Het stond al maanden op de agenda: een dagje varen op zee. De verwachtingen waren hooggespannen. Zeevogels! Stormvogels, genten, jagers, noem maar op. Ik had het al een paar keer eerder meegemaakt en meestal waren ze er allemaal bij. De afgelopen jaren was het een paar keer afgelast vanwege teveel wind maar dit keer was er bijna geen wind en kon het eindelijk doorgaan.
Eigenlijk was er te weinig wind. Oost 2 a 3, en dat al dagen lang, we moesten maar nergens op rekenen, sprak Martijn, onze gids en reisleider, ons vooraf toe. Een soort winstwaarschuwing. Ik dacht er het mijne van. Ook tijdens mijn vorige pelagische tochtjes had er weinig wind gestaan, en ook toen meestal al dagen lang. Maar Martijn heeft toch gelijk gekregen. Het was sprokkelen vandaag en we hadden alle tijd om ons aan de pontische meeuwen te wijden. De situatie op zee lijkt niet meer helemaal te zijn zoals die pakweg tien jaargeleden was.
Pontische meeuw is een van de weinige zeevogels die zijn toegenomen de afgelopen jaren. Vrijwel alle andere zijn schaarser geworden. Jan van genten: een keer vlogen er twee laag over de boot en een keer vloog een fraaie adulte vogel korte tijd om de boot heen. Zeekoeten: drie keer eentje dichtbij op zee. Noordse stormvogel, jaren geleden tijdens mijn eerste twee zeetochtjes vaste prik: in geen velden of wegen te bekennen. En jagers: één keer een grote jager. Alles samen lijkt dat nog aardig wat, maar op vele uren varen is het bar weinig en af en toe duurden die uren dan ook erg lang en waren ze best saai.
Nou is grote jager tegenwoordig behoorlijk zeldzaam geworden, schijnt erg te lijden te hebben gehad onder de vogelgriep dus dat was wel een gave waarneming. Hij kwam mooi dichtbij langs vliegen, joeg alle meeuwen uiteen en was even later in de verte nog herkenbaar toen-ie achter een meeuw aan joeg. Maar verder hadden we dus alle tijd om ons aan de meeuwen te wijden, de hele dag lang. Vooral aan de pontische meeuwen. Volop pontische meeuwen, op het laatst konden we ze dromen: witte kop, helder witte staart met scherpe donkere eindband en het bekende lamellenpatroon op de binnenhand. En wanneer ze op zee zaten die typische langgerektheid van kop, hals en snavel. We hadden ook af en toe wat geelpootmeeuwen achter de boot. Een paar keer een juveniel, die er elke keer erg lastig uit te pikken was, en ’n paar (sub)adulten die met hun heldergele poten veel gemakkelijker waren. Meeuwen genoeg dus maar op het eind snakten we naar iets anders. Maar moesten wat dat betreft genoegen nemen met een groepje zwarte zee-eenden, een zilverplevier en een mooie, langgerekte groep lepelaars die over zee naar zuid trokken. Het is niet waar we van gedroomd hadden, maar die grote jager was mooi.
22 september 2024
Meer op zee: Pelagisch
Mijn weblogkasteel
vrijdag 27 september 2024
donderdag 19 september 2024
Het goede leven
Twee zeer aangename uurtjes bracht ik vandaag door op de IJsselmeerdijk ten zuiden van Schellinkhout, nabij Hoorn. Plezierig septemberzonnetje, aangename temperatuur en uitzicht op water en drooggevallen slikvlaktes beneden in de Nek, kleiput in een knik van de Zuiderzeedijk, ooit ontstaan door het afgraven van klei die nodig was om de (toen nog) zeedijk te versterken. Aldus het onvermijdelijke Wikipedia. Voor de gemiddelde passant moet het wel een raadsel zijn geweest waarom zovelen (en al dagenlang) daar op de dijk naar het water en het slik zaten te turen. Veel was daar toch niet te zien? Wat eenden, een paar ganzen en oh ja, drie lepelaars. Voor ons zat er veel meer, maar dat vergde wel enige aandacht en vooral: technische hulpmiddelen. De een zijn werkelijkheid is die van de ander niet. Geregeld kwam men ons dan ook vragen waar we toch naar zaten te kijken. Blonde ruiter, was dan ons antwoord, zeldzame dwaalgast uit Noord-Amerika.
Er zat trouwens ook nog een ringsnaveleend in de Kennemerduinen, wat in tegenstelling tot blonde ruiter voor mij nog een nieuwe jaarsoort zou zijn. De keuze vanmorgen was dus tussen kwantiteit en kwaliteit. Ging ik voor het lijstje of voor de onvergetelijke ervaring? Het werd de onvergetelijke ervaring en dus zat ik in het septemberzonnetje bij een aangename temperatuur op de IJsselmeerdijk ten zuiden van Schellinkhout, met uitzicht op een buitengewoon fraaie blonde ruiter. Dat is voor mij wel het goede leven.
Blonde ruiter is zo’n soort waarvan het best lastig is om aan te geven waarom het er een is. Vrijwel alle kenmerken die je kunt noemen, gaan ook op voor de meeste juveniele kemphanen, maar toch, als je ze bij elkaar optelt, zie je gewoon een andere vogel. En is eigenlijk onmiddellijk duidelijk dat je niet met een kemphaan van doen hebt.
