maandag 25 juli 2022

Dood tij?

Er waren tijden dat vogelaars in pakweg juni of juli tegen elkaar zeiden dat de zomermaanden voor ons een soort dood tij waren waarin niets te beleven viel en waarin we alle tijd hadden om ons te wijden aan vlinders en libellen. Oude geschiedenis. Ik was het wel een beetje van plan afgelopen weken, dat van die vlinders en die libellen, maar het is er nog niet van gekomen. Te druk met vogels die telkens toch een iets hogere prioriteit hadden, wat mij betreft. Na ralreiger, grote franjepoot, terekruiter en gisteren nog een prachtige kleine geelpootruiter, was het vandaag een woestijnplevier op Texel die me weerhield van het plan om eindelijk eens kempense heidelibel te gaan zien in de Weerribben. De 22e voor Nederland, pas mijn derde en voor het eerst sinds tien jaar: kempense heidelibel moest nog maar een weekje wachten. Dus maakte ik voor de tweede keer in een week tijd de overtocht van Den Helder naar ’t Horntje.

Om kwart over 10 stond ik op de Prins Hendrikzanddijk, waar men mij wist te vertellen dat de vogel zojuist uit beeld was gelopen en zich nu moest ophouden aan de voet van het zandlichaam, waar we op geen enkele manier zicht op hadden. Zou wel weer goedkomen. Maar ja, dat hoor ik wel vaker en het komt dan niet altijd weer goed. Het werd wachten en zoeken, en hoe langer hoe meer ook nagelbijten want ging dit nog wel goedkomen? De omstandigheden werden er niet beter op. Felle zon tegen en trillende lucht: op de afstand waarop de plevier eerder deze ochtend nog gezien was, waren de meeste vogels slechts vage schimmen. Veel tijd besteedden we aan één zo’n vage schim, een licht, zandkleurig dingetje dat soms vrijwel geheel wegviel tegen het omringende zand maar op andere momenten ineens weer zichtbaar was en duidelijk herkenbaar als vogel. Meestal heel rustig scharrelde hij daar rond maar af en toe rende hij een stukje en daarna stond-ie vaak weer even helemaal stil. Typisch plevierengedrag. En af en toe leek de vogel best wat rossige tinten te vertonen, wat natuurlijk goed was voor woestijnplevier. Eerlijk gezegd geloof ik best dat het hem geweest kan zijn, maar daar koop je niks voor.
Een goeie drie uur heb ik zo aan hem besteed maar toen ben ik toch maar iets anders gaan doen. Misschien zou ik op de terugweg nog even langs gaan, zien of-ie er weer zat. Ik was al ruim voorbij Oudeschild en stond op het punt het fietspad rond Zandkes te nemen toen Pieter Doorn belde: hij zat er weer. Dank nog daarvoor.
Meteen omgekeerd en terug gefietst. Dat was best een klus, want de wind waar ik tot nu toe helemaal geen last van had gehad, bleek nu nog best krachtig en bovendien pal tegen. Ploeterend haastte ik me zuidwaards want ik wilde niet weer een paar minuten te laat zijn, en door en door bezweet stond ik drie kwartier later weer op de Prins Hendrikzanddijk. Daar werd ik echter rijkelijk beloond: hij zat er nog. Hij liep rustig te foerageren langs de meest nabije waterkant en die was aardig dichtbij. Een schitterende vogel, zeldzaam bovendien, en schitterend in beeld: wat wil een mens nog meer? De fraaie oranje borstband, de markante zwarte koptekening en de zware snavel: uit het boekje. En zo was alles toch nog goed gekomen.

Avonturen hè, avonturen. Sommige mensen belanden met een watertaxi in de Nieuwe Maas, anderen worden door Russische raketten uit hun flat gebombardeerd. Of ze worden door apocalyptische bosbranden uit hun huizen of van hun campings verdreven. Dat soort menselijk leed weet ik tot nu toe nog altijd op miraculeuze wijze te omzeilen. Ik slalom om al het wereldnieuws heen en maak dus nooit wat mee dat de krantenkloppen haalt. Ik moet het doen met dit soort zaken: het op het nippertje toch nog te zien krijgen van een woestijnplevier.

23 juli 2022


Meer: Steppearend

Geen opmerkingen:

Een reactie posten