dinsdag 14 februari 2017

Weekend

Het was me weer het weekend! Dat begon al vrijdag. Ja, voor mij begint het weekend op vrijdag, min of meer mijn vaste dag voor effe heen en weer, tussen de huishoudelijke verplichtingen door. Vroeger heette dat pappadag, inmiddels zijn de dochters daar al vele jaren te oud voor. Dat betekent des te meer ruimte voor effe heen en weer. Dit keer verleidde de melding van enkele europese kanaries in Rhenen me tot effe heen en weer naar dit oude stadje aan de Nederrijn. Het was overigens mijn tweede poging, wat betreft eurokanaries: twee weken terug stond ik twee uur vergeefs te wachten / liep ik twee uur vergeefs te zoeken in een buitenwijk van Ede, enkele kilometers verderop. Deze plek was veel mooier: wat oude, half ommuurde tuinrestanten in de schaduw van de overigens stevig ingepakte Cuneratoren en aan de rand van de uiterwaarden langs de rivier. Er was een bultig grasveldje, enkele statige lindebomen en een ruig veldje met bossen uitgebloeide bijvoet. En daar vond ik bijna meteen de kanaries. Later zaten ze ook af en toe in de bomen en brachten daar zelfs aarzelend hun rinkelende gezang ten gehore. Het was een bijna intiem moment, ik en die kanaries omgeven door dat oeroude stukje Europa, omgeven ook door mensen, weliswaar onzichtbaar want het oogde verlaten op deze plek als een decor van de middeleeuwen, maar er woonden in dat decor ook echte mensen, mensen die hier hun thuis hadden, hoe onvoorstelbaar dat ook leek.

De zaterdag werd gekleurd door sneeuw, en door een prachtige groep pestvogels in De Bilt. Zo’n groep die, voor zover ze niet in de omringende kale bomen zaten toe te kijken tot enkele al te opdringerige vogelaars en/of fotografen (daar wil ik vanaf zijn) weer gepaste afstand hadden genomen, scharrelden in het struikgewas en bungelden aan de twijgen en intussen vlijtig bezig waren de vruchten te plukken van dat struikgewas. Ik besteedde er een uurtje aan en dat dat was een bijzonder aangenaam uurtje, kan ik u verzekeren.

En vandaag waren we op excursie met vogelwacht Utrecht. Een bitterkoude winterdag. Het had volop gesneeuwd afgelopen nacht. Dat betekende een sprookjesachtige, witte wereld om ons heen, maar ook af en toe acrobatische toeren, zowel op de fiets op weg naar de verzamelplaats als in de auto op smalle, besneeuwde weggetjes in de polders rond Strijen, met kuilen en gaten en steile oevers die voerden naar koude sloten. Om ons heen nog een ongerept wit winterlandschap waarin overigens slechts spaarzaam wat groepjes ganzen en zeker niet de dwerggansjes waar we naar op zoek waren. Maar wel een smelleken, eerst fraai op de besneeuwde akker en daarna voor ons langs over het land vliegend om te eindigen op een slootkant aan de andere kant van de weg. En die smelleken maakte met name één van de excursanten bijzonder gelukkig. Tenslotte vonden we ook de dwergganzen, op de plek waar ze zich blijkbaar al dagen lang ophouden, maar die zaten er niet erg appetijtelijk bij. Ver weg, matig licht, ternauwernood herkenbaar, nee, het hoogtepunt van de dag zouden ze niet worden.
Ik was, na mijn succesvolle ondernemingen op vrijdag en zaterdag, bereid vandaag genoegen te nemen met één goede soort, het was de vraag of de dwergganzen daartoe al mochten dienen, en verder lekker te gaan genieten van soorten die hier wat gebruikelijker zijn maar die we in onze eigen regio met een lantaarntje moeten zoeken. En dan meestal nog niet vinden kunnen. Het is een wat moeizame indeling. Behoorde de smelleken tot die laatste categorie? Of was dat toch al die ene goede soort waar ik naar op zoek was? En die zwarte zeekoet? Na enig zoeken hadden we die al vrij gauw gevonden langs de Brouwersdam, en natuurlijk: een hele goede soort. Maar toch ook een soort die hier wel gebruikelijk is de laatste jaren: het is alweer het vierde opeenvolgende jaar dat we die hier aantreffen. Het mocht de pret niet drukken: het blijft een hele goede soort. Tot de tweede categorie behoren in ieder geval de middelste zaagbekken. Maar die zijn natuurlijk wel zo fraai dat iedere miza, zoals ingewijden hem noemen, enige momenten van toewijding waard is. En er zaten er heel wat langs de dam, zodat het onvermijdelijk was dat vele daarvan niet de toewijding kregen die ze verdienden.
Het was ouderwets koud op de Brouwersdam, en de zee oogde op het eerste gezicht ouderwets leeg. Het tweede gezicht is hier altijd beter: na de zeekoet vonden we ook al gauw de eerste roodkeelduiker, de eerste zwarte zee-eend, de eerste kuifduiker, de tweede roodkeelduiker, de derde roodkeelduiker enzovoorts. We ontdekten ook een parelduiker. Dat wil zeggen: af en toe zag iemand even een duiker boven water waarvan hij of zij dacht dat het ‘m was maar die steeds weer onder water verdwenen was voordat iemand het kon bevestigen. Ik zeg dat overigens zonder enige scepsis want zelf zag ik hem twee keer net zo kort maar, vooral de tweede keer, duidelijk genoeg: contrastrijke kop met donkere kopkap en ogen die niet vrij in het wit lagen maar schuil gingen in de donkere kap; snavel recht tot iets naar beneden neigend en opvallende witte dijvlek.
Verder langs de dam volop van die soorten die hier weliswaar gebruikelijk zijn maar die we in onze eigen regio met een lantaarntje moeten zoeken. IJseenden, dit jaar talrijker dan ooit langs de dam. Zilverplevieren, rotganzen, eiders, paarse strandlopers, genoeg te genieten.
Aan de overkant, op Schouwen Duiveland, oogde het inmiddels een stuk minder wit, een stuk minder winters. Je voelde het er niet aan af maar blijkbaar was er toch enige dooi gaande. Een zoektocht rond de Stolpweg leverde geen resultaat op waarna we, na een bezoekje aan de Heerekeet, de Oude Prunje en omstreken aan een onderzoek onderwierpen. Dat leverde weer nieuwe prettige soorten op als kluut, zwarte ruiter, kleine zilverreiger en lepelaar, plus grote aantallen rotganzen, wulpen en zilverplevieren. Onder meer; altijd onder meer. Waarna we, terug op Goeree, afsloten aan het Volkerak, waar we tussen de kuif- en tafeleenden diverse toppers vonden.
Waarna we in kleine kring nog even doorgingen met zomaar een rondje oostelijk Overflakkee, waarbij we onder andere het schone Ooltgensplaat bezochten, blauwe kiekendief, sperwer en kramsvogel aan de daglijst konden toevoegen en tenslotte nog een blik wierpen over de voormalige slikken van de Hellegatsplaten. Het zijn zulke laatste momenten van een rijk gevulde dag, als het late middaglicht langzaamaan begint plaats te maken voor beginnende avondschemer en als niets meer hoeft omdat je al zoveel gezien hebt, die soms nog de meest hardnekkige herinneringen nalaten.

12 februari 2017







Geen opmerkingen:

Een reactie posten