woensdag 1 maart 2017

Albertville ‘92

Ons bewustzijn, heel ons gedachteleven is ingebed in een oceaan van verleden, van het deuntje dat we in ons hoofd hebben tot de plotselinge flitsen van herinnering aan een al bijna vergeten gebeurte­nis lang geleden. Herinneringen aan bijna niets soms, die volmaakt willekeurig de ge­dachten binnen treden. Even proef je eraan, een gevoel zo vluchtig, zo onaanraakbaar dat het, zodra je het grijpen wilt, je tussen de vingers glipt. En je weer met lege handen staat, als een kind dat teveel kastanjes in zijn armen wilde verzamelen en ze allemaal liet vallen. Alleen een smaak blijft achter.

Overheerlijk is de smaak van de Olympische winterspelen van Albertville '92. Die smaken naar Ménétréols sous Vatan in Frankrijk. Naar de ochtendzon die binnen schijnt in ons slaap­kamertje waar de verwarming de hele dag hoog staat en dat zodoende een eilandje van warmte vormt in ons koude huisje, zelf weer onderdeel van een eilandje in het lege landschap rondom.
Ze smaken naar het saaie Frankrijk waar niemand met vakantie heen gaat, waar je anders alleen met de trein langs komt, denkend van 'asjeblieft niet hier' en verlangend naar de heuvels en de ber­gen verderop. Ze smaken naar de lege, de trage en zinloze schommelingen van een land­schap dat niets te verbergen heeft en ook niets om het achter te verbergen.

Omgeven door die onbegrensde leegte sleten we enkele dagen in een gîte aan een erf met water­put en keffend hondje. Rondom wat huizen en schuren en wat kaal geboomte: ons eilandje in deze zee van kaalheid waarin her en der nog enkele van zulke eilandjes van landschap dreven. Een boerderijtje tussen opflakkerend geboomte. Een eenzaam stukje bos waarin de wind kraakte en schuurde. Een rijzige groep populieren met maretakken als stukjes zomer in de kale kruinen. Een bende roeken op het land. Winters Frankrijk waaraan toch al een vleugje voor­jaar kleefde, voorjaar van vink en geel­gors.
Temidden daarvan ondergingen we het alledaagse Frankrijk. De stille drankkamers van een­zame hotelletjes in de periferie van het internationaal toerisme. Dorpsjongeren die een partijtje pool spelen in hun stamcafé. En de televisie die ons liet delen in Frank­rijks aard en emoties, in Frankrijks massacultuur. Zoals de meteo: het weerbericht op zijn Frans. Wild gebarend en ademloos voort ratelend voorspelde een soort clown ons dagelijks depressie na depres­sie, wees ze aan op de oceaan: die morgen, die overmorgen, die vrijdag: Dé Lá Pluíe, met op elk woord een eigen klemtoon alsof-ie ons zijn onheil wilde aanprijzen. Er was ook een dame die in nachtclub­achtig gewaad en met sterren om haar heen, als een soort toverfee haar verhaal als een spraakwaterval uit één stuk over ons uit stortte. Zonder hoorbare onderbreking sloot ze telkens af met een bijna zwoel ‘bon soirée et a demain’, waarbij haar stem plotseling omlaag boog en zachter werd en op haar gezicht een ongelooflijk lieve glimlach uit­brak, alsof ze ons, ondanks haar voorspellingen, alle goeds van de wereld toewenste.

Maar bovenal ondergingen we Frankrijks Olympische neurose. Frankrijks euforie om de dub­bele zege in het Ski Artistique: de 'bochelmannetjes' die over hobbeltjes omlaag skiën en twee keer een artistieke sprong maken. Frankrijks helden: Fabrice Guy en Sylvain Guillaume die goud en zilver wonnen op de Noordse combinatie. En Frankrijks desinteresse in het Patinage en Vitesse, waarvan in de krant niet meer was te vinden dan enkele schamele uitslagen. Onder het kopje 5 km Hommes dat volgde op de 5 km Classique Hommes en 10 km Classique Dames, zodat geen enkele Fransman begre­pen heeft dat het hier om hardschaatsen ging en niet om langlaufen.
Elke Olympische uitzending was omgeven door een uitgebreide reclamespot van de hoofd­sponsors die toch al voortdurend prominent in beeld waren: Candia/Yoplait, Mars et M & M's, en Coca Cola, pour les Grande Moments du Sport. En elke dag sloot de presentator op Antenne 2 in ruitjesblouse de uitzending af met de woorden Vive le Sport, alsof-ie een godheid aanbad. Ja, Frankrijk was in de ban van zijn Albertville disneufquatrevingtdouze.

Ach, de nostalgie, hoe nutteloos maar wat smaakt ze zoet.


Meer buitenlandse zaken: Porto

Geen opmerkingen:

Een reactie posten