zaterdag 26 maart 2016

Schiermonnikoog

Wij, vogelaars, nou ja, laat ik voorzichtigheidshalve voor mezelf spreken, af en toe probeer ik te ontsnappen aan de ratrace van het moderne leven. Probeer ik afstand te nemen van de snelheid van de huidige tijd en van de waan van de dag waarin we vooral bezig schijnen te moeten zijn met elkaar de loef af steken, om in plaats daarvan even stil te staan en me te wijden aan iets dat volmaakt nutteloos is en misschien wel zijn waarde juist aan die nutteloosheid ontleent. Maar duik vervolgens onder in die andere ratrace, die van vogelaars onder elkaar waarin we op onze eigen wijze elkaar de loef proberen af te steken en druk zijn met de ene zeldzaamheid na de andere te scoren.
Hier gaat iets niet helemaal goed, denk ik dan.
Nou ja, ik overdrijf natuurlijk maar wat is het heerlijk om af en toe niet bezig te zijn met zeldzaamheden, niet bezig te zijn met wat voor lijstje dan ook en gewoon het veld in te gaan en te genieten van de stilte en van de horizon om je heen en van wat er maar toevalligerwijs op je pad komt, wars van iedere scoringsdwang. En waar kun je dat beter doen dan op een Waddeneiland? Dus afgelopen weekend naar Schiermonnikoog geweest, waar helemaal niets te halen viel en we alleen maar genoten van de stilte en van de horizon om ons heen. En van de landschappen die van het eiland als het ware het aangezicht vormen. Strand en zee, pol­der en duin en, verscholen achter een doolhof van poelen en drassige laagtes in de luwte van kruipwilgvegetaties en lage duintjes, de Westerplas. En aan de andere kant van het eiland, waar je je begeeft in de ongereptheid van het oostelijke duin, zie je hoe geleidelijk de duinen zich openen en ruimte geven aan natte laagtes, hoe natte laagtes zich aaneensluiten en worden tot drassige kwelders waar je over smalle bruggetjes met slechts aan één kant een leuning, slenken en prielen oversteekt waarin al stukjes Waddenzee wonen, en hoe tenslotte toch nog plotseling de weidsheid voor je staat van waar alleen nog weer en wind zijn, bestrooid door de ju­bel­tonen van de veldleeuwerik. En je herademt: dit is vrijheid, dit is wat mensen zoeken in verre lan­den of in hoge bergen of in een­zame kloosters en zelfs daar soms niet vinden kunnen terwijl hier de zwaarte van het bestaan vederlicht verwaait in de wind.
En dan denk je: het is toch gelukt.
Het auteursrecht berust hier bij de getijden. Eb en vloed zijn schepper en vormgever, componist en dirigent. En terwijl her en der nog duintjes oprijzen als miniatuurgebergten, eilandjes van duinland, wordt verderop de vegetatie al schaarser en schaarser en voor je het weet, heet het hier wad in plaats van kwelder, Wadden­zee in plaats van Schiermonnikoog, om de reikwijdte aan te geven die hier aan de orde is. We hebben het allemaal meegemaakt op onze tocht naar het Willemsduin. Het Willemsduin op Schier, ver weg in die ongerepte kwelder, dat is zoiets als het beklimmen van de Mount Everest, maar dan op Nederlandse schaal. Heel in het klein dus, maar toch een doel, toch een prestatie. Sta je onder het baken, dan heb je toch een soort van top bereikt. Hoewel, nou ja, eigenlijk is het een beetje als de Mount Everest beklimmen en halverwege omkeren. Want er is nog heel wat eiland voorbij het Willemsduin.
De grote uitdaging zat in de terugweg. Heen waren we al gauw het spoor bijster. We belandden langs de stuifdijk en op het strand waar de weg naar het oosten eenvoudig is, en op het juiste moment leidde een smal spoor ons eenvoudig naar het baken. Maar terug volgden we het ‘reguliere’ pad dat we heen niet hadden kunnen vinden. En dat was maar goed ook want ik weet niet of we dan het Willemsduin bereikt hadden. Als de eerste keer dat we dwars door een slenk heen moesten, ons niet had doen terugkeren, dan de tweede keer wel dat we wadend door het water en biddend dat we niet meer dan enkeldiep in het slijk zouden wegzakken, zo’n lokaal stukje Waddenzee overstaken. Maar op de terugweg hadden we geen keus. Ook al zakte Harriët een keer met haar hele laars in de modder en kon ik die er nog maar net uittrekken, naar de overkant moesten we. Maar we haalden het, we bereikten de bewoonde wereld en intussen had ik toch maar een fraaie ruigpootbuizerd boven de kwelder bezig gezien. Want ja, er waren natuurlijk toch ook vogels. Duizenden brandganzen in de polder, en honderden rotganzen, vaak dicht langs het fietspad, die allemaal rustig bleven zitten of hooguit een stukje opschoven als je langs kwam. En tussen die rotganzen onder andere een prachtige zwarte rotgans die op een keer op amper tien meter zat, zo dichtbij dat ik ‘m zonder verrekijker kon aanwijzen. In de polder ook duizenden goudplevieren. In een klein groepje brandganzen een mooie kleine rietgans. Een laag overvliegende slechtvalk. Een bokje opvliegend uit de kwelder. Ja, op een Waddeneiland valt altijd wel wat te halen.

21 maart 2016


Geen opmerkingen:

Een reactie posten