Ik had al een blonde ruiter dit jaar, een gevalletje in het Harderbroek bij Zeewolde dat af en toe maar steeds vrij ver weg zichtbaar was. Net goed genoeg om te zien dat ik niet met een kemphaan van doen had. Die moest beter, daarom was ik ook hier, en de lat lag dus niet al te hoog. Maar eigenlijk hoopte ik op meer, op iets dat in de buurt kwam van mijn eerste twee blonde ruiters, bijna twintig jaar geleden, toen ik ze zo mooi zag als ik ze later nooit meer gezien heb. Nou, ik zal het maar meteen verklappen: dat is gelukt. De vogel zwierf over het drooggevallen slik, meest maar niet altijd langs de waterkant, liet zich langdurig en ongestoord bekijken en kwam daarbij geregeld tot op amper twintig meter afstand. Gewoon genieten dus, zonder je bezig te hoeven houden met nuttigheden als onderzoeksgegevens en beheersplannen. Want wat een megamooie vogel! Zo sierlijk, zo apart van bouw, zo mooi zacht en zonnig van kleur, zo subtiel van tekening. Zo anders! Zo’n vogel is wel een paar uur op de IJsselmeerdijk bij Schellinkhout waard!
De bijzaken mochten er ook zijn vandaag: drie fraaie kleine strandlopers, een drieteenstrandloper, een juveniele kanoet, watersnippen, bontbekplevieren, een paar bonte strandlopers, een paar kemphanen, een oeverloper en drie lepelaars. Maar de verrassing van de dag was dat gevalletje dat op een gegeven moment roepend over ons heen vloog: een herhaling van hoge, schelle roepjes, niet zo helder en langgerekt als bijvoorbeeld gele kwikstaart maar korter en afgemeten of zo, met tussendoor ook een enkel lager en anders klinkend roepje. Ja, hoe leg je dat uit? Hoe geef je woorden aan zoiets onuitspreekbaars als roepjes van vogels? Vogelgidsen staan vol geschreven met lettercombinaties die iets moeten zeggen over de geluiden van vogels maar die mij meestal niets zeggen. Maar ik heb er thuis nog even flink op gestudeerd en voor mij was dit inderdaad wat ik al meteen vermoedde: ortolaan!
Had ik toch nog een nieuwe voor de jaarlijst.
15 september 2024
Mijn weblogkasteel
Er zat trouwens ook nog een ringsnaveleend in de Kennemerduinen, wat in tegenstelling tot blonde ruiter voor mij nog een nieuwe jaarsoort zou zijn. De keuze vanmorgen was dus tussen kwantiteit en kwaliteit. Ging ik voor het lijstje of voor de onvergetelijke ervaring? Het werd de onvergetelijke ervaring en dus zat ik in het septemberzonnetje bij een aangename temperatuur op de IJsselmeerdijk ten zuiden van Schellinkhout, met uitzicht op een buitengewoon fraaie blonde ruiter. Dat is voor mij wel het goede leven.
Blonde ruiter is zo’n soort waarvan het best lastig is om aan te geven waarom het er een is. Vrijwel alle kenmerken die je kunt noemen, gaan ook op voor de meeste juveniele kemphanen, maar toch, als je ze bij elkaar optelt, zie je gewoon een andere vogel. En is eigenlijk onmiddellijk duidelijk dat je niet met een kemphaan van doen hebt.
Ik had al een blonde ruiter dit jaar, een gevalletje in het Harderbroek bij Zeewolde dat af en toe maar steeds vrij ver weg zichtbaar was. Net goed genoeg om te zien dat ik niet met een kemphaan van doen had. Die moest beter, daarom was ik ook hier, en de lat lag dus niet al te hoog. Maar eigenlijk hoopte ik op meer, op iets dat in de buurt kwam van mijn eerste twee blonde ruiters, bijna twintig jaar geleden, toen ik ze zo mooi zag als ik ze later nooit meer gezien heb. Nou, ik zal het maar meteen verklappen: dat is gelukt. De vogel zwierf over het drooggevallen slik, meest maar niet altijd langs de waterkant, liet zich langdurig en ongestoord bekijken en kwam daarbij geregeld tot op amper twintig meter afstand. Gewoon genieten dus, zonder je bezig te hoeven houden met nuttigheden als onderzoeksgegevens en beheersplannen. Want wat een megamooie vogel! Zo sierlijk, zo apart van bouw, zo mooi zacht en zonnig van kleur, zo subtiel van tekening. Zo anders! Zo’n vogel is wel een paar uur op de IJsselmeerdijk bij Schellinkhout waard!
De bijzaken mochten er ook zijn vandaag: drie fraaie kleine strandlopers, een drieteenstrandloper, een juveniele kanoet, watersnippen, bontbekplevieren, een paar bonte strandlopers, een paar kemphanen, een oeverloper en drie lepelaars. Maar de verrassing van de dag was dat gevalletje dat op een gegeven moment roepend over ons heen vloog: een herhaling van hoge, schelle roepjes, niet zo helder en langgerekt als bijvoorbeeld gele kwikstaart maar korter en afgemeten of zo, met tussendoor ook een enkel lager en anders klinkend roepje. Ja, hoe leg je dat uit? Hoe geef je woorden aan zoiets onuitspreekbaars als roepjes van vogels? Vogelgidsen staan vol geschreven met lettercombinaties die iets moeten zeggen over de geluiden van vogels maar die mij meestal niets zeggen. Maar ik heb er thuis nog even flink op gestudeerd en voor mij was dit inderdaad wat ik al meteen vermoedde: ortolaan!
Had ik toch nog een nieuwe voor de jaarlijst.
15 september 2024
Mijn weblogkasteel
Abonneren op:
Posts (Atom)