dinsdag 30 oktober 2012

Steppeklap

Alweer naar Texel! Dat was eigenlijk niet de bedoeling, na twee opeenvolgende weekends waarop ik ons grootste Waddeneiland met een bezoek had vereerd. Maar kort voordat de trein met forse vertraging eindelijk Alkmaar binnen sukkelde (in principe op weg naar Camperduin) drong het bericht door dat de vogel op Texel die gisteren als kleine klapekster was doorgegeven, wel degelijk een steppeklapekster was: nóg zeldzamer, pas de tweede voor Nederland en afkomstig van nog veel verder weg, en bovendien een nieuwe soort. Ik kon blijven zitten tot Den Helder, meende ik.
Nou bleek dat laatste niet de bedoeling, want toen de vertraging was opgelopen tot boven de twintig minuten, besloot de NS in Alkmaar een einde te maken aan deze martelgang: de stekker ging eruit. Ik mocht met de volgende trein naar Den Helder: nog eens een kwartier vertraging. Drie kwartier later dan gepland kwam ik in Den Helder aan, wat op Texel onvermijdelijk tot een vol uur zou uitgroeien. Maar mocht ik daar de steppeklap kunnen scoren, dan zou dat leed natuurlijk gauw vergeten zijn.

Na deze valse start begon de dag wat vogels betreft eigenlijk best leuk. De extra tijd die ik in Den Helder had, besteedde ik aan een kwartiertje op de dijk langs het Marsdiep, met paarse strandloper, steenlopers, rotganzen en zilverplevier. Vooral die laatste, vlakbij beneden aan de dijk: zo gewoon maar toch zo mooi.
Een mooie alk tijdens de overtocht: in elk geval niet zonder nieuwe jaarsoort naar huis vandaag. Ik was klaar voor de klap.
Op Texel was het gauw gepiept. De vogel zat aan de zuidkant van het eiland, nabij Den Hoorn, dus ik was er zo. Hij zat in een paar struikjes langs een dijkje en was vrijwel meteen in beeld. Hij liet zich daarna af en toe prachtig vrij zien. Een mooie vogel, en vooral: een aparte vogel. Zo anders dan ‘onze’ klapekster en dat is wel zo prettig: dat je niet het gevoel hebt gewoon naar een wat afwijkende variant te kijken. Zo bruin: een beige waas omspande het totale verenkleed. Een fletse vogel, vergeleken met wat je gewend bent van klapekster, met weinig verschil in kleur tussen boven en onderzijde en met een weinig uitgesproken oogmasker. Vóór het oog ontbrak die zelfs geheel, waardoor de teugel licht was. Relatief grote witte vleugelvlek en in vlucht relatief brede witte vleugelbaan, wat deed denken aan kleine klapekster. Vandaar misschien, onder andere, de verwarring gisteren. Maar met veel te korte vleugels, veel te kleine handpenprojectie voor kleine. Al met al voldoende kenmerken, lijkt me, om de commissie te overtuigen en dat maakt zo’n waarneming helemaal compleet.
Geregeld zat hij ook diep verscholen in een struikje, waar hij bezig was een dode muis soldaat te maken. Daarvan had-ie blijkbaar al een voorraadje aangelegd, wat erop zou kunnen wijzen dat de vogel hier wellicht al een paar dagen aanwezig is.

Zeker anderhalf uur heb ik van de vogel staan genieten. Tenslotte besloot ik dat ik op ‘m uitgekeken was (vind ik eigenlijk nu alweer niet meer): het was tijd om de resterende twee uurtjes Texel te besteden. Ik koos voor de velden tussen Den Burg en Oudeschild, maar weer eens op zoek naar de mysterieuze zwarte ooievaar die, als ik de verhalen daaromtrent moet geloven, daar al vele weken en dus nog steeds zou rondhangen. Dat geloven, dat wordt steeds moeilijker want opnieuw heb ik de vogel niet gevonden. Ondanks dat waren het aangename uurtjes daar in de stille binnenlanden van Texel, na de gezellige drukte bij de steppeklap. Rondom was het landschap van de Hoge Berg, met zijn akkertjes en velden doorsneden door tuunwallen en begrensd door bosranden waarboven als een soort stuwwal de Berg. Zo onkarakteristiek voor het Waddengebied en tegelijk zo karakteristiek voor Texel. Velden vol kramsvogels en koperwieken, zo massaal als je dat thuis niet kent: tientallen op vrijwel elk veldje. Duizenden moeten het er bij elkaar geweest zijn. Het rustieke begraafplaatsje van de Georgiërs, met de bossigheid rondom die wat luwte verschafte in de inmiddels flink aangewakkerde wind. Een mooie groep wulpen en goudplevieren op een stuk half-ondergelopen land en een late boerenzwaluw zwoegend op weg naar het zuiden. Bijzondere soorten heb ik er niet gevonden, en zeker geen zwarte ooievaar, maar ach, met deze was ik ook gelukkig en wat zeldzaamheden betreft was het vandaag toch al dik in orde.

28 oktober 2012

Geen opmerkingen:

Een reactie posten