dinsdag 29 april 2025

Breskens

Ik had nog nooit op een geschikte dag op telpost Breskens gestaan, de beroemdste telpost van Nederland. Ik herinner me een keer in mei met een miezerige noordwester. Er was verder niemand op de telpost en daar was alle reden voor. Ik herinner me een keer in oktober toen ik terugkwam van de twitch van een oostelijke vale spotvogel in Nieuwvliet Bad. Verkeerde tijd. Dat wist ik natuurlijk ook wel maar ik kwam er toch langs. En een paar jaar terug waren we in juli op vakantie bij Cadzand. Ook toen heb ik een keertje op de telpost gestaan. Maar ja, juli: het was niet eens trektijd. Maar nu was het eind april, een zonnige lentedag met een matig oostenwindje. Het goede moment en goede omstandigheden, dus ik stelde me er van alles bij voor. Wouwen, visarenden en wie weet wat voor spectaculaire krenten nog meer.
Al toen we de auto uitstapten, hoorden we de eerste nachtegalen en braamsluipers zingen. Niet waar we voor kwamen maar wel heel plezierig. En op weg naar de telpost vlogen al de eerste gierzwaluwen en een eerste groepje groenpootruiters over ons heen. Dat beloofde veel: meteen het gevoel dat je hier op een bijzondere plek was.
Op de telpost was het vooral de massaliteit van de trek die indruk maakte. Een bijna constante stroom van gierzwaluwen passeerde. Groepje na groepje vloog langs ons heen, soms vlak over onze hoofden, vaak onderlangs de post en een enkele keer bijna tussen ons door. 5711 zijn er vandaag geteld en al heb ik die lang niet allemaal gezien, het was overweldigend. Voor groenpootruiter stopte de teller bij 411. Veel minder dan er gierzwaluwen langs vlogen maar voor groenpootruiter vind ik dat een indrukwekkend aantal. De ene groep na de andere vloog langs en bijna voortdurend hoorde je ze uit de verte roepen. Ook vele groepjes regenwulpen vlogen voorbij. En graspiepers, gele kwikstaarten, boerenzwaluwen, huis- en oeverzwaluwen (opvallend genoeg vandaag meer oever- dan huis-) en nog veel meer. Allemaal naar oost, de kustlijn van de Westerschelde volgend. Een fitis kwam even buurten, eerst op een telescoop naast me en daarna in een struikje een paar meter verderop. Hij stond een beetje symbool voor de welhaast magische aantrekkingskracht van de telpost. Het was geweldig om die mee te maken.
Maar die krenten, ach, die krenten. Zoals bij zoveel in het leven bleef de realiteit net iets achter bij de hooggespannen verwachtingen. Dat is een fact of life, daar moeten we mee leven. Maar na zowat vier uur wachten passeerde dan toch de eerste zwarte wouw, en een zwarte wouw is een mooie soort. Hij vloog op behoorlijk afstand ten zuiden van de telpost naar het oosten maar was door de telescoop toch mooi in beeld en prima herkenbaar aan de sombere zwartbruine kleur, de lichte banen over de vleugels, de in gespreide stand scherp gehoekte staart en de bijna arendachtige gestalte met lange, licht afhangende vleugels.
Amper een kwartier later passeerde al de tweede die vrijwel dezelfde baan volgde. Dat beloofde veel voor de komende uren, maar daar bleef het bij. Ondertussen wel tientallen grote sterns die vanuit de kolonie verderop telkens weer over zee uitzwermden. Zwartkopmeeuwen vlogen af en aan, soms laag over ons heen en je kunt nooit vaak genoeg herhalen hoe mooi die zijn. Enkele dwergsterntjes foerageerden boven de plasdras beneden en regelmatig zong de graszanger. Een purperreiger vloog samen met een blauwe reiger naar oost: thuis kijken we er amper nog naar om maar hier blijkbaar een goede soort. En onbetwist een goede soort waren de twee reuzensterns die oostwaarts passeerden over de Westerschelde.
Na het middaguur begon de trek een beetje stil te vallen en vertrokken de meeste tellers. Voor ons reden om ook iets anders te gaan doen.

