom ik op wel vijf) zat-ie daar ineens, in zijn boompje voor Duykerdam 5. Korte tijd aardig gezien maar al gauw vloog hij weer tussen de huizen door weg. Niet lang meer gezocht. Ik was wel klaar met dit klotebeest, het had me al heel wat meer tijd gekost dan me lief was, ik ging iets anders doen.
Zigzaggend door de polders rond Oudeschild kwam ik in de buurt van de Hoge Berg terecht, in een af en toe bijna Limburgs ogend landschap van modderige weggetjes tussen hoge bermen, diepe glooiingen tot in verre verten, bosranden, eenzame boerenschuren en verderop de beboste rug van de Hoge Berg zelf, een stukje bos dat ook wel enigszins herinnerde aan het Limburgse hellingbos, met oude, kronkelende boomstammen en met goudhaantje en pimpelmees en meer. Een fraaie regenboog markeerde een van de weinige milde buitjes van vandaag.
Aan de andere kant van Oudeschild maakte ik een tochtje langs de Ottersaat, het gemaal Dijkmanshuizen en Nieuw Buitenheim. Een kleine zilverreiger bij de Ottersaat, smienten, goudplevieren en een kluut: allemaal nieuw voor de jaarlijst. In de akkers naast Nieuw Buitenheim vele honderden ganzen waaronder een paar honderd rotganzen waaronder een fraaie en loepzuivere zwarte rotgans. Vaak verscholen achter zijn veel talrijker neven, maar af en toe helemaal vrij zichtbaar. Een mooie zwarte ruiter in de plas aan de andere kant en vanuit de kijkhut dichtbij in weer een plasje vijf wilde zwanen en een stuk of tien kleine.
Daarna hetzelfde tochtje nog twee keer gemaakt, eerst met Esther en daarna met Renske en Harriët. Geen rotganzen meer, wel pijlstaarten en lepelaar.
De Staatsbossen, Westerslag, de Nederlanden en de Slufter, allemaal lagen ze als het ware vlak om de hoek. Aan het Westerslag vonden we onder andere drieteenstrandlopers en steenlopers op de golfbreker, in de Nederlanden zaten vooral grauwe ganzen en in de Slufter trof ik zoals gepland een mooie groep strandleeuweriken met wat fraters ertussen. Lange tijd zaten ze verscholen in de kwelder voor me maar af en toe waren ze daar toch nog aardig te zien en van tijd tot tijd vlogen ze op om te gaan drinken in een plasje in het zand achter ons. Bezienswaardig waren natuurlijk ook die paar kanoeten, de zilverplevieren en de rosse grutto's, de bontbekplevieren en de massa bonte strandlopers, de blauwe kiekendief die ik enige tijd over het terrein zag zwerven en de kleine zilverreiger in een nabij plasje. Onder andere. Alles in die klassieke context van kwelders en slenken, pioniersduintjes en in de verte de zee.
We sloten af met op de laatste dag een collectief bezoek aan de Slufter. Er stond ineens weer een snoeiharde wind, het extreem hoge water dwong ons tot een omslachtige omweg en af en toe woei er een hagel- of sneeuwbui op ons neer, maar uiteindelijk stonden we toch aan de monding en hadden zicht op de slikken met wadvogels die zich schrap zetten tegen de opnieuw woedende zuiderstorm. Een opvliegende houtsnip en een plotseling laag over knallende smelleken gaven de onderneming nog wat extra glans. Melding van een voorlopig volstrekt onbereikbare pacifische parelduiker diep in Zeeland vormde wel een smetje maar dat was van later zorg. Boodschappen in De Koog, in de schemer terug gefietst en een gezellige slotavond in onze vakantiebungalow. De volgende dag werden we weer teruggeworpen in de nogal ongezellige dagelijkse werkelijkheid van het huidige tijdsgewricht.
5 januari 2025
Meer Wadden? Jaarwisseling
Mijn weblogkasteel
De tijden zijn erg grijs de laatste tijd, dat zal niemand zijn ontgaan. Oud en nieuw waren zelfs extreem grijs. Het was eigenlijk een nogal treurige jaarwisseling. Oudejaarsdag was donkergrijs, druilerig, regenachtig en stormachtig. In de loop van de middag nog even tijd gevonden voor een wandeling door de Staatsbossen en naar de Fonteinsnol, op loopafstand van ons vakantiehuisje. De oude bossen, zuchtend onder de toenemende zuidenwind, waar de bossen de ruimte boden een stukje open veld met drassigheid en plasjes, en vanaf de uitkijktoren op de Fonteinsnol uitzicht over het dak van het bos heen naar de zee in de verte, het alweer wegstervende namiddaglicht liet het allemaal nog net toe. Eerst een buizerd en daarna een sperwer boven de bomen. Op de terugweg was het alweer bijna donker en terug in ons huisje konden we ons op de oudejaarsavond storten.
