maandag 20 juni 2016

Er gaat niets boven …

Het was weer een model-excursie: met vogelwacht Utrecht naar Groningen. Met een voorafje in Overijssel: in de Weerribben nabij het illustere Muggenbeet. Mooi stukje laagveenmoeras met enerzijds de klassieke combinatie van broekbossen, petgaten en rietoevers, en anderzijds hedendaagse onder water gezette graslanden met plassen en slikken, rietlanden en drassige vegetatie, en volop geoorde futen, als knuffeltjes zo lief. Tot vlakbij zaten ze, moeders met kind op hun rug, prachtig. En klein waterhoen. Al toen we kwamen aanlopen hoorde ik hem roepen. Later hoorden we hem allemaal, mooi luid en dichtbij. Daar liet hij het bij, te zien kregen we hem niet, maar we waren tevreden want zo vaak krijg je niet de kans het kwaken van klein waterhoen te beluisteren, want zeldzaam, en in principe natuurlijk meer een nachtelijke vogel. Vooraf was ik dan ook niet helemaal overtuigd van het succes van de onderneming, al wordt deze ook geregeld overdag gehoord.

In Groningen een nieuwe plasdrassituatie bezocht: het Dannemeer, ‘onder de rook’ van Slochteren. Het is inmiddels een bekend concept: men zet, eventueel na wat graafwerkzaamheden, een stuk land onder water en na verloop van tijd heb je slikjes, drassige vegetatie, rietvelden en ondiepe wateren waar het barst van de vogels. In Groningen hebben ze er een handje van maar ook elders in het land wordt deze combinatie van natuur en waterbouw toegepast. Grootste gemene deler van deze ‘nieuwe natuur’ zijn de geoorde futen. Overal waar aan natte natuur gesleuteld wordt, duiken die op en ook hier in het Dannemeer waren ze weer met tientallen van de partij.Het Dannemeer neemt een beetje de honneurs waar voor het blijkbaar alweer wat verouderde Zuidlaardermeergebied, waar de afgelopen jaren met tientallen witwang- en witvleugelsterns broedden, vogels die voorheen slechts zeer schaarse doortrekkers waren in Nederland. Dit jaar schijnen deze sierlijke moerassterntjes daar echter verdwenen te zijn. Heeft het gebied zijn pioniersjaren alweer achter zich en zijn jeugdige charme verloren? vraag je je af. Maar waar moet het heen, als al die paradijselijke plasdrasjes na enkele jaren alweer verouderd zijn en niet meer voldoen aan de wensen van de soorten die aanvankelijk die charme bepaalden? We kunnen natuurlijk niet eeuwig doorgaan met nieuwe aanleggen.Maar nu dus hier in het Dannemeer de witwangsterns, naar verluidt met meer dan tien nesten, waarvan we er zelf een stuk of zes telden. Prachtige sterntjes zijn dat en als die zich ook zo fraai laten zien als ze vandaag deden, is dat een feestelijke gebeurtenis. Nog feestelijker werd het toen ook nog twee witvleugelsterntjes ten tonele verschenen, misschien nog wel mooier dan de witwangen, bonter gekleurd en minstens zo sierlijk. Zwarte sterns waren er ook, ook heel fraai maar veel minder exclusief. En minimaal vijf steltkluten, ook al zo’n karakteristieke soort voor dit soort nieuwe natuur, waarmee het bepaald niet slecht gaat in Nederland. Met lang niet alles gaat het goed in de natuur, met de vogels in Nederland, maar met sommige dingen wel. Een zwarte ibis: in Nederland al lang niet meer zo zeldzaam als pakweg tien jaar geleden en het wachten is op het eerste broedgeval. Al een paar jaar trouwens. Een speelde er verstoppertje achter de pitruspollen maar liet zich uiteindelijk toch mooi aan ons zien. Tientallen kluten, heel wat kemphanen waaronder fraai uitgedoste mannen die deden vermoeden dat er hier wellicht ook gebroed wordt, een grote groep lepelaars, over paradijs gesproken.


We sloten af met het Fochteloërveen, alvast een stukje op weg naar huis. In de randzone vonden we eerst, achter het bezoekerscentrum, een mooie man grauwe klauwier, die zich overigens maar lastig en vrij sporadisch liet zien. En daarna kraanvogels, ook al zo’n icoon van de nieuwe natuur in Nederland. Sinds alweer meer dan tien jaar hier een nieuwe broedvogel en hij heeft het in die jaren uitstekend gedaan. We zagen er eerst twee in vlucht, weliswaar vrij ver maar toch mooi want indrukwekkend. Daarna zagen we er twee in een akker (idem). En tenslotte zagen we er vanaf de uitkijktoren een midden in het veen, niet veel dichterbij dan de andere maar de ambiance van dat verlaten oerlandschap beneden (in tegenstelling tot hierboven waar de torenkamer deze mooie zomermiddag zwaar overbevolkt was), toonbeeld van oude natuur in Nederland, die gaf deze toch enige meerwaarde.


19 juni 2016

Geen opmerkingen:

Een reactie posten