26 april 2025

donderdag 17 april 2025

Veere

Ik ben een waardeloze vogelaar. Sta altijd op het verkeerde moment op de verkeerde plek, al kun je je afvragen of er ooit een goed moment is om op de verkeerde plek te staan. Zo was ik afgelopen weekend in Veere. Nou is Veere een prachtig stadje maar qua vogels is er niet bijzonder veel te beleven. En intussen vlogen in de rest van het land de mooiste soorten af en aan.
Nou moet gezegd dat vogels in Veere niet onze hoofddoelstelling waren, wat half april wellicht onverstandig is. Maar als je dan leest van wouwen in alle soorten en maten en meer, die tijdens ons verblijf in Veere mijn thuisprovincie aandeden, terwijl ik hier nog de grootste moeite had om zelfs maar een buizerd te vinden, dan ga je je toch afvragen of het wel een goed idee was geweest om een weekendje naar Veere te gaan. Nou ja, dacht ik vrijdag nog, met draaihals en meerdere beflijsters in of in de buurt van Oranjezon, tussen Oostkapelle en Vrouwenpolder, kon morgen nog alles goedkomen.
Maar dat kwam het niet. Het was mooi in Oranjezon, een mooi, afwisselend duingebied met geel flakkerende bremstruwelen, kale zandduinen, grazige duinweiden en meer, met zingende boomleeuweriken en nachtegalen, jagende blauwe kiekendief en langs jakkerend smelleken, allemaal leuk, maar zaterdag geen draaihals meer en zelfs geen enkele beflijster.
Maar ik zal ophouden met klagen want ondanks alles denk ik met veel plezier en een toefje weemoed terug aan ons weekendje Veere, aan ons huisje in een rustig wijkje vlak buiten de vesting, aan mijn vroege ochtendwandelingen langs het Veerse meer en de Veerse kreek en aan de pittoreske straatjes in het oude Veere, en dat betekent dat het er goed was. Veere zelf is natuurlijk een kleinood, een pareltje met zijn ranke (voormalige) gemeentehuis met torentje en zijn stoere oude kerk die oogt als een middeleeuwse burcht. Zijn stille straatjes en drukke pleintjes en monumentale herenhuizen en zijn ommuurde binnentuinen waar je meestal nog wel over de muurtjes heen naar binnen kon kijken in een verscheidenheid aan mini-paradijsjes half verscholen achter die muurtjes. En alles omkranst door zijn statige vestingwerken en zijn singels, bekroond door een oogverblindend witte molen.
Die vestingwerken vormen de aanzet tot de omgeving van Veere en die is eigenlijk best interessant. Aan de noordoostkant grenzen ze aan het Veerse meer en in het noordwesten aan de af en toe behoorlijk ongerepte oeverlanden erlangs, enerzijds ruige struweelvegetatie en anderzijds rijzig populierenbos dat overgaat in het Veerse bos dat een uitgestrekt stelsel van oude kreken omvat, half natuurlijke waterlopen half verscholen achter rietlanden en bosranden. Goed voor idyllische doorkijkjes langs hoge bosranden en in kreken kronkelend langs gele rietkragen. Natuurlijk, ook daar heb ik vergeefs lopen zoeken naar draaihals en beflijster en ook daar heb ik vergeefs de lucht afgespeurd naar wouw of steppekiekendief, maar ik had er wel mijn eerste koekoek van het jaar, op het Veerse meer prachtige middelste zaagbekken, en in het krekengebied een erg fraaie roerdomp die ineens laag langs me heen kwam vliegen. En daar kan natuurlijk geen wouw tegenop, in elk geval geen wouw die je niet gezien hebt.