Op nieuwjaarsdag werden we zelfs getrakteerd op een heuse winterstorm. Uiteraard stond een flinke tocht gepland om mijn nog blanco jaarlijst een goede start te bezorgen, maar storm en regen temperden mijn ambities aanzienlijk. Om te beginnen maar eens de roze spreeuw geprobeerd in Den Burg maar dat viel weer niet mee. Het was al een hele klus om in Den Burg te geraken, hoewel niet veel meer dan vier kilometer ver. Soms blies de wind zo hard dat ik maar ben gaan lopen. En in het desbetreffende wijkje alweer geen spoor van de vogel. Die zal met deze storm wel ergens diep onder een struikje hebben zitten schuilen.
Met roze spreeuw is meteen de doelsoort van deze vakantie benoemd, want al enkele maanden verblijft een mooie adulte vogel in een woonwijkje in Den Burg. Ik had die natuurlijk al afgelopen oktober maar je kunt niet een week op amper vijf kilometer afstand verblijven zonder even te gaan kijken. Eigenlijk had ik hem pas op 1 januari nodig maar ik dacht hem op de zondag, de dag na onze aankomst, alvast even in te koppen. Nou, dat was buiten de waard gerekend: uurtje rondgehangen voor het boodschappen doen en daarna nog een half uurtje erna, maar geen spoor van de vogel. Iedereen meldt dat beest, maar ik kon ‘m niet vinden.
Op oudejaarsdag ook nog even wezen kijken, maar opnieuw vergeefs. En nu dus ook op deze eerste januari niet. Wat een klotebeest zeg!
Verder worstelde ik op deze eerste januari in volledige regenbepakking met de zuiderstorm. Tegen de wind in was er soms geen beginnen aan. Met zijwind werd je af en toe bijna een sloot in of de autobaan op geblazen. Ja, met meewind vloog je, maar de minste of geringste zijwaartse vlaag en je moest oppassen dat je niet finaal onderuit ging. De kleine zwanen langs de Pontweg nam ik ter kennisgeving aan en ik stopte alleen nog maar voor vier toendrarietganzen die mooi dichtbij langs het Gerritslanderdijkje zaten. Ik was voor één uur terug en ben daarna de deur niet meer uit geweest. Met 23 soorten was het een van mijn karigste 1 januari’s ooit.
Elk weer is mooi weer, of zoals sommige Scandinaviërs schijnen te zeggen: er bestaat geen slecht weer, alleen slechte kleding. Maar toch, als je dan voor het eerst sinds mensenheugenis weer eens de zon in zee ziet zakken, of fietsend door de avondschemering Venus en een dun schilletje maan laag boven de horizon ziet staan pronken in een helder stuk avondhemel, dan denk je toch: ha, eindelijk! Vooral op de tweede dag van het nieuwe jaar profiteerden we ten volle van een kortstondige onderbreking van alle miezerigheid. Want ineens scheen de hele dag de zon en bovendien woei het nauwelijks. Wat een verschil met gisteren, het was een verademing.
Om te beginnen maar weer eens naar Den Burg voor roze spreeuw. En warempel: eindelijk had ik hem! Na drie mislukte pogingen (en dan tel ik maximaal één poging per dag, anders kom ik op wel vijf) zat-ie daar ineens, in zijn boompje voor Duykerdam 5. Korte tijd aardig gezien maar al gauw vloog hij weer tussen de huizen door weg. Niet lang meer gezocht. Ik was wel klaar met dit klotebeest, het had me al heel wat meer tijd gekost dan me lief was, ik ging iets anders doen.
Zigzaggend door de polders rond Oudeschild kwam ik in de buurt van de Hoge Berg terecht, in een af en toe bijna Limburgs ogend landschap van modderige weggetjes tussen hoge bermen, diepe glooiingen tot in verre verten, bosranden, eenzame boerenschuren en verderop de beboste rug van de Hoge Berg zelf, een stukje bos dat ook wel enigszins herinnerde aan het Limburgse hellingbos, met oude, kronkelende boomstammen en met goudhaantje en pimpelmees en meer. Een fraaie regenboog markeerde een van de weinige milde buitjes van vandaag.
