maandag 9 juni 2014

Bretagne

Ik herinner me vooral de vuurtorens, die glinsterden aan de horizon en allerlei vage associaties op­riepen, gedachten aan iets vers en ongrijpbaars.
Dat was 's nachts. Overdag oogverblindende kliffen en sprookjesachtige rotskusten. Uitzich­ten tot ver over de wereldzeeën en getijdenhaventjes waar vissersbootjes met trossen van oranje bol­len scheef­gezakt in het slik lagen. En meer. Genoeg al met al om je dag na dag de ogen aan uit te kijken. Maar 's nachts vooral het nietige licht van de vuurtorens dat, temidden van kolos­sale duisternis, twin­kelde aan de horizon. En de nabijheid van de eigen vuurtoren die zijn licht­bundels, zo helder alsof je eraan hangen kon, naar de verte zond.
Als boegbeelden staan ze aan hun standplaats genageld. Ze belichamen het karakter van Bretagne, daarnaast terug te vinden in zulke uiteenlopende zaken als de warme crêpes in de crêperies, akkertjes met bloeiende artisjokken, de stakerige kerktorentjes van grove zandsteen en de onuitsprekelijke na­men die we lazen op straatnaambordjes onderweg.
Zowat ieder plaatsje had zijn eigen vuurtoren. Dichtbij landinwaarts vonden we de onze: een vreemd­soortig lichtbaken dat in geheel eigen ritme stond te knipperen. Een onwaardig ge­drocht, zowel in licht­beeld als in gestalte, dat helemaal niet beantwoordde aan de voorstelling die men zich van een vuurtoren maakt. Op een late avond stonden we aan zijn voet en ver­baas­den ons: de schamele toren was hol, het licht scheen door de kieren van de vergrendelde deur, spinrag als een verzegeling en ver­der niets.
Niet ver weg scheen ook het machtige zwaailicht van St. Mathieu dat, met een tussenpoos van vieren­twintig stappen op een koude avond op weg van de kroeg in het dorp terug naar de tent op de lege cam­ping, zijn licht aan de hemel streek en tot ver over land en zee slingerde. En aan de horizon deel­den verre en onbekende oorden via hún vuurtorens geruisloos hun bestaan aan ons mee. Zoals het oceaaneiland Ouessant, waar de Phare de C'reach schitterde onder zijn ge­lij­ken.

Enkele dagen later waren we zelf op Ouessant en verdronken we in het licht van dezelfde vuur­toren die gisteren nog aan de horizon stond. En 's nachts, wandelend over het eiland, za­gen we ver weg de gloed van een andere vuurtoren. Zoals Ouessant deel had uitgemaakt van de nachtelijke horizon van St. Mathieu, zo nam St. Mathieu nu zijn plaats in op die van Ouessant. We hadden van vuurtoren ge­ruild.


September 1988


Meer buitenlandse zaken: Albertville

Geen opmerkingen:

Een reactie posten