13 april 2025


Mijn weblogkasteel








donderdag 10 april 2025

Wij geluksvogels

Dat we leven in een tijdperk, zeg tweede helft van de 20e eeuw en de eerste paar decennia van de 21e, en in een regio, het rijke en welvarende westen, die gezamenlijk verreweg de beste levensomstandigheden, de meeste welvaart, het grootste comfort en ook de grootste veiligheid ooit hebben voortgebracht in de geschiedenis van de mensheid, maakt iedereen die dit leest, iedereen die dit lezen kan, tot ongelooflijke geluksvogels. Dat vergeten mensen nog weleens. Het maakt dat we eigenlijk geen enkel recht hebben om over wat dan ook te klagen. Dat neemt niet weg dat ik er behoorlijk van kan balen dat ik alweer al die leuke soorten misloop die iedereen om me heen, zo lijkt het, wel ziet. Van alle rode wouwen die de afgelopen weken gemeld zijn op hun trek naar het noorden, zag ik er nog niet een. Voor de beflijsters die ter onderbreking van hun trek bivakkeren op heidevelden en ruige terreinen, geldt hetzelfde. Net als voor al die steppekiekendieven, draaihalzen en havikarenden. Het wil gewoon maar niet lukken de laatste tijd. Ik doe erg mijn best maar meestal kom ik thuis met niet meer dan wat modale doorsnee-soorten. En natuurlijk wil ik ook daar ten volle van genieten want wie het kleine niet eert enzovoort, maar soms is dat best lastig.
Als ik dan niet zelf een leuke soort kan vinden, dan moet ik maar naar gevallen toe die anderen al voor me gevonden hebben. Daarom vandaag naar Elst, voor een hop in Plantage Willem III. Maar al na mijn eerste inspectierondje op de plek waar-ie gisteren tot eind van de middag gezien is, was duidelijk dat het een moeilijk verhaal ging worden. Het is een prachtig gebied, met verspreidde bosjes glooiend naar de bosrand in de verte, maar het is ook groot en onoverzichtelijk en zo’n beest kan overal wel zitten. Maar vooralsnog kon niemand hem vinden.
In de Elster Buitenwaard geweest, waar zich geen spannende steltjes vertoonden en geen spannende rovers over de rivier trokken. En weer terug in de Plantage Willem III waar geen beflijsters, geen tapuiten en geen paapjes maar slechts boompiepers en roodborsttapuiten. En hop nog altijd niet teruggevonden dus waarschijnlijk zat-ie nergens. Maar klagen daarover, dat doe ik natuurlijk niet.

6 april 2025

Mijn weblogkasteel







vrijdag 4 april 2025

Biesbosch

Uit de categorie ‘dat viel toch weer mee’: mijn dagje Biesbosch vandaag. Het was een prachtige lentedag vandaag met volop zon, maar wel met ook een stevige en frisse (of moet je zelfs zeggen: een koude) noordwestenwind.
Als je als vogelaar naar de Biesbosch gaat, hoop je natuurlijk vooral op zeearenden en visarenden. Wat dat betreft begon de dag goed: al meteen vanuit het uitkijkpunt aan het eind van de Ooyevaar, zowat midden in polder Hardenhoek, zag ik op de grote plaat halverwege de polder een jonge zeearend zitten. Maar toen ik de telescoop geïnstalleerd had, kon ik hem niet meer vinden. Toen ik weer met de verrekijker keek, zag ik ‘m laag over het water vliegen maar met de telescoop kon ik ‘m opnieuw niet terugvinden. Hij was alweer gevlogen. Nou ja, het zou de laatste wel niet zijn.
Het kleine leed dat een vogelaar kan overkomen. We zullen er maar niet al te hard over klagen. Ook niet over die wind, hoewel die me nu wel parten begon te spelen. Het was koud, het was af en toe zwoegen en de vogels zongen maar mondjesmaat. Naast op zee- en visarend had ik gehoopt op wat leuke lentesoorten, wat typische rietvogels. Maar rietzangers en blauwborsten zwegen in alle talen en er was nog geen zwaluw te bekennen. Natuurlijk zong af en toe luid de cetti’s zanger en geregeld liet ook fitis van zich horen maar vaak was het een stille boel, als je het geruis van de wind wegdacht. Wel mooi waren natuurlijk de grutto’s die met honderden in Hardenhoek bivakkeerden, en prachtig waren de tientallen ijslandse grutto’s die zich daartussen bevonden maar iets spannenders kon ik niet vinden. Een paar zomertalingen, af en toe zwartkopmeeuw: aangenaam maar geenszins verrassend. En arenden lieten zich vooralsnog niet zien.
Ik zwierf wat door de Noordwaard, kwam langs het Biesboschmuseum en zat een tijdje op het uitkijkpunt bij Pannenkoek. Ik zag kleine zilverreiger en hoorde matkop zingen, wat tegenwoordig een vermelding waard is, maar van zeearend geen spoor, laat staan van visarend. Tot ik terug was op het dijkje aan de oostkant van Hardenhoek. Ver weg boven de bosrand aan de overkant zag ik daar eindelijk weer een zeearend vliegen. Opnieuw was die echter uit beeld toen ik de telescoop, intussen opgeborgen vanwege de harde tegenwind, weer had geïnstalleerd.
Nou ja, geen visarend dus vandaag. Er zijn ergere dingen. Nog even prachtige ijslandse grutto’s en een mooi stel zomertalingen dichtbij in Hardenhoek en daarna terug naar de pont. Vanaf de pont nog even twee meeuwen geïnspecteerd die boven de dijk hingen. De een was een onvolwassen beest van onbekende komaf, de ander … verrek: visarend!

30 maart 2025


Mijn weblogkasteel