maandag 11 januari 2016

Dagje Castricum en Texel

Opgejaagd door alle leuke soorten die ook de eerste dagen van het nieuwe jaar weer overal opduiken, besloot ik op weg naar Texel eerst even uit te stappen in Castricum vanwege een fraaie taigaboomkruiper in een buitenwijk aldaar. Je moet immers ook zelf af en toe van al dat leuks iets meepikken. Of niet? (Soms denk ik weleens … Nou ja, laat ook maar, ik zal de lezer maar niet teveel vermoeien met wat ik soms denk.) Zoveel echte familiarissen heb ik nog niet gezien, eigenlijk nog maar één goede: de vogel destijds van Hoogt van ’t Kruis bij Hilversum, en dat was alweer ruim tien jaar geleden dus hij was de kleine moeite meer dan waard. En als het een beetje wilde vlotten zou het me niet meer dan één boot kosten.
En het wilde een beetje vlotten: na drie keer heen en weer fietsen (het is maar een kort laantje) had ik beet en liet de vogel zich prachtig zien. Hij foerageerde van boom tot boom en poseerde af en toe op korte afstand. Alle details waren zichtbaar: sneeuwwitte onderzijde, prominente wenkbrauwstreep en vooral: het juiste trapjeskenmerk. Daarmee was dit mijn beste familiaris (subsp.) ooit, en een van mijn beste familiarissen (spec.).

Maar op Texel geen gejaag, had ik besloten. Ik had me al bijna voorgenomen me te gaan beperken tot de zuidwestelijke kant van het eiland en soorten als zwarte en witbuikrotgans en roodhalsgans maar voor een andere gelegenheid te bewaren, en de snoeiharde zuidwestenwind was bepaald geen aanleiding om van gedachten te veranderen. Weliswaar was je in een mum van tijd in het noorden, maar daarna ... Nou ja, da’s duidelijk. En toen de versnellingskabel van de vouwfiets knapte en ik alleen nog op de grootste versnelling verder kon, toen was de zaak beklonken. Op de grote met windkracht 6 of meer tegen terug, dat was echt geen optie: verder dan halverwege Den Burg ging ik vandaag niet komen. Zwarte en witbuikrotgans en roodhalsgans, die kwamen nog wel een keer.
Ik moet zeggen, ik heb me op dat kleine stukje Texel prima vermaakt. Vooral met het oprapen van nieuwe jaarsoorten, die natuurlijk zoals te verwachten was nog rijkelijk voor handen waren. Als je nog tureluur, bergeend en wulp moet, dan gaat het snel. Dat vind ik altijd een van de leuke bijkomstigheden van een nieuw jaar: dat het elk jaar weer aanleiding is om ook weer eens tijd te besteden aan de gewonere soorten. Bontbekplevieren, zilverplevieren en na enig zoeken ook een paar kanoeten en kluten in de Mokbaai, bijvoorbeeld. Natuurlijk ook bontjes en drieteenstrandlopers, pijlstaarten en een massa grote mantelmeeuwen, maar die had ik al. Een groepje sneeuwgorzen achter een waas van stuivend zand op de Hors. Enkele blauwe kiekendieven ver weg balancerend op de stormwind. Goudplevieren in de polders tussen Den Hoorn en Den Burg. En tussen de kleine zwanen daar (die had ik natuurlijk al) ook twee wilde zwanen. Die blijken op Texel zodanig zeldzaam, dat een regionale Waarneming-admin me een verzoek stuurde om nadere details. Ik snap dat natuurlijk goed, ook zelf admin immers, maar zo’n vraag heeft altijd iets onheilspellends: ze geloven je niet. Altijd goed om ook eens de andere kant van zo’n vraag te ervaren. Later heeft de betreffende admin zijn verzoek overigens ingetrokken, toen hij de vogels ook zelf had gevonden. Toch een leuke ontdekking. Niet alleen landelijke zeldzaamheden tellen.

10 januari 2016

Geen opmerkingen:

Een reactie posten