De eerste zeearend zag ik vanaf de Knardijk vrij ver maar door de telescoop toch fraai hoog in een boom zitten. Een nog jonge vogel, vermoedelijk vorig voorjaar uit het ei gekropen. De tweede zag ik vanaf het pad dat vanaf het bezoekerscentrum het gebied in gaat. Bijna een kopie van de vorige: een jonge vogel mooi hoog in een verre boomtop. Daarna zag ik vanaf hetzelfde pad nog enkele keren een jonge zeearend vliegen, waarbij altijd de vraag is hoeveel verschillende vogels dat nou eigenlijk betrof.
Vanuit kijkhut De Schollevaar zagen we onder andere een fraaie adulte vogel met lichte kop en gele snavel midden in de plas hoog in een kale boomstam zitten. En toen ik vanaf de veel te drukke hut alweer terugliep, verschenen er eerst één, daarna twee en toen zelfs drie zeearenden tegelijk zowat recht boven ons in de helder blauwe hemel. Een ervan was een fraaie adult, met smetteloos witte staart. Misschien dezelfde als ik zojuist vanuit de hut gezien had.
Ik zag nog een zeearend rondvliegen vanaf de Praamweg bij het wildrooster, opnieuw een volwassen vogel. En na een succesvol bezoekje aan een bokje op amper tien meter afstand vanuit kijkhut de Oeverloper, zag ik nog minstens drie zeearenden vanaf de Kleine Praambult en minstens één vanaf de Grote.
Elke zeearend is een indrukwekkende verschijning, elke keer weer wordt je als het ware overvallen door dat imposante voorkomen. Die fiere kop, die zware snavel, die eindeloos lange en brede vleugels. Maar er komt een moment dat je ze niet meer invoert, dat je er niet eens de telescoop meer voor pakt.
1 maart 2025
Mijn weblogkasteel
Geen opmerkingen:
Een reactie posten