Aan de andere kant van Oudeschild maakte ik een tochtje langs de Ottersaat, het gemaal Dijkmanshuizen en Nieuw Buitenheim. Een kleine zilverreiger bij de Ottersaat, smienten, goudplevieren en een kluut: allemaal nieuw voor de jaarlijst. In de akkers naast Nieuw Buitenheim vele honderden ganzen waaronder een paar honderd rotganzen waaronder een fraaie en loepzuivere zwarte rotgans. Vaak verscholen achter zijn veel talrijker neven, maar af en toe helemaal vrij zichtbaar. Een mooie zwarte ruiter in de plas aan de andere kant en vanuit de kijkhut dichtbij in weer een plasje vijf wilde zwanen en een stuk of tien kleine.
Daarna hetzelfde tochtje nog twee keer gemaakt, eerst met Esther en daarna met Renske en Harriët. Geen rotganzen meer, wel pijlstaarten en lepelaar.
De Staatsbossen, Westerslag, de Nederlanden en de Slufter, allemaal lagen ze als het ware vlak om de hoek. Aan het Westerslag vonden we onder andere drieteenstrandlopers en steenlopers op de golfbreker, in de Nederlanden zaten vooral grauwe ganzen en in de Slufter trof ik zoals gepland een mooie groep strandleeuweriken met wat fraters ertussen. Lange tijd zaten ze verscholen in de kwelder voor me maar af en toe waren ze daar toch nog aardig te zien en van tijd tot tijd vlogen ze op om te gaan drinken in een plasje in het zand achter ons. Bezienswaardig waren natuurlijk ook die paar kanoeten, de zilverplevieren en de rosse grutto's, de bontbekplevieren en de massa bonte strandlopers, de blauwe kiekendief die ik enige tijd over het terrein zag zwerven en de kleine zilverreiger in een nabij plasje. Onder andere. Alles in die klassieke context van kwelders en slenken, pioniersduintjes en in de verte de zee.
We sloten af met op de laatste dag een collectief bezoek aan de Slufter. Er stond ineens weer een snoeiharde wind, het extreem hoge water dwong ons tot een omslachtige omweg en af en toe woei er een hagel- of sneeuwbui op ons neer, maar uiteindelijk stonden we toch aan de monding en hadden zicht op de slikken met wadvogels die zich schrap zetten tegen de opnieuw woedende zuiderstorm. Een opvliegende houtsnip en een plotseling laag over knallende smelleken gaven de onderneming nog wat extra glans. Melding van een voorlopig volstrekt onbereikbare pacifische parelduiker diep in Zeeland vormde wel een smetje maar dat was van later zorg. Boodschappen in De Koog, in de schemer terug gefietst en een gezellige slotavond in onze vakantiebungalow. De volgende dag werden we weer teruggeworpen in de nogal ongezellige dagelijkse werkelijkheid van het huidige tijdsgewricht.
5 januari 2025
Meer Wadden? Jaarwisseling
Mijn weblogkasteel
dinsdag 7 januari 2025
In de regen
Een paar uur in trein en bus waaronder zowat een uur op het druilerige busstation van Middelburg, uurtje in de regen op Neeltje Jans gestaan, weer paar uur in trein en bus waaronder een uurtje schuilend in een winderig bushokje langs de N57 waar de miezerregen binnen woei door het weg gevandaliseerde glas en tenslotte in de regen naar huis gefietst: dat is in het kort mijn verhaal van vandaag. Het was een leuke dag. Dat vergt wel enige toelichting. Hoe kan zoiets nou leuk zijn? En waarom doet men dan zoiets op een dag dat het KNMI voor de ochtend code geel afgeeft vanwege sneeuw en gladheid en voor de verdere dag eigenlijk alleen maar regen voorspelt?
Het was natuurlijk om een zeldzame vogel te doen. Want er was weer eens, het zal ook eens niet, tijdens mijn vakantie, op Texel dit keer, een nieuwe soort voor Nederland ontdekt: pacifische parelduiker bij werkeiland Neeltje Jans in de Oosterschelde. Verder van Texel kan in Nederland bijna niet en ook los daarvan die dag uiteraard onhaalbaar want ik zat en ik bleef op Texel. Ook op zaterdag zat het er niet in want ik moest eerst nog terugkomen uit Texel. Dus moest ik het vandaag maar doen, met ’s morgens nog een besneeuwde wereld en code geel en verder de hele dag regen. Ik had het natuurlijk ook graag anders gezien maar het was niet anders. Dus de trein naar Den Bosch genomen, van daar de trein naar Middelburg, de bus naar Neeltje Jans en nog tien minuten lopen en daar stond ik, in de regen, te kijken naar pacifische parelduiker. Want dat zat dit keer wel mee: de vogel zat meteen voor me klaar. Het was een moment om nooit te vergeten, in meerdere opzichten want ongetwijfeld een van die bizarre twitches die je altijd gaan bijblijven.
