dinsdag 18 april 2023

Woensdag 15/03/23: Naar Boumalne

Een lange reisdag vandaag, van Marrakech via Ouarzazate helemaal naar Boumalne, hooggelegen in het oosten, tegen de steenwoestijnen aan. We verlieten de stad die we ons een klein beetje hadden toegeëigend, ons hotel, ons thuis voor twee dagen met zijn lange gangen en zijn eetzaal (nou ja, elk hotel heeft natuurlijk gangen en een eetzaal), mijn kamer vijf hoog met een éénpersoons- en een tweepersoonsbed voor mij alleen en met balkonnetje hoog boven de straat met uitzicht op huisgorzen en op soms wel honderden gierzwaluwen. Het was nogal een avontuur, nou ja, soort van: van de grote stad over het hooggebergte heen en omlaag diep de droge landen van Marokko in. Een andere wereld, alweer een andere wereld. Aan onze raampjes gekluisterd zagen we de vegetatie steeds kariger, steeds schaarser worden en de bewoning steeds dunner. Al zullen er af en toe wel wat ogen dichtgevallen zijn en zal iedereen wel stukjes gemist hebben van de film die buiten voor ons werd afgespeeld. Ik in elk geval wel. En nu zitten we, na het hectische Marrakech van vanochtend, ineens in een bijna sprookjesachtig hotel even buiten Boumalne. Al is Boumalne ook best wel hectisch natuurlijk, maar daar merken we hier weinig van. Het is een hotel als een koloniale nederzetting, ommuurd en met imposant poortgebouw. De kamers hebben monumentale, zware houten kamerdeuren met oosterse reliëfs van abstracte motieven, en worden afgesloten met een middeleeuws ogende slotconstructie van sierlijk, met goud belegd smeedwerk, gezekerd met een eenvoudig en modern hangslotje van de Marokkaanse incarnatie van de Hema. Maar ogen van binnen overigens heel hedendaags. Al met al is het een complex waarvan ik even niet goed weet of ik het prachtig en historisch moet vinden of edelkitsch; het vergt waarschijnlijk een grondige kennis van zaken om daarover te kunnen oordelen. Het is hoe dan ook een geweldige plek om een paar dagen te verblijven, met mooie uitzichten op de stad, op het dal beneden, op het begin van de steenwoestijn waar we ons morgen aan tegoed mogen doen, en op de bergen aan de overkant van het dal, waarachter veel verder weg en veel hoger nog steeds de sneeuwbergen van de Atlas.

Onderweg een paar prettige tussenstops gemaakt. Het is sowieso prettig om even de bus uit te mogen en het is extra prettig als daarbij vogels te zien zijn. Eerst halverwege de klim over het Atlasgebergte, langs een beek met rondom schaars geboomte en stenige hellingen en aan de overkant een naarstig blaffende hond waarvan we maar hoopten dat-ie aan de overkant blijven zou. Grote gele kwikstaart hier, drie rotsduiven die gezien de locatie en hun uniforme kleed wel als echte rotsduiven de boeken in mogen, en een fraaie atlasarendbuizerd boven in een struikje hoog boven ons.
Daarna bovenop de bergpas, op 2240 meter hoogte, met wat concurrerende eettentjes en terrasjes met ieder hun eigen uitbater die ons allemaal probeerden te lokken, een frisse bergwind, een raaf en spectaculaire en bijna angstwekkende uitzichten in de diepte en op het omringende bergland. En veel teveel mensen daar op randjes en op rotsplateaus hoog boven die diepte om me nog zenuwachtig over te kunnen maken.
Vervolgens in een gruwelijke hel van een steenwoestijn tegen de achtergrond van de besneeuwde toppen van het Atlasgebergte, die aanvankelijk volkomen levensloos leek maar waar we daarna toch woestijnleeuwerik en woestijntapuit vonden. Woestijnleeuwerik was alweer een lifer. Doelsoort was hier de westelijke rouwtapuit, maar die konden we niet vinden. Het eerste minnetje deze reis.
En tenslotte bij een groot stuwmeer (het Mansour Eddahbi) waar we na veel dwalingen uiteindelijk goed zicht op kregen, wat onder andere casarca’s opleverde (hier natuurlijk met een heel andere status dan bij ons: geen reden om te twijfelen aan hun wildheid, lijkt me), steltkluten, kleine zilverreigers en kluten. Spannender nog was het op de oever, waar in en rond een gebouwtje twee schitterende witkruintapuiten aanwezig waren, een volwassen vogel en een tweede kalenderjaar, nog zonder witte kruin wat voor enige verwarring zorgde. Witkruintapuit: we vonden dat toen nog heel wat. Inmiddels hebben we er onderweg al aardig wat gewoon vanuit de bus gezien dus zeldzaam is-ie hier niet. Verder hier enkele kuifleeuweriken en in karig struikgewas langs het water wat zangertjes waaronder een westelijke vale spotvogel. Bijna achteloos druppelen nog altijd de lifers binnen. Deze realiseerde ik me vanavond pas: al mijn vorige vale (Nieuwvliet Bad, ooit in Griekenland) waren oostelijke geweest. Al is het verschil tussen die twee erg subtiel en kun je je afvragen of men daar nou zo nodig een aparte soort van had moeten maken.
Het was al met al een meer dan redelijke opbrengst voor zo'n reisdag. Zodat ik na drie dagen al op dertien lifers sta.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten