dinsdag 8 oktober 2013

Een beknopte geschiedenis van Texel

Eén keer, vertelde ik Harriët, hoefde je de boot niet eens af voor een toptwitch: zwarte zeekoet zat vlak langs de zuidelijke pier van de veerhaven en was bij aankomst vanaf de boot zichtbaar. Je kon dus zo weer mee terugvaren.
Omdat Harriët ook wel weer eens naar Texel wilde, hadden we dit keer een weekendje met zijn tweeën gepland. Bed & Breakfast in Den Burg en anderhalve dag lekker het eiland rond fietsen. Vanaf de veerhaven reden we langs de Petten, langs de Mokbaai en langs de Geul naar de Horsmeertjes. Een wandeling door de Kreeftepolder en terug langs het oostelijke Horsmeertje bracht ons langs het duintje van waaraf ik enkele jaren geleden mijn eerste brilzee-eend mocht aanschouwen, aanvankelijk slapend maar daarna ook enthousiast baltsend met een vrouwtje eider. Later, nabij Den Hoorn, passeerden we het dijkje waar vorig jaar een steppeklapekster zat. Het lag er verlaten bij nu; geen auto’s in de berm van de weg, geen kolonne van vogelaars die met telescoop op de schouder het weggetje in trekken. En kijk, daar was het weggetje waar ooit, nog niet zo heel lang geleden, die kaspische plevier zat. Ook dat lag er nu verloren bij. Nutteloos, geen enkel ander doel dan de herinnering aan die kasp, zo prachtig in één beeld met een amerikaanse goudplevier.
Na even onze B&B voor vanavond te hebben aangedaan ging het richting De Koog. Even ten noorden van De Koog kwamen we langs de plek waar ik vorig jaar een siberische boompieper dipte. Het stukje bos hier langs de weg herinner ik me nog goed, evenals de zandpaadjes tussen bomen en kreupelhout door waarover ik toen telkens weer het bos doorkruiste. Vergeefs: vogel was gevlogen. Verderop een gelukkiger herinnering: daar was het paadje naar de plek van de daurische klauwier twee jaar geleden. En daar ergens was trouwens ook de plek van die geweldige zomerkleed kaspische plevier een paar jaar terug. Oei wat een vogel was dat! Zo’n vogel waar je ook jaren later nog weleens over praat, met het gevaar iemand weer voor even erg ongelukkig te maken.

Geen vogels van betekenis dit weekend op Texel. Het eiland was een beetje het zwarte gat van Nederland, wat dat betreft. Overal elders leuke soorten, maar niets op Texel momenteel. Al dagen niet. We moesten het doen met het gewonere spul, met allerlei soortjes die weliswaar bij ons thuis allerminst alledaags zijn, maar die je op Texel meestal wel tegenkomt. Ach, voor een keertje is dat helemaal niet erg. En intussen ligt het eiland langzamerhand geplaveid met herinneringen aan bijzondere vogels in het verleden. Overal plekken die telkens weer zo’n herinnering oproepen, telkens weer een geweldige vogel op het netvlies projecteren. Echo’s van de glorieuze geschiedenis van het eiland.

Zondagochtend waren we onder andere bij Dijkmanshuizen: in al die jaren goed voor amerikaanse wintertaling, ross gans en één keer tegelijkertijd liefst poelruiter, kleine geelpootruiter en als klap op de vuurpijl een langs vliegende roodstuitzwaluw, een van de vele nieuwe soorten die ik in vele jaren aan het eiland te danken heb. We kwamen door Oudeschild waar we jaren geleden alweer allemaal naartoe moesten voor een vermeende zwarte spreeuw die het uiteindelijk niet gehaald heeft. Een mooi beest was het, en een opvallend beest, maar of het inderdaad een zwarte spreeuw was, blijft voor altijd de vraag.
Eindigen we met de plek waar ik een aantal jaar geleden met velen een zwartkeellijster mocht bewonderen, bij de NIOZ-gebouwen vlak bij de veerhaven. Het was een mooi besluit van een zonovergoten weekend op Texel. Aan het weer heeft het niet gelegen.


6 oktober 2013

Geen opmerkingen:

Een reactie posten