Pacifische parelduiker was inmiddels ook landelijk in het nieuws en daar wist men ons te vertellen dat-ie nauwelijks te onderscheiden is van zijn Europese verwant. Nou is dat wat overdreven maar eenvoudig is het niet en je kijkt er gemakkelijk overheen. Hulde dus voor de ontdekker die wel de subtiele verschillen tussen beide oppikte. Staande in de regen en kijkend naar die fraaie parelduiker die daar midden in het haventje dreef, wilde ik natuurlijk ook zelf zien waarom het de pacifische was en niet onze veel algemenere eigen parelduiker. Dat is gelukt. Want hoe hij zich ook wendde en keerde, nooit zag ik de voor parelduiker zo kenmerkende witte achterflankvlek. Nee, die had-ie niet en dat was eigenlijk al voldoende want het is het doorslaggevende kenmerk voor pacifische. Als je goed keek was ook het donkere keelbandje te zien, een belangrijk ondersteunend kenmerk want onze parelduiker heeft die zelden. Daarnaast viel me op dat de snavelvorm anders was. Wat dunner en spitser. Af en toe leek die zelfs enigszins opgericht en herinnerde me daardoor een beetje aan roodkeelduiker. Dat blijkt ook een hint voor pacifische, al is er bij beide variatie en is er enige overlap tussen de twee soorten. Maar het lijkt er al met al dus sterk op dat ik inderdaad naar een pacifische parelduiker heb staan kijken. Vele anderen hadden natuurlijk voor mij ook al die conclusie getrokken en uiteindelijk gaan we daar niet over want het finale oordeel is straks aan de Commissie, maar ik stel het graag ook zelf vast. Dat maakt voor mij zo’n waarneming helemaal af. En dat het regende, en dat ik tussen het urenlange reizen al met al amper een uur op Neeltje Jans ben geweest, wachten in het bushokje niet meegerekend, ach, dat ben ik morgen weer vergeten. Of juist niet.
5 januari 2025
Meer twitchen: Wat een soort
Mijn weblogkasteel
Het was natuurlijk om een zeldzame vogel te doen. Want er was weer eens, het zal ook eens niet, tijdens mijn vakantie, op Texel dit keer, een nieuwe soort voor Nederland ontdekt: pacifische parelduiker bij werkeiland Neeltje Jans in de Oosterschelde. Verder van Texel kan in Nederland bijna niet en ook los daarvan die dag uiteraard onhaalbaar want ik zat en ik bleef op Texel. Ook op zaterdag zat het er niet in want ik moest eerst nog terugkomen uit Texel. Dus moest ik het vandaag maar doen, met ’s morgens nog een besneeuwde wereld en code geel en verder de hele dag regen. Ik had het natuurlijk ook graag anders gezien maar het was niet anders. Dus de trein naar Den Bosch genomen, van daar de trein naar Middelburg, de bus naar Neeltje Jans en nog tien minuten lopen en daar stond ik, in de regen, te kijken naar pacifische parelduiker. Want dat zat dit keer wel mee: de vogel zat meteen voor me klaar. Het was een moment om nooit te vergeten, in meerdere opzichten want ongetwijfeld een van die bizarre twitches die je altijd gaan bijblijven.
Pacifische parelduiker was inmiddels ook landelijk in het nieuws en daar wist men ons te vertellen dat-ie nauwelijks te onderscheiden is van zijn Europese verwant. Nou is dat wat overdreven maar eenvoudig is het niet en je kijkt er gemakkelijk overheen. Hulde dus voor de ontdekker die wel de subtiele verschillen tussen beide oppikte. Staande in de regen en kijkend naar die fraaie parelduiker die daar midden in het haventje dreef, wilde ik natuurlijk ook zelf zien waarom het de pacifische was en niet onze veel algemenere eigen parelduiker. Dat is gelukt. Want hoe hij zich ook wendde en keerde, nooit zag ik de voor parelduiker zo kenmerkende witte achterflankvlek. Nee, die had-ie niet en dat was eigenlijk al voldoende want het is het doorslaggevende kenmerk voor pacifische. Als je goed keek was ook het donkere keelbandje te zien, een belangrijk ondersteunend kenmerk want onze parelduiker heeft die zelden. Daarnaast viel me op dat de snavelvorm anders was. Wat dunner en spitser. Af en toe leek die zelfs enigszins opgericht en herinnerde me daardoor een beetje aan roodkeelduiker. Dat blijkt ook een hint voor pacifische, al is er bij beide variatie en is er enige overlap tussen de twee soorten. Maar het lijkt er al met al dus sterk op dat ik inderdaad naar een pacifische parelduiker heb staan kijken. Vele anderen hadden natuurlijk voor mij ook al die conclusie getrokken en uiteindelijk gaan we daar niet over want het finale oordeel is straks aan de Commissie, maar ik stel het graag ook zelf vast. Dat maakt voor mij zo’n waarneming helemaal af. En dat het regende, en dat ik tussen het urenlange reizen al met al amper een uur op Neeltje Jans ben geweest, wachten in het bushokje niet meegerekend, ach, dat ben ik morgen weer vergeten. Of juist niet.
