woensdag 2 april 2014

Chronisch ongeduld

Vanmorgen in de Gagelpolder een mooie, luidruchtige appelvink, dat wil zeggen wat bij appelvink voor luidruchtig moet doorgaan. Ook een prachtige man goudvink, bloedrood temidden van de sneeuwwitte sleedoornbloesem. Een schilderijtje van het ergste soort, poëzie met kleuren. En vanavond zomertijd: we mogen weer na het eten de polder in! Het was een prachtige, heldere lenteavond. In de nieuw vergraven plasdras in de Bethunepolder vier kleine plevieren: begint ergens op te lijken. En helemaal achterin de Veenderij huist sinds kort een cetti’s zanger. In ongeveer een kwartier tijd twee keer horen zingen, wat op zichzelf al een aardig determinatiekenmerk is. Hoe dan ook, het was afdoende. Leuke soort voor hier. Verder nog in de schemer achter Tienhoven een roepende waterral, een knorrende zomertaling tussen de wintertalingen, een stel late grote zilverreigers en een clubje kemphanen. Dat alles op een gewone, doordeweekse dinsdag. Een leuk soort triomf over de dagelijkse sleur.
En ondertussen ben ik naarstig op zoek naar mijn eerste boerenzwaluw van het jaar, die nog maar niet vallen wil.
In deze tijd van het jaar lopen en fietsen vogelaars rond met de ogen op steeltjes en de oren gespitst om voortdurend het universum af te scannen. Tussen witstuitbarmsijs en buidelmees door, in wezen irrelevante passanten (wat die laatste betreft, zomaar ineens opgedoken langs de Haarrijnse plas bij Vleuten, had ik nog even hoop dat het blijvertjes zouden zijn want de plek leek er uitermate geschikt voor maar helaas: vanmorgen alweer spoorloos), zijn we ongeduldig op zoek naar de eerste tjiftjaf, of de eerste zwartkop, de eerste fitis enzovoorts. Heb je eindelijk je fitis binnen, zit je alweer te wachten op je eerste rietzanger. Heb je die, vraag je je intussen af waar toch de boerenzwaluw blijft. Zo gaat dat het hele voorjaar lang, van gierzwaluw naar karekiet naar grasmus naar spotvogel. Telkens vier je een klein feestje, maar telkens volgt op dat feestje nieuw ongeduld. En waarom eigenlijk? Met enig geduld krijg je ze heus allemaal wel te zien. Hoef je helemaal je best niet voor te doen, hoef je je helemaal niet voor te haasten. Een week verder en het land zit er vol mee. Waarom dan toch al die moeite om zo’n eerste boerenzwaluw te vinden terwijl die er blijkbaar nog niet is? Waarom niet gewoon over een week nog eens proberen? Want dan is-ie er gegarandeerd.
Chronisch ongeduld: typische afwijking van de vogelaar. Een van de vele.
Ook vandaag niet gelukt trouwens. Morgen weer proberen dan maar.

1 april 2014

Geen opmerkingen:

Een reactie posten