5 januari 2025
Meer twitchen: Wat een soort
Mijn weblogkasteel
zaterdag 4 januari 2025
Natuurpark Lelystad
Miezerig en grijs vanochtend, zoals al dagen, nee, al weken, en een lastige zoektocht door de buitenwijken van Lelystad. Ook al vond ik uiteindelijk mijn weg wel, op irrationele wijze gaf het me weinig vertrouwen op eindelijk weer eens een goede afloop. Maar de wereld is klote dus ik zal niet klagen over mijn miezerige muizenissen zoals het missen van een amerikaanse smient, het missen van grauwe gorzen of het missen van een dwergaalscholver. Maar toen ik, eenmaal in het park, op mijn telefoon keek, zag ik dat de dwergaalscholver die inmiddels alweer ruim een week in Natuurpark Lelystad rondhangt, ook vandaag alweer gemeld was. Eenmaal op de betreffende plek aangeland was-ie weliswaar niet in beeld, dat zou ook al te mooi zijn, maar het duurde niet lang voor-ie laag over het water kwam aanvliegen en zich nestelde in de verzameling van over de oever hangende kale takken waar-ie ook vanmorgen al gefotografeerd was. Korte tijd was-ie daar mooi te zien maar toen ik even bezig was geweest met mijn telefoon om een poging te wagen hem te fotograferen en daarna weer keek, zag ik hem niet meer. Ik zag hem nog net overvliegen en hoog over de bomen verdwijnen. De verdere ochtend en vroege middag werd de vogel niet meer teruggevonden. Het was dus wat kort geweest, maar de beoogde doelsoort dit keer weer eens vlotjes en bevredigend binnen, dat mocht ook wel weer eens een keer.
Verder de paar uur die ik beschikbaar had, besteed aan een primeur: Natuurpark Lelystad. Want ik was daar nog nooit eerder geweest. En ik moet zeggen, het was een prettige eerste kennismaking. In deze grauwe, winterse ambiance vormde het een aangenaam decor bij de zoektocht naar dwergali. Fraaie waterpartijen, soms met rietoevers erlangs, soms met overhangend kreupelhout op de oevers, diverse al even fraaie nonnetjes, winterse bosschages waar af en toe het kaal geboomte hoog bovenuit stak, statige bomenlanen langs het fietspad en op de oever een paar wilde zwanen van twijfelachtige herkomst. Ik zag ook nog otters en Pater Davidsherten maar over hun herkomst bestond geen twijfel. Al met al was het een zeer geslaagde kortstondige ontsnapping aan de talrijke familieverplichtingen van de kerstdagen.
26 december 2024
Mijn weblogkasteel
Verder de paar uur die ik beschikbaar had, besteed aan een primeur: Natuurpark Lelystad. Want ik was daar nog nooit eerder geweest. En ik moet zeggen, het was een prettige eerste kennismaking. In deze grauwe, winterse ambiance vormde het een aangenaam decor bij de zoektocht naar dwergali. Fraaie waterpartijen, soms met rietoevers erlangs, soms met overhangend kreupelhout op de oevers, diverse al even fraaie nonnetjes, winterse bosschages waar af en toe het kaal geboomte hoog bovenuit stak, statige bomenlanen langs het fietspad en op de oever een paar wilde zwanen van twijfelachtige herkomst. Ik zag ook nog otters en Pater Davidsherten maar over hun herkomst bestond geen twijfel. Al met al was het een zeer geslaagde kortstondige ontsnapping aan de talrijke familieverplichtingen van de kerstdagen.
26 december 2024
Mijn weblogkasteel
Abonneren op:
Posts (Atom)